ECLI:NL:RBGEL:2019:1797

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 april 2019
Publicatiedatum
26 april 2019
Zaaknummer
05/720291-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van meerdere verdachten voor mishandeling van badmeester in zwembad Klarenbeek te Arnhem

Op 16 april 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie mannen en een vrouw die betrokken waren bij de mishandeling van een badmeester in zwembad Klarenbeek te Arnhem op 27 juli 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten, waaronder de hoofdverdachte, gezamenlijk geweld hebben gepleegd tegen de badmeester, die hen had verzocht het zwembad te verlaten. De mishandeling vond plaats na een discussie tussen de badmeester en de verdachten, waarbij de badmeester door meerdere personen werd vastgegrepen en geslagen. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld voor medeplegen van mishandeling en poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van getuigen en de badmeester voldoende bewijs boden voor de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank heeft de verdachten een gevangenisstraf opgelegd van zes maanden, waarbij de omstandigheden van het geweld en de impact op de slachtoffers zwaar zijn meegewogen. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers, die als gevolg van de mishandeling schade hebben geleden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van het ten laste gelegde feit is vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/720291-18
Datum uitspraak : 16 april 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] ,
raadsman: mr. B.J. Schadd, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
19 november 2018, 4 februari 2019 en 2 april 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
Primair
Hij op of omstreeks 27 juli 2018 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] bij zijn keel heeft/hebben gepakt en/of de keel heeft/hebben dichtgeknepen en/of de keel dichtgeknepen heeft gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
Hij op of omstreeks 27 juli 2018 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1] bij zijn keel heeft/hebben gepakt en/of de keel heeft/hebben dichtgeknepen en/of de keel dichtgeknepen heeft gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer Subsidiair
Hij op of omstreeks 27 juli 2018 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door; die [slachtoffer 1] bij zijn keel te pakken en/of de keel dicht te knijpen en/of de keel dichtgeknepen te houden,
2.
Primair
Hij op of omstreeks 27 juli 2018 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
-Die [slachtoffer 1] naar de grond heeft/hebben getrokken,
-(vervolgens) (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond ligt) die [slachtoffer 1] meerdere malen met kracht (met geschoeide voet(en)) in/op/tegen het hoofd/gezicht en/of het (boven)lichaam heeft/hebben geschopt en/of getrapt,
-Meerdere malen met kracht in/op/tegen het hoofd/gezicht heeft/hebben geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
Hij op of omstreeks 27 juli 2018 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
-Die [slachtoffer 1] naar de grond heeft/hebben getrokken,
-(vervolgens) (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond ligt) die [slachtoffer 1] meerdere malen met kracht (met geschoeide voet(en)) in/op/tegen het hoofd/gezicht en/of het (boven)lichaam heeft/hebben geschopt en/of getrapt,
-Meerdere malen met kracht in/op/tegen het hoofd/gezicht heeft/hebben geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer Subsidiair
Hij op of omstreeks 27 juli 2018 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door;
-Die [slachtoffer 1] naar de grond te trekken,
-(vervolgens) (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond ligt) die [slachtoffer 1] meerdere malen met kracht (met geschoeide voet(en)) in/op/tegen het hoofd/gezicht en/of het (boven)lichaam te schoppen en/of te trappen,
-Meerdere malen met kracht in/op/tegen het gezicht te slaan en/of te stompen;
3.
Hij op of omstreeks 27 juli 2018 te Arnhem openlijk, te weten in/bij, althans op het terrein van, Zwembad Klarenbeek, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek
toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] , door meerdere malen die [slachtoffer 2] met kracht in/op/tegen het
gezicht/hoofd te slaan en/of te stompen;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op 27 juli 2018 was [slachtoffer 1] in zwembad Klarenbeek in Arnhem als badmeester aan het werk. Verdachte was in het zwembad aanwezig, evenals zijn broer [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ), [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ). Rond sluitingstijd heeft [slachtoffer 1] onder andere verdachte verzocht het zwembad te verlaten. Tussen verdachte en [slachtoffer 1] is een discussie ontstaan. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft vrijspraak geëist van het ten laste gelegde onder feit 3.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde onder feit 1, feit 2 primair en subsidiair en feit 3. Het handelen van verdachte levert een mishandeling in vereniging op, zoals ten laste is gelegd onder feit 2 meer subsidiair.
Beoordeling door de rechtbank
Overweging vooraf
De rechtbank overweegt dat aangevers en meerdere getuigen ruim een half jaar na het incident bij de rechter-commissaris zijn gehoord. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen die bij de rechter-commissaris zijn afgelegd op een aantal punten afwijken van de verklaringen die bij de politie zijn afgelegd. Getuigen verklaren in die latere verklaringen dingen over de incidenten op 27 juli 2018 te hebben gezien, die zij eerder niet hebben beschreven of waarvan zij zelfs hebben gezegd die niet te hebben gezien. De rechtbank heeft daarom de meest oorspronkelijke verklaringen van aangevers en getuigen, te weten de verklaringen die zijn afgelegd bij de politie, laten bijdragen aan het bewijs.
Feit 1
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij, nadat hij een discussie met verdachte had gehad, op agressieve wijze door een tweede persoon, een persoon met een getinte huidskleur, werd aangesproken. Vrij snel daarna kwam ook verdachte weer op hem af. Er kwam ook nog een derde persoon bij. Deze derde persoon droeg een lichtblauwe zwembroek. Aangever is vervolgens door verdachte en de tweede persoon en mogelijk ook de derde persoon bij zijn keel gepakt en tegen een muurtje gedrukt. Aangever voelde drie handen op zijn keel drukken. Toen hij zijn collega [getuige 1] “hee hee hee” hoorde roepen was de greep van de drie handen weg. Door het knijpen is pijn aan zijn nekspieren ontstaan. [3]
Getuige [getuige 1] , een collega van aangever, heeft verklaard dat een man met een donker getinte huidskleur aangever bij zijn keel pakte. Vervolgens pakten ook twee andere mannen allebei met één hand aangever bij zijn keel. Aangever werd omhoog gedrukt. Getuige begon te schreeuwen en sloeg op de armen van de mannen waardoor aangever los werd gelaten. [4]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 2] en verdachte bij aangever stond toen een badjuffrouw tussen hen in kwam staan. [5]
De rechtbank is op basis van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de keel van aangever dicht heeft geknepen. Nu ook bewezen kan worden dat verdachte dit samen met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] heeft gedaan, is tevens sprake geweest van medeplegen.
Dat meerdere getuigen niet hebben gezien dat de keel van aangever is dichtgeknepen, zoals door de raadsman naar voren is gebracht, doet niet af aan wat getuige [getuige 1] heeft verklaard. De rechtbank heeft geen reden om aan haar verklaring te twijfelen nu zij zeer dichtbij stond toen het geweld tegen aangever plaatsvond en specifiek heeft verklaard dat zij op de armen van de mannen heeft geslagen om het dichtknijpen van de keel van aangever te stoppen.
Aan verdachte wordt verweten dat hij heeft gehandeld met (voorwaardelijk) opzet op de dood of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever. Voor een bewezenverklaring hiervan is vereist dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans dat aangever als gevolg van de handelingen van verdachte en zijn medeverdachten zou komen te overlijden of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Aangever heeft verklaard dat zijn keel ongeveer 10 seconden is dicht gedrukt en dat hij zijn adamsappel naar binnen voelde drukken. Op de spoedeisende hulp is geen letsel waargenomen aan de nek of de hals van aangever.
Hoewel buiten twijfel staat dat het gebeuren zeer beangstigend voor aangever is geweest en grote indruk op hem heeft gemaakt, biedt het dossier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat de duur en de intensiteit van het dichtknijpen van de keel zodanig was dat er sprake is geweest van een aanmerkelijke kans dat aangever hierdoor zou komen te overlijden of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde (medeplegen poging tot doodslag en medeplegen zware mishandeling). Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van het medeplegen van mishandeling.
Feit 2
Aangever heeft verklaard dat hij, nadat hij de jongen in de lichtblauwe zwembroek vanwege het eerdere incident belette het zwembad te verlaten, samen met deze jongen op de grond belandde. Vervolgens voelde hij vanuit meerdere richtingen trappen tegen zijn hoofd, ook toen hij de jongen inmiddels niet meer vast had. Ook kreeg hij meerdere trappen tegen zijn lichaam. [6]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij zag dat zijn zoon (aangever) bij de uitgang van het zwembad door drie personen meerdere malen werd geslagen tegen zijn hoofd en getrapt tegen zijn lichaam. [7] Ook getuige [getuige 2] heeft verklaard dat ze zag dat meerdere personen op de badmeester aan het intrappen waren. [8]
Getuige [getuige 3] heeft voorts verklaard dat ze zag dat aangever op zijn gezicht en bovenlichaam werd geslagen en geschopt, dit ging door toen aangever op de grond lag. [9] Verdachte en [medeverdachte 2] trapten meer dan tien keer met kracht tegen het lichaam van aangever. Een meisje, dat getuige later herkende als medeverdachte [medeverdachte 3] , schopte meerdere keren tegen het achterhoofd van aangever. [10]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat zij zag dat de getinte jongen, die zij kent als [medeverdachte 1] , aangever tegen zijn hoofd sloeg. Zij heeft ook gezien dat aangever met de jongen met de lichtblauwe zwembroek op de grond lag. [11] Deze jongen herkende zij later als [medeverdachte 2] . [12] Toen aangever op de grond lag werd hij door verdachte en [medeverdachte 1] getrapt tegen zijn hoofd en zijn ribben. [13] [medeverdachte 3] trapte aangever drie keer in zijn gezicht toen hij op de grond lag. [14]
De rechtbank is op basis van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte en medeverdachten gezamenlijk geweld tegen aangever hebben gebruikt door hem tegen zijn lichaam en hoofd te trappen en te slaan.
Aan verdachte wordt verweten dat hij en zijn medeverdachten aangever met schoenen aan tegen het hoofd hebben geschopt. Naar het oordeel van de rechtbank is hiervan echter niet gebleken.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij zijn schoenen in zijn hand had toen hij naar de uitgang van het zwembad liep. De rechtbank acht die verklaring aannemelijk, omdat de schoenen van [medeverdachte 2] na het incident in het zwembad zijn achtergebleven. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat ze slippers droeg. Die verklaring wordt bevestigd door getuige [getuige 4] . Ook [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij slippers droeg. Die verklaring wordt bevestigd door getuige [getuige 5] . De andersluidende verklaringen in het dossier acht de rechtbank op dit punt onvoldoende aannemelijk. Die verklaringen zijn ook onvoldoende specifiek om op grond daarvan te oordelen dat verdachte wel schoenen droeg.
Naar het oordeel van de rechtbank doet het schoppen tegen het hoofd zonder schoenen aan of met (zachte) slippers niet zonder meer de aanmerkelijke kans op overlijden ontstaan. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de tenlastegelegde poging tot doodslag.
Het meerdere malen met meerdere personen tegen een kwetsbaar lichaamsdeel van aangever − te weten het hoofd − schoppen en slaan terwijl aangever op de grond lag, kan naar uiterlijke verschijningsvorm echter wel worden aangemerkt als zo zeer gericht op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat er een aanmerkelijke kans was dat dergelijk letsel zou ontstaan en dat verdachte en medeverdachten die aanmerkelijke kans ook hebben aanvaard. Verdachte moet immers, als ieder weldenkend mens, van de kwetsbaarheid van het hoofd op de hoogte zijn geweest.
De rechtbank vindt daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde onder feit 2 subsidiair (medeplegen van poging tot zware mishandeling) heeft begaan.
Feit 3
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken dat verdachte een rol heeft gehad in het uitgeoefende geweld tegen [slachtoffer 2] . Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 meer subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
Hij op
of omstreeks27 juli 2018 te Arnhem tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen[slachtoffer 1] heeft mishandeld door;
die [slachtoffer 1] bij zijn keel te pakken en
/ofde keel dicht te knijpen
en/of de keel dichtgeknepen te houden;
2.
Hij op
of omstreeks27 juli 2018 te Arnhem tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
-Die [slachtoffer 1] naar de grond heeft/hebben getrokken,
-
(vervolgens)(terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) die [slachtoffer 1] meerdere malen met kracht (
met geschoeide voet(en)) in/op/tegen het hoofd
/gezichten
/ofhet (boven)lichaam heeft
/hebbengeschopt en/of getrapt,
-Meerdere malen met kracht
in/op/tegen het hoofd/gezicht heeft
/hebbengeslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van mishandeling
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van poging tot zware mishandeling

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 34 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie wil aan het voorwaardelijk strafdeel gekoppeld zien een contactverbod met beide aangevers en een gebieds-/locatieverbod voor de zwembaden in Klarenbeek. De officier van justitie heeft tevens de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat een contact- en/of een locatieverbod niet aan de orde is. Ook dadelijke uitvoerbaarheid is niet geïndiceerd nu er geen gevaar voor herhaling bestaat. Ten slotte heeft de raadsman naar voren gebracht dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht aan de orde is.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Toen [slachtoffer 1] rond sluitingstijd de bezoekers uit het zwembad begeleidde, heeft verdachte zich recalcitrant opgesteld en is een discussie ontstaan. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben gemeend zich met die discussie te moeten bemoeien, waarna de discussie volledig uit de hand is gelopen doordat [slachtoffer 1] ook door verdachte bij de keel is gepakt en tegen de muur omhoog is gedrukt, en aldus mishandeld. Toen [slachtoffer 1] hen vervolgens wilde beletten om het zwembad te verlaten en hen wilde laten wachten op de komst van de politie heeft verdachte samen met zijn medeverdachten op [slachtoffer 1] ingeslagen en –geschopt.
Hoewel in verschillende media de gevolgen van de mishandelingen in de weken na het incident aanzienlijk ernstiger zijn voorgesteld, neemt dat niet weg dat verdachte zich op volstrekt ontoelaatbare wijze heeft gedragen en dat dit gedrag, zoals ook blijkt uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring, grote impact heeft gehad op [slachtoffer 1] . De rechtbank rekent verdachte zijn handelen ernstig aan. De rechtbank neemt daarbij tevens in aanmerking dat het geweld heeft plaatsgevonden in een openbare gelegenheid −een zwembad− en veel omstanders, waaronder kinderen, hiervan getuige zijn geweest. Dit brengt gevoelens van onveiligheid en onrust in de maatschappij teweeg.
De officier van justitie is bij het formuleren van haar strafeis ervan uitgegaan dat feit 1 als poging tot zware mishandeling en feit 2 als poging tot doodslag moet worden aangemerkt. Om de hiervoor beschreven redenen komt de rechtbank tot een ander oordeel. De rechtbank zal daarom aan verdachte een lagere straf opleggen dan de officier van justitie heeft geëist. Ook is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken. Deze oriëntatiepunten gaan bij een voltooide zware mishandeling uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden. In deze zaak gaat het om een poging. Strafverzwarend is de omstandigheid dat er sprake is van medeplegen en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd zoals hiervoor weergegeven. Nu verdachte zich, naast voormelde poging tot zware mishandeling, tevens schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van mishandeling vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden passend en geboden. De rechtbank ziet geen aanleiding om een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, inhoudende een contactverbod en/of een gebieds-/locatieverbod temeer daar aan verdachte reeds door de overkoepelende vereniging van het zwembad een ontzegging voor de duur van 5 jaar is opgelegd.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.860,53.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.775,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe te wijzen, met uitzondering van de reiskosten betrekking hebbende op een eventueel hoger beroep. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Voorts heeft de officier van justitie verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de door haar geëiste vrijspraak van het ten laste gelegde onder feit 3.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat, mocht de rechtbank (een gedeelte van) de vordering toewijzen, dit hoofdelijk dient te geschieden.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde feit schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Materiële schade
[slachtoffer 1] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering met betrekking tot de door hem gevorderde reiskosten van een eventueel hoger beroep, nu het gaat om toekomstige kosten. Ook zal hij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering met betrekking tot de door hem gevorderde telefoonkosten, eigen risico en gederfde inkomsten, nu deze schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd. [slachtoffer 1] kan dat deel van zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank zal de gevorderde reis- en parkeerkosten van € 17,40 voor het doen van aangifte toewijzen. Ook zal de rechtbank een bedrag van € 86,13 aan proceskosten (reis- en parkeerkosten voor bezoeken aan de advocaat, het openbaar ministerie en voor het bijwonen van zittingen) toewijzen.
Immateriële schade
De rechtbank begroot de immateriële schade voor wat betreft feit 1 naar redelijkheid op een bedrag van € 500,- en voor wat betreft feit 2 op een bedrag van € 1.250,- gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit en het door de benadeelde partij opgelopen letsel, met niet-ontvankelijkverklaring van het meer gevorderde.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opgelegd, met inbegrip van de wettelijke rente vanaf 27 juli 2018.
De vergoeding van de proceskosten ten bedrage van € 86,13 is daar niet bij inbegrepen.
Hoofdelijke oplegging schadevergoedingsmaatregel
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag voor wat betreft feit 1 door zijn mededaders [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] is of wordt voldaan.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag voor wat betreft feit 2 door zijn mededaders [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] is of wordt voldaan.
[slachtoffer 2]
Nu verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde onder feit 3 zal [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 63, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde onder feit 3;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
●heft op het –geschorste– bevel tot voorlopige hechtenis.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
 veroordeelt veroordeelde ten aanzien van
feit 1, tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 500,- (vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
 veroordeelt veroordeelde ten aanzien van
feit 2, tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 1.267,40 (twaalfhonderdzevenenzestig euro en veertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op de datum van deze uitspraak begroot op
€ 86,13 (zesentachtig euro en dertien cent);
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor wat betreft de overige gevorderde schade niet-ontvankelijk in zijn vordering;
 legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer 1], een bedrag te betalen van
€ 1.767,40(€ 500,- + € 1.267,40)
(zeventienhonderdzevenenzestig euro en veertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 27 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededaders [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] het betreffende schadebedrag voor wat betreft
feit 1is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededaders [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] het betreffende schadebedrag voor wat betreft
feit 2is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.M. van Apeldoorn (voorzitter), mr. C.H.M. Pastoors en
mr. T. Bertens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Bruinsma-Visscher, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 april 2019.
mr. Pastoors is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018359094 , gesloten op 4 oktober 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 544 en proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 125-126.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 126, 127, 128 en 129 en proces-verbaal van bevindingen, p. 148.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 216.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 544.
6.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 128.
7.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 172 en proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 2] , p. 178 en 179.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 220.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 203.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 206 en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 210 en 211.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 189.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 194.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 189.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 196.