ECLI:NL:RBGEL:2019:1847

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
30 april 2019
Zaaknummer
05/740567-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor aanranding van een 66-jarige vrouw tijdens een ochtendwandeling

Op 30 april 2019 heeft de Rechtbank Gelderland een 17-jarige jongen uit Lochem veroordeeld voor het aanranding van een 66-jarige vrouw. Het incident vond plaats op 15 december 2018, toen de vrouw haar dagelijkse ochtendwandeling maakte. De verdachte heeft de vrouw aangesproken en geprobeerd haar te versieren, maar de rechtbank oordeelde dat hij haar onzedelijk heeft betast. Ondanks de ontkenning van de verdachte, bevestigden getuigen het verhaal van het slachtoffer, dat zij was vastgepakt en om hulp had geroepen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van poging tot verkrachting wegens gebrek aan bewijs, maar oordeelde dat de aanranding wel bewezen was. De rechtbank legde de verdachte een jeugddetentie op van 143 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast moet de verdachte zich houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder een behandeling voor zijn persoonlijke problematiek en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en de impact van het delict op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740567-18
Datum uitspraak : 30 april 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende aan [adres] .
Raadsman: mr. T. Geerdink, advocaat te Borne.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen achter gesloten deuren van 26 maart 2019 en 16 april 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 december 2018 te Lochem,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of met een andere feitelijkheid,
een persoon, te weten [slachtoffer] , te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen (mee) bestaande uit het seksueel binnendringen van haar lichaam
- die [slachtoffer] op straat heeft benaderd en achtervolgd;
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt;
- die [slachtoffer] (over haar kleding) heeft betast aan haar borsten en bij haar schaamstreek en/of
- die [slachtoffer] heeft meegetrokken en/of geduwd in de richting van een tuin,
waarbij verdachte meermalen voorbij is gegaan aan het verbale en/of non-verbale verzet van die [slachtoffer] ;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 15 december 2018 te Lochem,
door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden,
een persoon, te weten [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door die [slachtoffer] over haar kleding te betasten bij haar borsten en haar vagina;
waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden er in heeft bestaan dat verdachte
- die [slachtoffer] op straat heeft benaderd en achtervolgd;
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer] heeft meegetrokken en/of geduwd in de richting van een tuin,
waarbij verdachte meermalen voorbij is gegaan aan het verbale en/of non-verbale verzet van die [slachtoffer] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 15 december 2018 in Lochem aangeefster [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) die omstreeks 06.15/06.30 uur een ochtendwandeling maakte aangesproken. Hij is met haar meegefietst en later meegelopen en heeft haar bij haar schouder/middel aangeraakt. [slachtoffer] heeft gegild/geschreeuwd dat verdachte weg moest gaan en geprobeerd voorbijrijdende auto’s te laten stoppen. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde feit heeft de officier van justitie gesteld dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van een poging tot verkrachting, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde feit heeft de officier van justitie gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan aanranding. Hierbij heeft zij gewezen op de duidelijke en consistente verklaring van aangeefster die wordt ondersteund door getuigenverklaringen. De verklaring van verdachte dat slechts sprake was van een versierpoging is volgens de officier van justitie ongeloofwaardig.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van de primair tenlastegelegde poging verkrachting kan geen bewezenverklaring volgen, nu wettig en overtuigend bewijs hiertoe ontbreekt.
De subsidiair tenlastegelegde aanranding kan evenmin worden bewezen. Hiertoe is aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van een ontuchtige handeling door verdachte. Verdachte ontkent niet dat hij aangeefster heeft aangeraakt bij haar schouder/middel, maar deze aanraking was niet van seksuele aard en diende geen seksueel doel. Verdachte heeft hierover consistent verklaard. Voor de verklaring van aangeefster dat verdachte haar heeft vastgepakt en meegetrokken/geduwd in de richting van een tuin en voor het dwangelement ontbreekt steunbewijs. Bovendien hebben getuigen op straat vlak na het incident gesproken met [slachtoffer] , en kunnen zij door haar zijn beïnvloed.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de primair tenlastegelegde poging tot verkrachting niet kan worden bewezen, nu voldoende wettig en overtuigend bewijs hiertoe ontbreekt. Verdachte zal van dit feit daarom worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde
Niet ter discussie staat dat verdachte aangeefster [slachtoffer] op 15 december 2018 in de vroege ochtend heeft aangesproken en heeft geprobeerd haar te ‘versieren’ (in de woorden van verdachte). Verdachte ontkent niet dat hij [slachtoffer] hierbij heeft aangeraakt, maar hij ontkent dat hij haar onzedelijk heeft betast. [slachtoffer] heeft hierover een andersluidende verklaring afgelegd. De vraag die voorligt is of verdachte [slachtoffer] heeft aangerand door haar over haar kleding bij haar borsten en vagina te betasten.
Inleidende overweging voorafgaand aan de beoordeling van het bewijs
De rechtbank overweegt dat veel zedenzaken zich kenmerken door het feit dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de (beweerdelijke) seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Dat maakt dat extra zorgvuldig moet worden gekeken naar de afgelegde verklaringen bij hun waardering voor het bewijs, zeker als sprake is van een ontkennende verdachte. Uit de rechtspraak volgt dat voor een bewezenverklaring niet is vereist dat de betwiste ontuchtige handelingen steun vinden in een ander bewijsmiddel. Voldoende is dat de aangifte op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat de verklaring van aangeefster niet op zichzelf staat, maar is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron of bronnen.
Verklaring van aangeefster
[slachtoffer] heeft over het incident het volgende verklaard. Zij maakte ’s ochtends vroeg een wandeling op straat. Toen zij langs het uitgaansgebied liep, kwam er een jongen naast haar fietsen die tegen haar begon te praten. Deze jongen vroeg aan [slachtoffer] waar zij vandaan kwam en waar zij naartoe ging. [slachtoffer] bleef doorlopen, zij liep in de richting van de Barchemseweg, maar de jongen bleef haar zo’n 10 minuten fietsend achterna zitten en daarna lopend. [slachtoffer] is gaan gillen en schreeuwen. [3] Op een gegeven moment gooide de jongen zijn fiets in een beukenhaag en pakte hij [slachtoffer] vast en begon haar te betasten. Op dat moment stak zij ook de weg over. [slachtoffer] bleef zo’n 300 tot 400 meter verder lopen terwijl de jongen aan haar bleef zitten. [slachtoffer] werd eerst bij haar schouder vastgepakt door de jongen. Hij wreef met zijn hand heen en weer over haar borsten en ging vrij snel daarna naar haar vagina. De jongen pakte de vagina van [slachtoffer] van onderen vol vast, over haar jas heen. De jas zat er dus tussen, maar de jas was zo dun dat zij het heel goed kon voelen. De jongen pakte haar daarna van achteren en trok haar bijna achterover de (beuken)haag in. [4] De jongen had [slachtoffer] nog bij haar jas bij haar nek vast. Toen [slachtoffer] zich had losgetrokken, is zij de weg overgestoken. Hierbij bleef zij gillen en roepen. Ook heeft zij geprobeerd auto’s tegen te houden door midden op de weg te staan en te zwaaien. De auto’s moesten haar hierdoor echt ontwijken. [5]
Steunbewijs
De rechtbank overweegt dat de verklaring van [slachtoffer] steun vindt in de volgende getuigenverklaringen.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij omstreeks 06.15 uur de woning aan de Barchemseweg verliet. Zij hoorde dat iemand om hulp riep en zag dat op een afstand van ongeveer acht meter twee mensen met elkaar in gevecht leken te zijn. Zij zag dat de ene persoon de andere persoon met de arm om de nek had geklemd. Nadat [getuige 1] riep ‘hé, wat moet dat?’, zag zij dat een jongere jongen de andere persoon losliet en wegliep. Vervolgens sprak zij de achtergebleven persoon, een vrouw, aan. Deze vrouw vertelde dat zij tijdens haar wandeling was aangevallen door een jongen. [getuige 1] zag dat de vrouw duidelijk overstuur en geëmotioneerd was. [6]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij omstreeks 05.20 uur op de Barchemseweg reed in de richting van Barchem
[opmerking rechtbank: in dezelfde richting die verdachte en [slachtoffer] liepen/fietsten over deze weg]. In de verte zag zij een persoon aan de linker kant van de straat naar het midden van de straat lopen. Vervolgens stak deze persoon over naar de rechter kant van de weg. Toen [getuige 2] dichterbij kwam, zag zij dat de persoon een oudere vrouw betrof. Zij maakte met beide armen gebaren, vermoedelijk om [getuige 2] te doen stoppen. [getuige 2] zag aan de bewegingen van de mond van de vrouw dat zij meerdere keren ‘stop’ riep. Doordat de vrouw de weg opliep, moest [getuige 2] haar ontwijken. Even later zag [getuige 2] ook een andere persoon aan de linker zijde van de weg lopen, dit betrof een jonge jongen. Zij legde niet direct de connectie tussen beide personen. Dit kwam pas later nadat zij voorbij was gereden en in de binnenspiegel keek. [getuige 2] zag dat de jongen in de richting van de vrouw liep en dat hij heel raar liep, heen en weer naar de vrouw. [getuige 2] kreeg hier geen goed gevoel bij en had het gevoel dat het niet in de haak was. Op haar werk heeft zij vervolgens de politie gebeld. [7]
Door getuige [getuige 3] , die aan de Barchemseweg woont, is verklaard dat zij omstreeks 06.30 uur wakker werd van geschreeuw. Zij hoorde een vrouwenstem om hulp roepen. Toen [getuige 3] uit het raam keek zag zij twee personen staan op straat. Zij zag één van de twee personen de weg op rennen als er een auto naderde. Deze persoon zwaaide met zijn of haar armen en was aan het roepen. [getuige 3] had het idee dat deze persoon de passerende auto’s wilde laten stoppen. Zij had het idee dat de persoon die de weg op rende door de andere persoon weer van de weg af werd gehaald. Volgens [getuige 3] zag het van de weg afhalen er niet uit alsof dit vrijwillig gebeurde. Zij zag dat de ene persoon de andere persoon vastpakte en zij had het idee dat de andere persoon zich los wilde rukken. [8]
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van [slachtoffer] op meerdere te onderscheiden en specifieke onderdelen bevestiging in de hiervoor aangehaalde getuigenverklaringen. De rechtbank leidt uit de getuigenverklaringen af dat:
  • [slachtoffer] om hulp heeft geroepen;
  • zij geprobeerd heeft om passerende auto’s te laten stoppen;
  • verdachte haar heeft vastgepakt/omklemd bij de nek;
  • hij op straat heen en weer liep naar [slachtoffer] ;
  • hij haar vastpakte om haar van de weg af te halen;
  • dit niet vrijwillig leek en [slachtoffer] zich wilde losrukken;
  • [slachtoffer] hierna overstuur en geëmotioneerd was.
Hieruit concludeert de rechtbank dat verdachte [slachtoffer] niet slechts heeft aangeraakt bij haar schouder of middel zoals hij heeft verklaard, maar haar echt heeft vastgepakt. Dat getuigen door [slachtoffer] zijn beïnvloed vindt de rechtbank niet aannemelijk, temeer daar die getuigen vooral verklaren over wat zij hebben waargenomen, en wat ten dele ook weer overeenkomt met de verklaringen van [slachtoffer] én van die van verdachte zelf. Bij de politie heeft verdachte zelf immers ook verklaard dat hij [slachtoffer] om haar middel naar zich toe heeft getrokken waarbij hij zijn arm om haar middel boven haar heup legde. [9] Door verdachte wordt niet betwist dat [slachtoffer] heeft geschreeuwd, auto’s heeft proberen te laten stoppen en dat zij niet gediend was van de toenaderingspoging door verdachte.
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van verdachte en [slachtoffer] tot op zekere hoogte overeenkomen, maar hun lezingen over de aanraking(en) door verdachte lopen uiteen, nu verdachte ontkent dat hij [slachtoffer] heeft betast.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer] een consistente en gedetailleerde verklaring heeft afgelegd die op voldoende specifieke punten steun vindt in andere bewijsmiddelen. Haar roep om hulp, haar poging om voorbijkomende auto’s te laten stoppen, het vastpakken door verdachte en haar gemoedstoestand nadien, komen overeen met hetgeen haar is overkomen zoals zij daarover heeft verklaard. Met name de verklaring van [getuige 1] is daarvoor doorslaggevend, nu zij het ‘einde’ van de handelingen die [slachtoffer] omschrijft (vlak voordat verdachte haar loslaat en wegloopt), namelijk het (om de nek) naar achter trekken door verdachte, bevestigt. Gelet hierop acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer] geloofwaardig en betrouwbaar en ziet zij geen reden om aan de juistheid hiervan te twijfelen. De rechtbank gaat daarom uit van de verklaring van [slachtoffer] en acht bewezen dat verdachte haar over haar kleding bij haar borsten en vagina heeft betast, waarbij zij werd gedwongen tot het dulden van deze ontuchtige handelingen doordat verdachte haar op straat heeft benaderd en achtervolgd, haar heeft vastgepakt en heeft meegetrokken in de richting van een haag/tuin, waarbij verdachte voorbij is gegaan aan het verbale en non-verbale verzet van [slachtoffer] . Uit de concrete omstandigheden volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [slachtoffer] zich niet tegen het handelen van verdachte kon verzetten en zij door hem in een situatie is gebracht waaraan zij zich niet heeft kunnen onttrekken.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de subsidiair tenlastegelegde aanranding wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks15 december 2018 te Lochem,
door geweld en/of
één of meerandere feitelijkheden
en/of bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden,
een persoon, te weten [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van
een of meerontuchtige handelingen, door die [slachtoffer] over haar kleding te betasten bij haar borsten en haar vagina;
waarbij dat geweld en/of die
één of meerandere feitelijkheden
en/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkhedener in heeft bestaan dat verdachte
- die [slachtoffer] op straat heeft benaderd en achtervolgd;
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en
/of
- die [slachtoffer] heeft meegetrokken
en/of geduwdin de richting van een tuin,
waarbij verdachte meermalen voorbij is gegaan aan het verbale en
/ofnon-verbale verzet van die [slachtoffer] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die zijn strafbaarheid uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte in verband met het subsidiair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijke strafdeel dienen volgens de officier van justitie de bijzondere voorwaarden te worden verbonden zoals die door de Raad zijn geadviseerd.
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten een jas van Chasin, een bontjas, een iPhone 5, een bril en een damesjas teruggegeven moeten worden aan de rechthebbende eigenaars.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat bij een eventuele bewezenverklaring rekening moet worden gehouden met de rapportages die zijn opgemaakt waaruit blijkt dat het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte moet worden toegerekend. Verzocht wordt om aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde een behandeling bij ‘Yes We Can Clinics’, welke behandeling een intensief programma bevat. De door de officier van justitie geëiste straf is fors en past volgens de verdediging niet bij de normen voor aanranding. Verder is onder verwijzing naar het psychiatrisch rapport en het daarin genoemde recidiverisico gesteld dat er protectieve factoren aanwezig zijn. Daarnaast heeft verdachte zijn goede wil getoond door een gesprek met [slachtoffer] aan te willen gaan om een toelichting te geven. Het is nooit zijn intentie geweest om haar angst aan te jagen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van het feit dat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, mede gelet op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals van een en ander uit de stukken en bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Hierbij is onder meer gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister van 2 april 2019;
- twee adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming van 11 januari 2019 en 11 april 2019;
- het psychologisch rapport opgemaakt door [naam] , GZ-psycholoog, van 1 maart 2019;
- het psychiatrisch rapport opgemaakt door [naam] , psychiater, in samenwerking met [naam] , arts in opleiding tot specialist, van 19 maart 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aanranding. Hij heeft een 66-jarige vrouw in de vroege ochtend op straat aangesproken, achtervolgd en vervolgens over haar kleding haar borsten en vagina betast. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Zij heeft zich heel onveilig gevoeld. Dit blijkt ook uit het feit dat zij om hulp heeft geroepen en heeft gepoogd passerende auto’s te laten stoppen. Verdachte heeft de signalen waaruit blijkt dat de vrouw duidelijk niet gediend was van zijn toenaderingspogingen genegeerd. Hierbij heeft het alcoholgebruik van verdachte die avond waarschijnlijk een rol gespeeld. Het incident heeft een grote impact gehad op het slachtoffer, zo blijkt uit haar slachtofferverklaring. Zij maakt haar dagelijkse ochtendwandeling nu op een later tijdstip en zij draagt voortaan een alarm bij zich om omstanders te kunnen waarschuwen indien nodig. Los van de concrete nare gevolgen voor dit slachtoffer leiden dergelijke zedenzaken tot onrust en een gevoel van onveiligheid in de maatschappij.
Verdachte heeft een ernstig feit gepleegd waarvoor hij gestraft dient te worden. De rechtbank houdt er bij de strafoplegging rekening mee dat uit het psychiatrisch en psychologisch onderzoek volgt dat het feit in verminderde mate kan worden toegerekend aan verdachte. Bij verdachte is sprake van onder meer een hechtingsstoornis en een norm overschrijdende gedragsstoornis. Hierdoor heeft hij een verminderd vermogen om sociale situaties adequaat in te schatten. De gebrekkige ontwikkeling van verdachte maakt dat hij niet voldoende reageert op sociale signalen en dat hij zijn wensen vooral laat bepalen door zijn eigen wensen en de beloning op de korte termijn. Verder weegt de rechtbank mee dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een zedendelict en dus als first offender moet worden beschouwd. Het recidiverisico (kans op herhaling) wordt als matig tot hoog ingeschat. De rechtbank leidt uit de rapporten af dat dit risico meer voortkomt uit de persoonlijke problematiek van verdachte dan uit seksuele drift.
Gelet op het bovenstaande alsook op de oriëntatiepunten die de rechtbank hanteert (dat betekent dat de rechtbank acht slaat op wat landelijk gezien aan minderjarigen doorgaans voor dit soort delicten aan straf pleegt te worden opgelegd) acht zij gelet op de aard en de ernst van het feit een deels voorwaardelijke jeugddetentie passend. Verdachte heeft al bijna vier maanden in voorarrest doorgebracht en de rechtbank is van oordeel dat met een dergelijke onvoorwaardelijke strafdeel voldoende de ernst van het feit tot uitdrukking is gebracht, dit in het licht van bovenstaande oriëntatiepunten en de omstandigheden van verdachte. Het onvoorwaardelijke strafdeel is daarom gelijk aan het voorarrest van verdachte. Gelet op de persoonlijke problematiek van verdachte en het geschatte recidiverisico vindt de rechtbank een voorwaardelijke jeugddetentie nodig om herhaling te voorkomen. De rechtbank zal aan verdachte een jeugddetentie opleggen van 143 dagen waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Op grond van de hiervoor genoemde redenen komt de rechtbank dus tot een lagere straf dan de officier van justitie heeft geëist. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals die zijn geadviseerd door de Raad.
Uit de rapporten blijkt dat er al veel hulpverlening is ingezet voor verdachte en dat hij hulp en begeleiding nodig heeft. Verdachte heeft zelf ook aangegeven dat hij aan zichzelf wil werken en mee wil werken aan een behandeling bij Yes We Can Clinics. Het is positief dat verdachte hiervoor gemotiveerd is en de rechtbank gaat ervan uit dat hij zich hier volledig voor zal inzetten.
De rechtbank ziet aanleiding aan verdachte gedurende de proeftijd van twee jaar een contactverbod op te leggen met het slachtoffer, aangezien zij in dezelfde plaats wonen en de kans bestaat dat zij elkaar in de toekomst tegen zullen komen.
Ten aanzien van het beslag overweegt de rechtbank dat zij van oordeel is dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven goederen, te weten een jas van Chasin (whistle-camo, donkerkleurig met camouflageprint), een nep bontjas (met gele binnenkant), een iPhone 5, een zonnebril (pilotenbril), een ronde bril met goud/roze montuur en een damesjas (zwart), dienen te worden terug gegeven aan de respectievelijk rechthebbende eigenaar. Ten aanzien van de damesjas overweegt de rechtbank dat het slachtoffer heeft aangegeven deze feitelijk al te hebben terug gekregen, maar formeel de teruggave nog moet worden gelast.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:

spreekt verdachte vrijvan het primair tenlastegelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een jeugddetentie voor de duur van 143 (honderddrieënveertig) dagen;
bepaaltdat een gedeelte van deze jeugddetentie groot
30 (dertig) dagenniet zal worden
tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te
melden voorwaarden;
stelt de
proeftijdvast op
2 (twee) jarenonder de algemene voorwaarde dat veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de voorwaardendat veroordeelde:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht van Jeugdbescherming Gelderland, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaardendat veroordeelde:
  • zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Yes We Can Clinics, of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de jeugdreclassering, op de tijden en plaatsen door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn persoonlijke problematiek;
  • gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op 25 januari 1952 te Raalte, woonachtig te Lochem;
waarbij Jeugdbescherming Gelderland opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveeltovereenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht op het onvoorwaardelijk deel van de jeugddetentie, te weten
113 (honderddertien) dagen;
heft ophet (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis
ten aanzien van het beslag
beveeltde teruggave van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten
- een jas van Chasin (whistle-camo, donkerkleurig met camouflageprint);
- een nep bontjas (met gele binnenkant);
- een iPhone 5;
- een zonnebril (pilotenbril);
- een ronde bril met goud/roze montuur;
- een damesjas (zwart);
aan de rechthebbenden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Rietveld, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. E.J. Davids en mr. E. de Boer, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Bongers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 april 2019.
mr. E. de Boer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam] van de politie Oost- Nederland, dienst regionale recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018563656, gesloten op 21 januari 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 30; 33; 36; verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 april 2019.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 67.
4.Afdruk van Google Maps van de Barchemseweg te Lochem, p. 41.
5.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , 30; p. 33-36.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 45.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 47.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 49.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 113.