ECLI:NL:RBGEL:2019:1799

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 april 2019
Publicatiedatum
26 april 2019
Zaaknummer
05/720293-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van meerdere verdachten voor mishandeling van een badmeester in Arnhem

Op 16 april 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie mannen en een vrouw, die verdacht werden van mishandeling van een badmeester in zwembad Klarenbeek te Arnhem op 27 juli 2018. De verdachten, waaronder de hoofdverdachte, werden beschuldigd van het gezamenlijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de badmeester, die hen had verzocht het zwembad te verlaten. Tijdens de zitting op 2 april 2019 zijn getuigen gehoord die bevestigden dat de badmeester door meerdere personen werd geslagen en geschopt terwijl hij op de grond lag. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen en de aangever voldoende bewijs boden voor de beschuldigingen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachten zich schuldig hadden gemaakt aan medeplegen van poging tot zware mishandeling. De rechtbank sprak de hoofdverdachte vrij van poging tot doodslag, omdat niet was aangetoond dat er met schoenen was geschopt. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht en behandeling bij een forensische instelling. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder de badmeester, voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/720293-18
Datum uitspraak : 16 april 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] , wonende aan [adres] ,
raadsvrouw: mr. K.M.S. Bal, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 april 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
Zij op of omstreeks 27 juli 2018 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
-Die [slachtoffer] naar de grond heeft/hebben getrokken,
-(vervolgens) (terwijl die [slachtoffer] op de grond ligt) die [slachtoffer] meerdere malen met kracht (met geschoeide voet(en)) in/op/tegen het hoofd/gezicht en/of het (boven)lichaam heeft/hebben geschopt en/of getrapt,
-Meerdere malen met kracht in/op/tegen het hoofd/gezicht heeft/hebben geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
Zij op of omstreeks 27 juli 2018 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
-Die [slachtoffer] naar de grond heeft/hebben getrokken,
-(vervolgens) (terwijl die [slachtoffer] op de grond ligt) die [slachtoffer] meerdere malen met kracht (met geschoeide voet(en)) in/op/tegen het hoofd/gezicht en/of het (boven)lichaam heeft/hebben geschopt en/of getrapt,
-Meerdere malen met kracht in/op/tegen het hoofd/gezicht heeft/hebben geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer Subsidiair
Zij op of omstreeks 27 juli 2018 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door;
-Die [slachtoffer] naar de grond te trekken,
-(vervolgens) (terwijl die [slachtoffer] op de grond ligt) die [slachtoffer] meerdere malen met kracht (met geschoeide voet(en)) in/op/tegen het hoofd/gezicht en/of het (boven)lichaam te schoppen en/of te trappen,
-Meerdere malen met kracht in/op/tegen het gezicht te slaan en/of te stompen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op 27 juli 2018 was [slachtoffer] in zwembad Klarenbeek in Arnhem als badmeester aan het werk. Verdachte was in het zwembad aanwezig, evenals de broers [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) en [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ). Rond sluitingstijd heeft [slachtoffer] onder andere [medeverdachte 2] verzocht het zwembad te verlaten. Tussen [medeverdachte 2] en [slachtoffer] is een discussie ontstaan. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat het dossier te weinig aanknopingspunten bevat die de conclusie kunnen dragen dat er sprake is geweest van de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel of het intreden van de dood. De raadsvrouw bepleit daarom vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Voor wat betreft het meer subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Overweging vooraf
De rechtbank overweegt dat aangevers en meerdere getuigen ruim een half jaar na het incident bij de rechter-commissaris zijn gehoord. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen die bij de rechter-commissaris zijn afgelegd op een aantal punten afwijken van de verklaringen die bij de politie zijn afgelegd. Getuigen verklaren in die latere verklaringen dingen over de incidenten op 27 juli 2018 te hebben gezien, die zij eerder niet hebben beschreven of waarvan zij zelfs hebben gezegd die niet te hebben gezien. De rechtbank heeft daarom de meest oorspronkelijke verklaringen van aangevers en getuigen, te weten de verklaringen die zijn afgelegd bij de politie, laten bijdragen aan het bewijs.
Het ten laste gelegde feit
Aangever heeft verklaard dat hij, nadat hij een jongen in een lichtblauwe zwembroek vanwege een eerder incident waarbij zijn keel werd dichtgeknepen, wilde belette het zwembad te verlaten, samen met deze jongen op de grond belandde. Vervolgens voelde hij vanuit meerdere richtingen trappen tegen zijn hoofd, ook toen hij de jongen inmiddels niet meer vast had. Ook kreeg hij meerdere trappen tegen zijn lichaam. [3]
Verdachte heeft verklaard dat ze één of twee keer tegen de arm of schouder van aangever heeft getrapt. [4]
[naam] heeft verklaard dat hij zag dat zijn zoon (aangever) bij de uitgang van het zwembad door drie personen meerdere malen werd geslagen tegen zijn hoofd en getrapt tegen zijn lichaam. [5] Ook getuige [getuige 1] heeft verklaard dat ze zag dat meerdere personen op de badmeester aan het intrappen waren. [6]
Getuige [getuige 2] heeft voorts verklaard dat ze zag dat aangever op zijn gezicht en bovenlichaam werd geslagen en geschopt, dit ging door toen aangever op de grond lag. [7] [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] trapten meer dan tien keer met kracht tegen het lichaam van aangever. Een meisje, dat getuige later herkende als verdachte, schopte meerdere keren tegen het achterhoofd van aangever. [8]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij zag dat de getinte jongen, die zij kent als [medeverdachte 1] , aangever tegen zijn hoofd sloeg. Zij heeft ook gezien dat aangever met de jongen met de lichtblauwe zwembroek op de grond lag. [9] Deze jongen herkende zij later als [medeverdachte 3] . [10] Toen aangever op de grond lag werd hij door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] getrapt tegen zijn hoofd en zijn ribben. [11] Verdachte trapte aangever drie keer in zijn gezicht toen hij op de grond lag. [12]
De rechtbank is op basis van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte en medeverdachten gezamenlijk geweld tegen aangever hebben gebruikt door hem tegen zijn lichaam en hoofd te trappen en te slaan. Tevens is gebleken dat verdachte een grotere rol in het geheel gespeeld dan ze zelf heeft verklaard.
Aan verdachte wordt verweten dat zij en haar medeverdachten aangever met schoenen aan tegen het hoofd hebben geschopt. Naar het oordeel van de rechtbank is hiervan echter niet gebleken.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij zijn schoenen in zijn hand had toen hij naar de uitgang van het zwembad liep. De rechtbank acht die verklaring aannemelijk, omdat de schoenen van [medeverdachte 3] na het incident in het zwembad zijn achtergebleven. Verdachte heeft verklaard dat ze slippers droeg. Die verklaring wordt bevestigd door getuige [getuige 3] . Ook [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij slippers droeg. Die verklaring wordt bevestigd door getuige Wiemer. De andersluidende verklaringen in het dossier acht de rechtbank op dit punt onvoldoende aannemelijk. Die verklaringen zijn ook onvoldoende specifiek om op grond daarvan te oordelen dat [medeverdachte 2] wel schoenen droeg.
Naar het oordeel van de rechtbank doet het schoppen tegen het hoofd zonder schoenen aan of met (zachte) slippers niet zonder meer de aanmerkelijke kans op overlijden ontstaan. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de tenlastegelegde poging tot doodslag.
Het meerdere malen met meerdere personen tegen een kwetsbaar lichaamsdeel van aangever − te weten het hoofd − schoppen en slaan terwijl aangever op de grond lag, kan naar uiterlijke verschijningsvorm echter wel worden aangemerkt als zo zeer gericht op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat er een aanmerkelijke kans was dat dergelijk letsel zou ontstaan en dat verdachte en medeverdachten die aanmerkelijke kans ook hebben aanvaard. Verdachte moet immers, als ieder weldenkend mens, van de kwetsbaarheid van het hoofd op de hoogte zijn geweest.
De rechtbank vindt daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde (medeplegen van poging tot zware mishandeling) heeft begaan.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Zij op
of omstreeks27 juli 2018 te Arnhem tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
-Die [slachtoffer] naar de grond heeft/hebben getrokken,
-
(vervolgens)(terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) die [slachtoffer] meerdere malen met kracht (
met geschoeide voet(en)) in/op/tegen het hoofd
/gezichten
/ofhet (boven)lichaam heeft
/hebbengeschopt en/of getrapt,
-Meerdere malen met kracht
in/op/tegen het hoofd/gezicht heeft
/hebbengeslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot zware mishandeling

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie wil aan het voorwaardelijk strafdeel gekoppeld zien een contactverbod met beide aangevers, een gebieds-/locatieverbod voor de zwembaden in Klarenbeek, een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling door Kairos. De officier van justitie heeft tevens de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een straf bepleit gelijk aan de periode die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Toen [slachtoffer] [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] na een incident wilde beletten om het zwembad te verlaten en te wachten op de komst van de politie heeft verdachte samen met haar medeverdachten op [slachtoffer] ingeslagen en -geschopt.
Hoewel in verschillende media de gevolgen van de mishandeling in de weken na het incident aanzienlijk ernstiger zijn voorgesteld, neemt dat niet weg dat verdachte zich op volstrekt ontoelaatbare wijze heeft gedragen en dat dit gedrag, zoals ook blijkt uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring, grote impact heeft gehad op [slachtoffer] . De rechtbank rekent verdachte haar handelen ernstig aan. De rechtbank neemt daarbij tevens in aanmerking dat het geweld heeft plaatsgevonden in een openbare gelegenheid −een zwembad− en veel omstanders, waaronder kinderen, hiervan getuige zijn geweest. Dit brengt gevoelens van onveiligheid en onrust in de maatschappij teweeg.
De officier van justitie is bij het formuleren van haar strafeis ervan uitgegaan dat het ten laste gelegde als poging tot doodslag moet worden aangemerkt. Om de hiervoor beschreven redenen komt de rechtbank tot een ander oordeel. De rechtbank zal daarom aan verdachte een lagere straf opleggen dan de officier van justitie heeft geëist.
De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS afspraken. Deze oriëntatiepunten gaan bij een voltooide zware mishandeling uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden. In deze zaak gaat het om een poging. Strafverzwarend is de omstandigheid dat er sprake is van medeplegen en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd zoals hiervoor weergegeven.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank aanleiding om een gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen. Alles overwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar, passend en geboden. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering in haar rapport van 1 april 2019 geadviseerde voorwaarden verbinden. Dit zijn een meldplicht, ambulante behandeling bij Kairos en andere voorwaarden het gedrag betreffende. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan verdachte een contactverbod en een gebieds-/locatieverbod op te leggen, temeer daar aan verdachte reeds door de overkoepelende vereniging van het zwembad een ontzegging voor de duur van 5 jaar is opgelegd. Ook zal de rechtbank niet bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn, nu niet is gebleken dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een soortgelijk misdrijf zal begaan.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.860,53.
De benadeelde partij [naam] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.775,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe te wijzen, met uitzondering van de reiskosten betrekking hebbende op een eventueel hoger beroep. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Voorts heeft de officier van justitie verzocht de vordering van de benadeelde partij [naam] niet-ontvankelijk te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair bepleit de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren nu er onvoldoende causaal verband bestaat tussen het ten laste gelegde feit en de verzochte schade. Subsidiair heeft de verdediging gevraagd de vordering van [slachtoffer] deels niet-ontvankelijk te verklaren nu de gevorderde schade met betrekking tot het eigen risico, de gederfde inkomsten en de immateriële schade onvoldoende is onderbouwd.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het bewezen verklaarde feit schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Materiële schade
[slachtoffer] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering met betrekking tot de door hem gevorderde reiskosten van een eventueel hoger beroep, nu het gaat om toekomstige kosten. Ook zal hij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering met betrekking tot de door hem gevorderde telefoonkosten, eigen risico en gederfde inkomsten, nu deze schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd. [slachtoffer] kan dat deel van zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank zal de gevorderde reis- en parkeerkosten van € 17,40 voor het doen van aangifte toewijzen. Ook zal de rechtbank een bedrag van € 86,13 aan proceskosten (reis- en parkeerkosten voor bezoeken aan de advocaat, het openbaar ministerie en voor het bijwonen van zittingen) toewijzen.
Immateriële schade
De rechtbank begroot de immateriële schade naar redelijkheid op een bedrag van € 1.250,- gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit en het door de benadeelde partij opgelopen letsel, met niet-ontvankelijkverklaring van het meer gevorderde.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opgelegd, met inbegrip van de wettelijke rente vanaf 27 juli 2018.
De vergoeding van de proceskosten ten bedrage van € 86,13 is daar niet bij inbegrepen.
Hoofdelijke oplegging schadevergoedingsmaatregel
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag door haar mededaders [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] is of wordt voldaan.
[naam]
zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, nu de door hem gevorderde schade geen rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden algemene- en bijzondere voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op
3 (drie)jaren wordt bepaald;
●stelt als
algemenevoorwaarde dat verdachte:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
●stelt als
bijzonderevoorwaarden dat verdachte:
- zich binnen vijf dagen na haar veroordeling meldt bij Reclassering Nederland op het adres Nieuwe Oeverstraat 65 te Arnhem. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
- zich voor onderliggende emotie-regulatie problematiek zal laten onderzoeken en behandelen door forensische polikliniek Kairos, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- meewerkt aan afspraken met een medewerker van Iriszorg inzake praktische ondersteuning bij het regelen van haar financiën, aanvraag Wajonguitkering en het vinden van een zinvolle dagbesteding, zoals werk of scholing.
● geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
● stelt als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
● stelt als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
●beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
 veroordeelt veroordeelde ten aanzien van het bewezenverklaarde, tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer], van een bedrag van
€ 1.267,40 (twaalfhonderdzevenenzestig euro en veertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op de datum van deze uitspraak begroot op
€ 86,13 (zesentachtig euro en dertien cent);
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor wat betreft de overige gevorderde schade niet-ontvankelijk in zijn vordering;
 legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer], een bedrag te betalen van
€ 1.267,40 (twaalfhonderdzevenenzestig euro en veertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 22 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededaders [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam]
 verklaart de benadeelde partij [naam] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.M. van Apeldoorn (voorzitter), mr. C.H.M. Pastoors en
mr. T. Bertens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Bruinsma-Visscher, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 april 2019.
mr. Pastoors is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018359094 , gesloten op 4 oktober 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 544 en proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 125-126.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 128.
4.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 april 2019.
5.Proces-verbaal van aangifte J.S. [slachtoffer] , p. 172 en proces-verbaal van verhoor J.S. [slachtoffer] , p. 178 en 179.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 220.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 203.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 206 en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 210 en 211.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 189.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 194.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 189.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 196.