ECLI:NL:RBGEL:2019:2020

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 mei 2019
Publicatiedatum
10 mei 2019
Zaaknummer
05/881116-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot harddrugs

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 8 mei 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte, geboren in 1997 en woonachtig in Apeldoorn, werd samen met een medeverdachte beschuldigd van het telen, verkopen en voorhanden hebben van harddrugs, waaronder MDMA en cocaïne, in de periode van 1 april 2018 tot en met 17 september 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel, onder andere door observaties, tapgesprekken en getuigenverklaringen. De verdachte werd op 18 september 2018 samen met de medeverdachte aangehouden, waarbij bij hen aanzienlijke hoeveelheden drugs en contant geld in beslag zijn genomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en de medeverdachte in nauwe samenwerking hebben gehandeld en dat er sprake was van medeplegen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 220 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uur. Tevens werd een bedrag van € 510,00, dat in beslag was genomen, verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/881116-18
Datum uitspraak : 8 mei 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , [woonplaats]
raadsman: mr. D.L.A.M. Pluijmakers, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 22 februari 2019 en 24 april 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 17 september 2018, in de gemeente Apeldoorn, althans (in ieder geval) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en/of
tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of methamfetamine en/of
amfetamine en/of (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval een middel vermeld op lijst 1 bij de Opiumwet, zijnde (telkens) MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of methamfetamine en/of amfetamine en/of cocaïne, een middel(len) als vermeld op lijst 1 behorende bij de Opiumwet, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 18 september 2018, in de gemeente Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 250 gram (661 pillen) van een materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of methamfetamine en/of amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of methamfetamine en/of amfetamine en/of ongeveer 26 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of methamfetamine en/of amfetamine en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat er geen direct bewijs is dat verdachte gehandeld zou hebben in verdovende middelen. Uit de observaties blijkt niet dat er een drugsdeal zou hebben plaatsgevonden. De getuigen waarvan in eerste instantie het vermoeden was dat zij belastend hadden verklaard, blijken dit niet te hebben verklaard en hebben louter ontlastend verklaard. Tenslotte zijn de tapgesprekken niet zodanig dat geen andere conclusie mogelijk is dan dat deze over verdovende middelen gaan en verdachte hierin zou hebben gehandeld. Er is geen sprake van medeplegen.
Gelet op het voorgaande dient verdachte van feit 1 te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 is door de verdediging opgemerkt verdachte niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor hetgeen anderen bij zich hadden dan wel in hun garage hadden. Van medeplegen is geen sprake. Verdachte dient ook van feit 2 te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Op 18 september 2018 zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) samen in een voertuig [2] in Apeldoorn aangehouden. Tijdens de fouillering van [medeverdachte] is bij hem een zakje met meerdere wikkels/ponypacks aangetroffen. [3] In totaal zijn bij [medeverdachte] 15 wikkels met een witte substantie in beslaggenomen en onderzocht (SIN AAJX8985NL.) Deze wikkels bevatten in totaal 5,35 gram van een materiaal bevattende cocaïne. [4] Bij de aanhouding van verdachte is een brokje aangetroffen en onderzocht (SIN AAKO0275NL). Dit brokje is positief getest op hashish. [5]
Op de dag van de aanhouding van verdachte en [medeverdachte] is de schuur bij de woning van [medeverdachte] doorzocht. In de schuur is een hoeveel wit poeder en pillen aangetroffen, in beslag genomen en onderzocht. [6] In totaal ging het om 641 pillen, bevattende in totaal 250,90 gram van een materiaal bevattende MDMA (SIN AAKO0277NL, SIN AAJX8988NL en AAJX8984NL) en 10,46 gram van een materiaal bevattende cocaïne (SIN AAJX8986NL, AAJX8987NL en AAJX8989NL). [7]
Ten slotte is zowel bij verdachte als bij [medeverdachte] geld in beslaggenomen. Bij verdachte ging het om een bedrag van € 510,00 en bij [medeverdachte] ging het om een bedrag van
€ 1.300,00. [8]
In de periode van 7 tot en met 10 september 2018 is de garage/schuur behorende bij de woning van [medeverdachte] ( [adres 2] te [plaats] ) geobserveerd. Uit de camerabeelden komt naar voren dat er in de periode van 7 tot en met 10 september 2018 verschillende korte bezoeken van diverse personen zijn geweest. [9] Daarnaast bevinden zich in het dossier vele tapgesprekken, gevoerd (ook door verdachtes hierna genoemde telefoonnummer) met het telefoonnummer van [medeverdachte] , waarin onder meer wordt gesproken over “bigga”, “stenen”, “snoepjes” en mensen die een “hele”, een “(pure) halve” of “snoepjes (al dan niet met BOOM erop; toevoeging rechtbank)” willen. [10]
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte] heeft gehandeld in harddrugs. De rechtbank komt hiertoe omdat bij [medeverdachte] bij zijn aanhouding een hoeveelheid cocaïne is aangetroffen, in de garage/schuur van zijn woning een grote hoeveelheid cocaïne en Xtc-pillen (met opdruk “BOOM”) is aangetroffen, er bij zijn garage/schuur meerdere mensen voor korte duur zijn gezien en de zeer vele kortdurende tapgesprekken zich niet anders laten uitleggen dan dealercontacten. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of [medeverdachte] samen met verdachte heeft gehandeld in harddrugs.
Op 6 september 2018 om 18:16:12 uur werd gezien dat verdachte en NNM2 samen de garage van de woning van [adres 2] te [plaats] binnenliepen. Om 18:27:45 uur liep verdachte de garage weer uit. Op 7 september 2018 om 15:33:51 uur kwam er een personenauto met kenteken [kenteken] aanrijden. Deze auto werd bestuurd door verdachte en NNM6 was de passagier. Om 15:34:23 uur liep verdachte de garage binnen. Om 15:36:26 kwam verdachte naar buiten lopen en reed samen met NNM6 weer weg. Ook op 8 september 2018 is verdachte korte tijd, namelijk voor 5 minuten, bij de garage van [medeverdachte] geweest. [11]
Verdachte heeft verklaard dat [telefoonnummer 1] zijn nummer is. [12] Dit telefoonnummer is getapt. In de periode van 16 augustus 2018 tot 10 september 2018 heeft dit telefoonnummer in totaal 1520 contact gehad met verschillende telefoonnummers. [13]
Verdachte heeft veelvuldig telefonisch contact met [medeverdachte] die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [14]
Op 24 augustus 2018 om 16:40 uur belt verdachte naar [medeverdachte] . Verdachte vraagt aan [medeverdachte] : “oke hoelang kan je bij garage zijn dan”. [medeverdachte] zegt: “He, uhh met 1 minuut of 2 minuten, ..ntv..”. Verdachte zegt: “ oke, ik sta wel achter ja”. [15]
Op 25 augustus 2018 om 22:23:48 uur belt [medeverdachte] naar verdachte en vraagt: “Jo, kan je 1 bigga meenemen voor mij.” Verdachte zegt: “jawel man. Ik pak.” [medeverdachte] zegt: “ja ik ga zelf wel”. [16]
Op 31 augustus 2018 om 16:23:45 uur belt verdachte naar [medeverdachte] en vraagt: “Had je spullen bij je”. [medeverdachte] zegt: “uhh bijna niets man”. “Ik heb drie en 1 bij me”. [17]
Op 1 september 2018 heeft verdachte het in een telefoongesprek over “bigga” en in een ander telefoongesprek die dag over “snoepjes”. [18]
Op 2 september 2018 om 1:11:46 uur belt verdachte naar [medeverdachte] en zegt: “Ik ga naar de stad maar er is iemand wil mij payen en hij wilt iets nog iets. Dus kan je hem niet ff helpen dan”. (…) “Maar er iemand hij wilt je weet toch … die stenen …” “en hij moet nog payen en hij wilt nieuwe en hij is om drie uur pas in Apeldoorn”. (...) “Maar ik kan, oke, maar anders kan ik kan ook naar jou toe laten komen snap je want sowieso uhh ja die spul ligt bij jou toch. Ennuh ik kan hem ook naar jou toe laten komen toch die stenen”. “Ja je weet waar het ligt”. [medeverdachte] zegt: “nee”. Verdachte zegt: “alle rechtse kastje”. [19]
Diezelfde dag om 1:25:16 uur belt [medeverdachte] naar verdachte en verdachte vraagt: “jo, waar ben je nu dan ga jij nu of hij”. [medeverdachte] zegt: “Dinges gaat”. Verdachte zegt: “die spul ligt bij jou garage he”. [medeverdachte] zegt: “Ja ik weet he moet ik aan hem geven toch”. [20]
Op 25 augustus 2018 geeft verdachte in een telefoongesprek aan dat hij iets aan het maken is, bij [bijnaam] in de garage. [21] Op 27 augustus 2018 vraagt verdachte aan [medeverdachte] : kan ik in je garage komen? [22] Op 30 augustus 2018 zegt verdachte in een telefoongesprek dat hij even wat moet pakken uit [bijnaam] zijn garage. [23] Op 14 september 2018 zegt verdachte in een telefoongesprek dat hij nu bij [bijnaam] in De Maten is. [24]
Naar het oordeel van de rechtbank staat op basis van onder meer deze telefoongesprekken vast dat met “ [bijnaam] ” [medeverdachte] bedoeld wordt.
De getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat hij nu (
rechtbank: vanaf 26 september 2018) weer zes maanden cocaïne gebruikt. [getuige 1] herkent verdachte van een getoonde foto. Hij heeft de afgelopen zes maanden de cocaïne bij verdachte gekocht, in totaal voor een bedrag van € 700,00. [25]
De getuige [getuige 2] heeft bij de politie verklaard dat zij woont aan de [adres 3] te [plaats] . Zij gebruikt al langer dan 20 jaar drugs. [naam] is haar vriend. [getuige 2] herkent verdachte van een getoonde foto. Verdachte is haar vaste dealer. Zij heeft sinds een jaar, half jaar contact met hem. Hij kwam elke dag en op en goede dag wel meerdere keren. [26]
Op 5 april 2018 stapte verdachte blijkens een observatieverslag als passagier uit een personenauto. Hij ging vervolgens de woning aan de [adres 3] te [plaats] binnen en kwam na enkele minuten weer naar buiten. [27] Op 14 september 2018 werd gezien dat verdachte in een rode Ford Ka ging zitten naast afnemer [naam] . Na een kortstondig contact stapte verdachte weer uit. [28] Dergelijke korte contact vallen naar het oordeel van de rechtbank, in het licht van de hiervoor omschreven omstandigheden, te duiden als drugsgerelateerde contacten.
Verdachte noemt op 2 september 2018 in een tapgesprek het adres [adres 3] , met de mededeling aan zijn gesprekspartner: “neem 5 appeltjes mee, ze geven je 2 barkie. Zet gewoon die waggie iets verderop, loop gewoon naar die deur. Hoe lang kan je er zijn, doe 8 minuten”. [29]
Naar het oordeel van de rechtbank gaat het hier om het adres van voormelde getuige [getuige 2] en betreft het hier een drugsgerelateerd gesprek.
Ten aanzien van de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] merkt de rechtbank dat de verklaringen die zij bij de politie hebben afgelegd, concreet en specifiek zijn en worden ondersteund door de hierboven genoemde bewijsmiddelen. De rechtbank zal deze getuigen om die reden houden aan de verklaringen die zij hebben afgelegd bij de politie en die verklaringen gebruiken als belastend bewijs tegen verdachte. Dit is op deze wijze mogelijk, omdat het bewijs tegen verdachte niet in overwegende mate op deze getuigenverklaringen steunt.
Ten aanzien van feit 1
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] in harddrugs heeft gehandeld. Uit de bewijsmiddelen volgt dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte heeft in een respectievelijke korte periode zeer veel telefonische contacten gehad, waarvan diverse contacten met [medeverdachte] zijn geweest. Op basis van de inhoud van de telefonische contacten tussen verdachte en [medeverdachte] is de rechtbank van oordeel dat deze gesprekken drugsgerelateerd waren. Daarnaast werd verdachte ook bij de garage van [medeverdachte] gezien, waar ook verschillende mensen werden gesignaleerd voor kortdurende bezoeken en aan de [adres 3] te [plaats] waar afnemer [getuige 2] woonachtig is. Verdachte had bovendien (nagenoeg) onbelemmerd toegang tot de garage van [medeverdachte] en ontplooide daar ook activiteiten. Ten slotte hebben de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] verklaard bij verdachte harddrugs te hebben gekocht.
Ten aanzien van de periode gaat de rechtbank uit van de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] dat zij in ieder geval gedurende een half jaar harddrugs bij verdachte hebben gekocht. Om die reden zal de ten laste gelegde periode worden ingekort van 1 april 2018 tot en met 17 september 2018.
De rechtbank overweegt dat het alternatief scenario dat verdachte pas ter terechtzitting naar voren heeft gebracht, dat hij shisha tabak zou hebben verkocht in plaats van harddrugs, niet aannemelijk is geworden, helemaal niet omdat verdachte bij de rechter-commissaris het nog heeft over sigaretten en vloeitjes en niet over shisha tabak.
Ten aanzien van feit 2:
Gelet op het vorenstaande – in onderlinge samenhang bezien – is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 18 september 2018 tezamen en in vereniging met [medeverdachte] een hoeveelheid cocaïne en Xtc-pillen voorhanden heeft gehad. In tegenstelling tot de verdediging is naar het oordeel van de rechtbank wel sprake van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking en derhalve van medeplegen. Hierbij is het volgende van belang, waarbij de hiervoor bij feit 1 weergegeven bewijsmiddelen en –overwegingen als herhaald en ingelast moeten worden beschouwd.
Op 18 september 2018 zijn verdachte en [medeverdachte] samen aangehouden. Bij [medeverdachte] zijn 15 wikkels met cocaïne aangetroffen. In de schuur bij de woning van [medeverdachte] is nog meer cocaïne en een grote hoeveelheid Xtc-pillen aangetroffen. Ten slotte is hiervoor bewezen verklaard dat verdachte samen met [medeverdachte] van 1 april tot en met 17 september 2018 in harddrugs hebben gehandeld. Ondanks dat de cocaïne en de Xtc-pillen op 18 september 2018 niet feitelijk in de machtssfeer bij verdachte zijn aangetroffen, heeft verdachte wel een essentiële rol gehad bij het verhandelen van de harddrugs in de voorafgaande periode. Hiermee heeft verdachte een substantie bijdrage gehad aan het tenlastegelegde en is sprake van medeplegen.
Van de tenlastegelegde amfetamine zal verdachte partieel worden vrijgesproken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 1 april 2018 tot en met 17 september 2018, in de gemeente Apeldoorn,
althans (in ieder geval) in Nederland,tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,(telkens) opzettelijk heeft
geteeld en/ofbereid
en/of bewerkt en/of verwerkt en/ofverkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
(een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA
en/of
tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of methamfetamine en/of
amfetamineen/
of (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne
, in elk geval een middel vermeld op lijst 1 bij de Opiumwet,zijnde (telkens) MDMA en/
of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of methamfetamine en/of amfetamine en/ofcocaïne,
eenmiddel
(len
)als vermeld op lijst 1 behorende bij de Opiumwet, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
of omstreeks18 september 2018, in de gemeente Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 250 gram (661 pillen) van een materiaal bevattende MDMA
en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of methamfetamine en/of amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of methamfetamine en/of amfetamineen
/of ongeveer 26 gram cocaïne, in elk gevaleen hoeveelheid
van een materiaal bevattendecocaïne,
zijnde MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of methamfetamine en/of amfetamine en/of cocaïne (telkens)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij het bepalen van een eventuele straf rekening te houden met de volgende omstandigheden. Verdachte is voor wat betreft een verdenking van de Opiumwet niet eerder veroordeeld en op basis van de tapgesprekken is enkel bewijs voor de periode augustus 2018 tot en met september 2018. Een gevangenisstraf, gelet op het reclasseringsrapport waarin de schoolgang van verdachte wordt benadrukt, dient niet langer te zijn dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 12 maart 2019;
- een voorlichtingsrapportage van Iriszorg, gedateerd 14 december 2018;
- een aanvullend reclasseringsadvies van Tactus Verslavingszorg, gedateerd 17 april 2019.
De verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan de handel in en het voorhanden hebben van harddrugs. Door het handelen in harddrugs is de verdachte mede verantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van verdovende middelen veroorzaken en de verschillende vormen van criminaliteit die met drugshandel gepaard gaan.
Uit een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 12 maart 2019 blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van vergelijkbare strafbare feiten.
Uit het aanvullende reclasseringsadvies van 17 april 2019 komt naar voren dat de reclassering op 14 december 2018 er positieve ontwikkelingen op het gebied van het volgen van onderwijs en het hebben van een toekomstperspectief zijn. Verdachte volgt sinds begin 2019 een niveau één opleiding, zorg en dienstverlening aan het ROC Aventus te Apeldoorn. Een dergelijke gevangenisstraf zal de motivatie voor het continueren van de schoolgang niet bevorderen. De reclassering is van mening dat het huidige gedrag gestimuleerd moet worden en doorgang moet kunnen vinden. Het volgen van een opleiding kan gezien worden als een beschermende factor en biedt de mogelijkheid om een andere wending te geven aan zijn leven. Een studie biedt daginvulling en een diploma biedt mogelijkheden tot de arbeidsmarkt. Het risico op recidive kan niet worden ingeschat. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Gelet op het vorenstaande, de ernst van de feiten en de bewezenverklaarde periode, de jonge leeftijd van verdachte, rekening houdend met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, de omstandigheid dat verdachte geen relevante justitiële documentatie heeft en dat hij een positieve ontwikkeling doormaakt op het gebied van scholing, ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie en dezelfde straf op te leggen als bij de medeverdachte [medeverdachte] . De rechtbank zal een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Het onvoorwaardelijke deel zal gelijk zijn aan de tijd die verdachte in voorlopig hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast zal de rechtbank een forse taakstraf op leggen.
De rechtbank zal het geschorste bevel van de voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.
7a. Ten aanzien van het beslag
Onder verdachte is € 510,00 in beslaggenomen. Dit is naar het oordeel van de rechtbank vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het geldbedrag geheel of grotendeels door middel van de onder (1 en 2) bewezenverklaarde feiten is verkregen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
220 (tweehonderd twintig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
120 (honderdtwintig)dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 een taakstraf gedurende
200 (tweehonderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen;

heft ophet geschorste bevel tot
voorlopige hechtenis;

verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van € 510,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei (voorzitter), mr. S.C.A.M. Janssen en
mr. B.F.M. Klappe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 mei 2019.
Mr. Klappe is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, basisteam Apeldoorn, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2018261186, gesloten op 2 november 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal relaas, p. 16.
3.Het proces-verbaal van aanhouding van [medeverdachte] , bijlage 1, blad 1 (persoonsdossier [medeverdachte] ).
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 296, het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 305 en 306 en het rapport NFI d.d. 18 oktober 2018, bijlage 11 (persoonsdossier [medeverdachte] ).
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 295 en het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen,
6.Het proces-verbaal van bevindingen / inbeslagneming, p. 258 en 259.
7.Het proces-verbaal van bevindingen / inbeslagneming, p. 258 en 259, het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 301 e.v., het proces-verbaal NFident, bijlage 11 en de Rapporten van het NFI van 18 oktober 2018, bijlage 11 (persoonsdossier [medeverdachte] ).
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 295 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 297.
9.Het proces-verbaal relaas, p. 16.
10.De uitwerking van de tapgesprekken, p. 148 t/ p. p. 238.
11.Het proces-verbaal van bevindingen cameraobservatie 7 tot 10 september, p. 243 en 245.
12.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, bijlage 7, blad 2.
13.Het proces-verbaal tapanalyse 6630, p. 59.
14.Het proces-verbaal van verdenking [medeverdachte] , p. 52.
15.Het tapgesprek van 24 augustus 2018, p. 84.
16.Het tapgesprek van 25 augustus 2018, p. 100.
17.Het tapgesprek van 31 augustus 2018, p. 105.
18.Tapgesprekken van 1 september 2018, p. 67 en 68.
19.Het tapgesprek van 2 september 2018, p. 106.
20.Het tapgesprek van 2 september 2018, p. 92.
21.Het tapgesprek van 25 augustus 2018, p. 96.
22.Het tapgesprek van 27 augustus 2018, p. 89.
23.Het tapgesprek van 30 augustus 2018, p. 91
24.Het tapgesprek van 14 september 2018, p. 121.
25.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , p. 355.
26.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 336.
27.Het proces-verbaal van verdenking, p. 38.
28.Het proces-verbaal afnemer [naam] , p. 353.
29.Tapgesprek van 2 september 2018, p. 119.