ECLI:NL:RBGEL:2019:1946

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 mei 2019
Publicatiedatum
7 mei 2019
Zaaknummer
05/880283-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van een minderjarig kind door de moeder met voorbedachten rade

Op 7 mei 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 27-jarige vrouw uit Apeldoorn, die werd beschuldigd van mishandeling van haar 14 maanden oude dochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw in de periode van 4 januari 2017 tot en met 12 december 2017 haar dochter meermalen heeft mishandeld, waaronder het knijpen in haar wangen, het slaan in haar gezicht en het vastbinden van haar armen. Op 13 december 2017 heeft de vrouw haar dochter in haar gezicht geslagen en haar vastgebonden met haar armen op de rug, waarna zij haar zo heeft achtergelaten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw met voorbedachten rade heeft gehandeld, gezien de dreigementen die zij eerder had geuit via WhatsApp naar de vader van het kind. De psycholoog heeft bij de vrouw een ziekelijke stoornis vastgesteld, wat de rechtbank heeft meegewogen in de strafoplegging. De vrouw is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, geheel voorwaardelijk, met een taakstraf van 120 uren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/880283-18
Datum uitspraak : 7 mei 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1992 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
raadsman: mr. W.L.M. Fleuren, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 april 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 13 december 2017 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan haar kind [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] ) opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk:
- meerdere malen, althans tenminste eenmaal (met kracht) in/op/tegen het gezicht, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- de armen van die [slachtoffer] achter het lichaam heeft vastgebonden en haar tenminste gedurende enkele uren zo heeft laten liggen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
zij op of omstreeks 13 december 2017 te Apeldoorn, met voorbedachten rade haar kind, te weten [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] ) heeft mishandeld door
- ( met kracht) in de wangen, althans in het gezicht van die [slachtoffer] te knijpen en/of
- meerdere malen, althans tenminste eenmaal (met kracht) in/op/tegen het gezicht, althans het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of
- de armen van die [slachtoffer] vast te binden achter het lichaam en haar tenminste enkele uren zo te laten liggen;
2.
zij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 januari 2017 tot en met 12 december 2017 te Apeldoorn haar kind, te weten [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] ), heeft mishandeld door
- in/op/tegen de vingers en/of het gezicht, althans het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of te knijpen,
- op/tegen/aan het lichaam van die [slachtoffer] te duwen en/of te trekken;
- met kracht een lepel, althans hard voorwerp, in de mond van die [slachtoffer] te duwen en/of te stoppen;
3.
zij op of omstreeks 13 december 2017 te Apeldoorn, opzettelijk, [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] ) zijnde verdachtes dochter, tot wiens onderhoud, verpleging en/of verzorging verdachte krachtens wet of overeenkomst verplicht was, toen aldaar die [slachtoffer] in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten, immers heeft verdachte met dat opzet:
- die [slachtoffer] in de box en/of ledikantje gelegd en/of
- de armen van die [slachtoffer] achter het lichaam vastgebonden met luierdoeken, uit welke greep zij niet zelf los kon komen en/of
- die [slachtoffer] tenminste gedurende enkele uren zo in de box en/of ledikantje laten liggen, zulks terwijl die [slachtoffer] gedeeltelijk van verdachte afhankelijk was voor haar opvoeding en verzorging;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt het onder 1 primair, onder 2 en onder 3 feit zoals tenlastegelegd. De handelwijze van verdachte moet worden gekwalificeerd als met voorbedachten rade gepleegd, op grond van de WhatsApp gesprekken met aangever in de periode voorafgaand aan 13 december 2017 en op de dag zelf.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat het onder 1 primair ten laste gelegde feit niet bewezen kan worden. Verdachte heeft geen (voorwaardelijk) opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Mocht de rechtbank tot de conclusie komen dat er sprake is van mishandeling in de zin van artikel 300 lid 1 Sr dan kan in elk geval haar handelen niet gekwalificeerd worden als met voorbedachten rade gepleegd. Van dit bestanddeel dient verdachte dan ook vrijgesproken te worden. Verder heeft verdachte verklaard dat zij haar dochter een pets heeft gegeven op haar mondje, maar dit zijn geen stompen geweest. Ook betwist zij dat ze de armen van haar dochter heeft vastgebonden voor enkele uren. Volgens verdachte heeft zij haar dochter ingebakerd vastgelegd voor een half uur of drie kwartier.
Ten aanzien van het tweede ten laste gelegde feit kan naar de mening van de raadsman niet bewezen worden dat verdachte haar dochter in de genoemde periode heeft geslagen of haar een lepel in de mond heeft geduwd of gestopt. Ten aanzien van het derde ten laste gelegde feit kan er geen sprake zijn van opzettelijk in een hulpeloze toestand brengen of laten en verdachte dient daarom hiervan te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Vaststaande feiten
Verdachte is de moeder van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] en zij woonde in de in de tenlastelegging genoemde periode met haar dochter en partner, aangever [slachtoffer] , in Apeldoorn. [2]
Feiten 1 en 3
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 13 december 2017 omstreeks 8.00 uur een berichtje van zijn partner (verdachte) kreeg. Daarin stond:
‘ik heb geen shag, dat moet ik hebben anders ga ik je kind slaan’. Vervolgens kreeg hij een foto toegestuurd waarop hij zag dat zijn dochter [slachtoffer] , 14 maanden oud, op haar zij in haar ledikant lag met haar handen op haar rug gebonden. Op het matras zag hij bloedvlekken. Hij heeft zijn buurman gevraagd polshoogte te nemen bij verdachte en hun dochter. Na zijn werk is aangever om 16:30 uur naar huis gegaan en trof daar zijn dochter in bed aan met het gezicht richting de muur.De lippen rond haar mond waren gescheurd en ze zat onder het bloed. [3]
Verdachte heeft verklaard dat zij op 13 december 2017 rond half 8 ’s ochtends erachter kwam dat er niets was te roken in huis en dat ze gefrustreerd raakte dat aangever dat niet voor haar had achtergelaten. [slachtoffer] was aan het huilen en wilde niet eten. Ze heeft haar toen uit frustratie hard bij haar wangen vast gepakt en een pets op haar mondje gegeven met de achterkant van haar hand, waardoor [slachtoffer] een tandje door de lip kreeg en meteen begon te bloeden. Toen [slachtoffer] niet rustig wilde worden heeft verdachte haar vastgelegd met twee hydrofiele luiers. Daarvan heeft ze een foto gemaakt en gestuurd naar aangever, om hem zo te dwingen om naar huis te komen. [slachtoffer] heeft geprobeerd zich uit de doeken te wurmen.
Op 19 december 2017 is [slachtoffer] op het consultatiebureau geweest voor controle. Hierbij werden enkele blauwe plekken gezien op de weke delen naast haar mond op beide wangen. [4]
De rechtbank overweegt als volgt. Poging tot zware mishandeling kan worden bewezen indien verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen terwijl de uitvoering ervan niet is voltooid. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, in dit geval zwaar lichamelijk letsel, is aanwezig indien verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden. Of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Verdachte heeft [slachtoffer] –die nog geen 16 maanden oud was- hard in haar wangen geknepen en met de achterkant van haar hand een pets gegeven, waardoor zij een bloedlip opliep. Naar algemene ervaringsregels kan het slaan met een vlakke hand niet zonder meer een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel opleveren. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
Wel acht de rechtbank bewezen dat verdachte door [slachtoffer] op 13 december 2017 meerdere keren in haar wangen te knijpen, in haar gezicht te slaan en vervolgens met de armen achter het lichaam vastgebonden enige tijd in haar ledikantje te laten liggen heeft mishandeld, zoals onder 1 subsidiair is ten laste gelegd.
Voor een bewezenverklaring van een mishandeling met ‘voorbedachten raad’ moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of genomen besluit en dat zij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat zij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap kon geven. De rechtbank overweegt hierover als volgt. Op 4 oktober 2017 stuurde verdachte een soortgelijk WhatsApp-bericht als het bericht op 13 december 2017 naar aangever omdat er ook toen niets te roken in huis was. Ze dreigde met de woorden:
‘Kind is de lul vanavond’. [5] Verder bevat het strafdossier WhatsApp-gesprekken van oktober en november 2017 [6] waaruit kortgezegd blijkt dat verdachte zich ergert aan haar kind omdat ze vervelend zou zijn. Verdachte deed uitspraken tegen aangever zoals:
‘ik ram der zo wel wakker’. [7] Dan volgt op 13 december 2017 weer een soortgelijk gesprek met aangever dat uitloopt op de daadwerkelijke mishandeling van [slachtoffer] . [8]
Aangenomen kan worden dat verdachte op die dertiende december boos en opgefokt was. Uit het voorgaande volgt echter dat verdachte meerdere keren heeft gedreigd geweld te gebruiken tegen haar kind als drukmiddel om haar zin te krijgen. Op 13 december 2017 is het op een daadwerkelijke mishandeling uitgelopen. Dit duidt niet op een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Bovendien is het tijdsverloop tussen de berichten waarin verdachte rond 7.30 uur eerst dreigt en vervolgens om 8.00 uur laat weten dat zij [slachtoffer] heeft geslagen zodanig, dat verdachte de tijd heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Er is dan ook sprake van mishandeling met voorbedachten raad.
Uit de hiervoor aangehaalde verklaringen leidt de rechtbank voorts af dat verdachte haar bijna 16 maanden oude dochter in hulpeloze toestand heeft gebracht door haar met haar armen op de rug vast te binden en in haar ledikant te laten liggen en vervolgens naar haar buurman te gaan. [slachtoffer] was op dat moment geheel hulpbehoevend en afhankelijk van verdachte, die als haar moeder op grond van de wet verantwoordelijk was voor onderhoud en verzorging van [slachtoffer] . De rechtbank is daarom van oordeel dat ook het onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende komen vast te staan dat [slachtoffer] ten minste enkele uren met haar armen op de rug gebonden heeft gelegen. De verklaringen van verdachte en aangever lopen op dit punt te zeer uiteen. Dat, zoals verdachte heeft verklaard, slechts sprake was van inbakering, waarbij de armen langs het lichaam zijn gebonden, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Niet alleen gelet op de leeftijd van [slachtoffer] maar ook op de wijze waarop de “inbakering” heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat het beeld van [slachtoffer] zoals dat op de foto is vastgelegd en waarbij haar armpjes op de rug zijn gebonden niet overeenkomt met de wijze waarop zij [slachtoffer] heeft “ingebakerd”. Het is echter verdachte zelf geweest die de foto heeft gemaakt en die foto is – gelet op het moment van toesturen aan aangever – bovendien gemaakt kort nadat verdachte [slachtoffer] met bebloede lippen in het ledikantje heeft gelegd. .
Feit 2
Aangever heeft verklaard dat [slachtoffer] wel vaker, voor 13 december 2017, blauwen plekken in haar gezicht had en dat de huisarts van [slachtoffer] daarvan op de hoogte is gesteld. [9] Verdachte ging hardhandig met [slachtoffer] om. Ze gaf haar een tik op de vingers als [slachtoffer] haar vingers in haar mond deed. [10]
De moeder van verdachte heeft verklaard dat haar dochter naar haar toe kwam toen [slachtoffer] 7 maanden oud was en zei dat zij [slachtoffer] had geslagen. De moeder van verdachte heeft ook gezien dat verdachte met geweld een lepel in de mond van [slachtoffer] duwde en doorduwde zelfs toen [slachtoffer] begon te schreeuwen en dat daardoor haar tandvlees bloedde. [11]
Op 28 februari 2017 is [slachtoffer] onderzocht op het consultatiebureau en waren er kleine vage blauwe verkleuringen van ongeveer 8 mm groot op haar linker wang te zien. [12]
Verdachte heeft verklaard dat 13 december 2017 niet eerste keer was dat zij [slachtoffer] heeft geslagen. Dat zou gebeurd zijn in de zomer, in augustus, toen [slachtoffer] 1 jaar was. De tik op haar handen was harder dan normaal, waardoor ze begon te huilen. [13]
Gelet op het voorgaande is vast komen te staan dat verdachte [slachtoffer] in de periode tussen 4 januari 2017 tot en met 12 december 2018 heeft mishandeld door op haar vingers te tikken en met kracht een lepel in de mond van [slachtoffer] te duwen en te stoppen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
zij op
of omstreeks13 december 2017 te Apeldoorn, met voorbedachten rade haar kind, te weten [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] ) heeft mishandeld door
- ( met kracht) in de wangen, althans in het gezicht van die [slachtoffer] te knijpen en
/of
-
meerdere malen, althans tenminsteeenmaal
(met kracht) in/op/tegen het gezicht,
althans het lichaam van die [slachtoffer]te slaan
en/of te stompenen
/of
- de armen van die [slachtoffer] vast te binden achter het lichaam en haar
tenminste enkele urenzo te laten liggen;
2.
zij op een of meerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 4 januari 2017 tot en met 12 december 2017 te Apeldoorn haar kind, te weten [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] ), heeft mishandeld door
-
in/op
/tegende vingers en
/ofhet gezicht
, althans het lichaam van die [slachtoffer]te slaan
en/of te stompenen
/ofte knijpen,
-
op/tegen/aan het lichaam van die [slachtoffer] te duwen en/of te trekken;
- met kracht een lepel, althans hard voorwerp, in de mond van die [slachtoffer] te duwen
en/of te stoppen;
3.
zij op
of omstreeks13 december 2017 te Apeldoorn, opzettelijk, [slachtoffer] zijnde verdachtes dochter, tot wiens onderhoud,
verpleging en/ofverzorging verdachte krachtens wet of overeenkomst verplicht was, toen aldaar die [slachtoffer] in een hulpeloze toestand heeft gebracht en
/ofgelaten, immers heeft verdachte met dat opzet:
- die [slachtoffer] in
box en/ofhet ledikantje gelegd en
/of
- de armen van die [slachtoffer] achter het lichaam vastgebonden met luierdoeken, uit welke greep zij niet zelf los kon komen en
/of
- die [slachtoffer] tenminste gedurende enkele uren zo in
de box en/ofhet ledikantje laten liggen, zulks terwijl die [slachtoffer] gedeeltelijk van verdachte afhankelijk was voor haar opvoeding en verzorging;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Mishandeling gepleegd met voorbedachten rade, begaan tegen een kind dat zij verzorgt of opvoed als behorend tot haar gezin.
Ten aanzien van feit 2:
Mishandeling gepleegd, begaan tegen een kind dat zij verzorgt of opvoed als behorend tot haar gezin, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3:
Opzettelijk iemand tot wiens onderhoud of verzorging zij krachtens wet of overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand brengen en laten.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met bijzondere voorwaarden, te weten: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname door de Tender, Transfore), beschermd wonen bij Vellertzoom (Iriszorg) of een soortgelijke instelling, meewerken aan afspraken rondom de omgang en begeleiding van [slachtoffer] indien en voor zolang door de reclassering noodzakelijk is geacht, plus dadelijke uitvoerbaarheid van die voorwaarden. Hiernaast heeft de officier van justitie een taakstraf voor de duur van 120 uur gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en dat om die reden kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf, omdat verdachte bereid is om zich aan de voorwaarden te houden. Zij heeft bezwaar tegen het beschermd wonen, vanwege het feit dat zij al geruime tijd zelfstandig woont en weet hoe zij een huishouding moet voeren. Er kan ook vanuit ambulante begeleiding toezicht worden gehouden. Verder heeft de raadsman opheffing van de (geschorste) voorlopige hechtenis verzocht.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en met de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan. Ook is rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij ook is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 27 februari 2019
.
De rechtbank overweegt het volgende. Verdachte heeft haar dochter meermalen mishandeld en haar daarmee in een zeer onveilige situatie gebracht, terwijl uitgerekend zij haar veiligheid had moeten waarborgen. Verdachte heeft [slachtoffer] op 13 december 2017 in haar gezicht geslagen en vastgebonden met haar armen op haar rug en haar zo laten liggen. In de periode daaraan voorafgaand heeft zij haar geknepen en hardhandig geprobeerd te voeden. [slachtoffer] had blauwe plekken en was op momenten ontroostbaar, wat bij verdachte weer leidde tot frustratie. Verdachte wist zich op sommige momenten geen raad met de jonge peuter en heeft nagelaten hulp in te roepen van familie, vrienden of instanties en haar frustratie afgereageerd door geweld tegen haar kind te gebruiken.
Verdachte is op 6 juli 2018 psychologisch onderzocht door drs. W.N. Haasbeek (GZ-psycholoog). Uit het rapport blijkt dat er bij verdachte sprake is van ADHD, een borderline persoonlijkheidsstoornis, antisociale trekken en een stoornis in cannabisgebruik. Hierdoor heeft zij geen mogelijkheid om onlust en frustratie te controleren. Haar kind wees haar in haar beleving af als zij niet wilde eten en haar eten weer uitspuugde. Hierdoor mislukte zij in haar ogen als moeder. Geleid door haar emoties voelde zich alleen maar opgefokt en onmachtig. Ze dwong haar partner om naar huis te komen en haar wat te roken te brengen om haar onrust en onlust te dempen. Haar eigen behoeften en frustraties stonden haar in de weg om een goede moeder te kunnen zijn. De eigen emoties en impulsen van haar kind werden door verdachte als een last en belemmering ervaren waardoor zij gefrustreerd en uitgeput raakte en ‘het niet meer trok’. Het advies is om het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. Verdachte heeft door haar scheefgegroeide persoonlijkheid onvoldoende mogelijkheden om haar directe emoties en impulsen en frustraties te controleren. Een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde een behandeling bij een forensische polikliniek en reclasseringstoezicht zou passend kunnen zijn. De rechtbank zal deze bevindingen overnemen.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 10 april 2019. Er is sprake van een begeleide omgangsregeling tussen verdachte en [slachtoffer] . Sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis vindt ambulante behandeling plaats bij de Tender (Transfore). In verband met spanningen in de huidige relatie verblijft betrokkene sinds enkele weken bij de crisisopvang Vellertzoom van Iriszorg. Het recidiverisico is beperkt tot gemiddeld omdat [slachtoffer] niet meer bij verdachte woont. Het advies is een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname door de Tender, Transfore), beschermd wonen bij Vellertzoom (Iriszorg) of soortgelijke instelling, meewerken aan afspraken rondom de omgang en begeleiding van [slachtoffer] voor zolang en indien door de reclassering noodzakelijk is geacht.
Onder deze omstandigheden en gezien de aard en de ernst van de feiten die bij [slachtoffer] veel leed hebben veroorzaakt, is een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank volgt de eis van de officier van justitie en legt aan verdachte op een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De bijzondere voorwaarden die daarbij worden opgelegd zijn: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling voor en de mogelijkheid tot een eenmalige, kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie en stabilisatie de maximale duur van 7 weken . Observatie en diagnostiek hebben al plaatsgevonden en hoeven daarom niet nog eens te worden opgelegd. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte een werkstraf op voor de duur van 120 uren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De rechtbank ziet verder geen aanleiding om het vonnis dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Zolang het vonnis niet onherroepelijk is gelden de voorwaarden die bij de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn opgelegd. Zodra het vonnis onherroepelijk is gelden de voorwaarden als geformuleerd in het vonnis.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 255, 300, 301 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde feit.
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de Reclassering Nederlanden gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- zich laat behandelen door forensische polikliniek de Tender of een soortgelijke ambulante forensische zorg, te bepalen door de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de huisregels en aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling zullen worden gegeven;
- zich bij terugval in (overmatig) middelengebruik of ernstige zorgen over de psychiatrische toestandsbeeld eenmalig gedurende maximaal 7 weken of zoveel korter als de reclassering nodig acht, laat opnemen voor een klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie en stabilisatie, te bepalen door de instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing;
- gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig acht, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Vellertzoom (Iriszorg) of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- meewerkt aan afspraken, omgangsregelingen en aanwijzingen rondom de omgang en begeleiding van [slachtoffer] .
- geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
- stelt als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- stelt als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 veroordeelt verdachte tot een
taakstrafgedurende
120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de straf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die werkstraf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;

heft ophet bevel tot
voorlopige hechtenis;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A. van Hoof, voorzitter) mr. C. Kleinrensink en mr. T. Bertens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.G.M. van Ophuizen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 mei 2019.
Mr. T. Bertens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0900-201803261545, gesloten op 16 april 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 32 en 34-35.
3.Het proces-verbaal van aangifte [aangever] , p. 117-128 en WhatsApp gesprekken met verdachte, p. 45-51.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 188.
5.WhatsApp gesprekken aangever met verdachte, p. 58.
6.WhatsApp gesprekken aangever met verdachte, p. 56-70.
7.WhatsApp gesprekken aangever met verdachte, p. 68.
8.WhatsApp gesprekken met verdachte, p. 45-51.
9.Het proces-verbaal van aangifte [aangever] , p. 122.
10.Het proces-verbaal van aangifte [aangever] , p. 126.
11.Het proces-verbaal van getuige [getuige] , p. 142.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 188.
13.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 38 en 88.