ECLI:NL:RBGEL:2019:1846

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
30 april 2019
Zaaknummer
05/880103-16 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsprocedure wegens bedrijfsinbraak bij juwelier met vaststelling wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 30 april 2019 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure naar aanleiding van een bedrijfsinbraak bij een juwelier. De veroordeelde, die in deze zaak werd bijgestaan door zijn raadsman mr. E.G.S. Roethof, was eerder veroordeeld voor zijn rol in de diefstal. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen, dat door de officier was geschat op € 50.000,-. Tijdens de zitting op 16 april 2019 heeft de rechtbank het onderzoek gehouden, waarbij de veroordeelde aanwezig was en zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging, waarbij hij zich toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming. De rechtbank heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 33.000,-, gebaseerd op de verklaringen van de veroordeelde en de inkoopwaarde van de gestolen horloges. De rechtbank oordeelde dat het bedrag van € 33.000,- aannemelijk was, mede gezien de omstandigheden van de diefstal en de verdeling van de winst tussen de medeplichtigen.

De rechtbank heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd om dit bedrag aan de Staat te betalen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer in tegenwoordigheid van de griffier, mr. S. Blankenspoor. De uitspraak is openbaar gedaan en de bewijsstukken zijn opgenomen in het proces-verbaal van de politie.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/880103-16 (ontneming)
Datum zitting : 16 april 2019
Datum uitspraak: 30 april 2019
Tegenspraak
Uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[veroordeelde](hierna te noemen: veroordeelde),
geboren op : [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats] ,
adres : [adres] ,
plaats : [woonplaats] .
Raadsman : mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel door de officier van justitie is geschat op
€ 50.000,-.

2.De procedure

Ter terechtzitting van 26 juni 2018 heeft de officier van justitie de ontnemingsvordering aanhangig gemaakt.

3.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 16 april 2019 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is veroordeelde verschenen. Veroordeelde is bijgestaan door mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie, mr. A.J.C. Nettenbreijers, heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de vordering en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De veroordeelde en zijn raadsman hebben zich eveneens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.De beoordeling van de vordering

Op basis van het op 16 april 2019 ter terechtzitting gehouden onderzoek, in samenhang met de inhoud van het procesdossier, het vonnis in de onderliggende strafzaak van 30 april 2019 en de daaraan ontleende bewijsmiddelen, stelt de rechtbank vast dat veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde met het bewezenverklaarde handelen wederrechtelijk voordeel heeft genoten. Deze beslissing is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. [1]
De rechtbank gaat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van de verklaring van veroordeelde. Bij de politie heeft veroordeelde op 15 november 2016 eerst verklaard dat hij € 35.000,- heeft gekregen voor zijn rol bij de diefstal. Daarna heeft veroordeelde in het verhoor driemaal verklaard dat hij € 33.000,- heeft gekregen. [2] Ter terechtzitting heeft veroordeelde in eerste instantie verklaard een bedrag van € 25.000,- te hebben ontvangen. Hij kon zich het exacte bedrag niet meer herinneren, het kon ook
€ 33.000,- geweest zijn. [3] Het laatstgenoemde bedrag zal de rechtbank als uitgangspunt nemen, mede gelet op de verklaringen van veroordeelde. De rechtbank acht dit bedrag eveneens aannemelijk, gelet op de inkoopwaarde van de horloges (in totaal € 210.000,-) en het feit dat deze horloges - na de diefstal - een aanzienlijk lagere opbrengst opleveren bij de verkoop daarvan. De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen dat veroordeelde de diefstal samen met anderen heeft gepleegd, zodat de winst verdeeld moest worden.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vaststellen op € 33.000,-.
De rechtbank zal de veroordeelde de verplichting opleggen het bedrag waarop het wederrechtelijk voordeel wordt vastgesteld aan de Staat te betalen.

5.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

De rechtbank:
Stelt vast het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op een bedrag van
€ 33.000,- (drieëndertigduizend euro).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 33.000,- (drieëndertigduizend euro).
mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. J.M. Graat en mr. G.J.H. Boerhof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 april 2019.
mr. J.M. Graat is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, Districtsrecherche Gelderland Midden, Overvallenteam, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer 2016570985, onderzoeksnummer ON4R015340 [naam] , gesloten op 24 november 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 50208-50213.
3.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 16 april 2019.