In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 30 april 2019 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure naar aanleiding van een bedrijfsinbraak bij een juwelier. De veroordeelde, die in deze zaak werd bijgestaan door zijn raadsman mr. E.G.S. Roethof, was eerder veroordeeld voor zijn rol in de diefstal. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen, dat door de officier was geschat op € 50.000,-. Tijdens de zitting op 16 april 2019 heeft de rechtbank het onderzoek gehouden, waarbij de veroordeelde aanwezig was en zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging, waarbij hij zich toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming. De rechtbank heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 33.000,-, gebaseerd op de verklaringen van de veroordeelde en de inkoopwaarde van de gestolen horloges. De rechtbank oordeelde dat het bedrag van € 33.000,- aannemelijk was, mede gezien de omstandigheden van de diefstal en de verdeling van de winst tussen de medeplichtigen.
De rechtbank heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd om dit bedrag aan de Staat te betalen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer in tegenwoordigheid van de griffier, mr. S. Blankenspoor. De uitspraak is openbaar gedaan en de bewijsstukken zijn opgenomen in het proces-verbaal van de politie.