ECLI:NL:RBGEL:2019:1796

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 april 2019
Publicatiedatum
26 april 2019
Zaaknummer
05/720290-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van meerdere verdachten voor mishandeling van badmeester(s) in zwembad Klarenbeek te Arnhem

Op 16 april 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie mannen en een vrouw, die betrokken waren bij de mishandeling van badmeester [slachtoffer 1] in zwembad Klarenbeek te Arnhem op 27 juli 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten, waaronder de hoofdverdachte, [verdachte], samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], [slachtoffer 1] bij zijn keel hebben gepakt en hem hebben mishandeld. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de aangever in overweging genomen, waarbij werd vastgesteld dat de aangever pijn heeft ervaren door het geweld. De rechtbank heeft de verdachten vrijgesproken van poging tot doodslag, maar hen wel schuldig bevonden aan mishandeling en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft ook de betrokkenheid van [slachtoffer 2], de vader van [slachtoffer 1], bij de mishandeling vastgesteld, waarbij hij ook door de verdachten werd geslagen toen hij zijn zoon wilde beschermen. De rechtbank heeft de straffen voor de verdachten vastgesteld op basis van de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De benadeelde partijen hebben schadevergoeding gevorderd, die door de rechtbank gedeeltelijk is toegewezen. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot gevangenisstraffen en schadevergoedingen aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/720290-18
Datum uitspraak : 16 april 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] ,
raadsman: mr. G.F. Schadd, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 april 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
Primair
Hij op of omstreeks 27 juli 2018 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] bij zijn keel heeft/hebben gepakt en/of de keel heeft/hebben dichtgeknepen en/of de keel dichtgeknepen heeft gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
Hij op of omstreeks 27 juli 2018 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1] bij zijn keel heeft/hebben gepakt en/of de keel heeft/hebben dichtgeknepen en/of de keel dichtgeknepen heeft gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer Subsidiair
Hij op of omstreeks 27 juli 2018 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door; die [slachtoffer 1] bij zijn keel te pakken en/of de keel dicht te knijpen en/of de keel dichtgeknepen te houden;
2.
Primair
Hij op of omstreeks 27 juli 2018 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
-Die [slachtoffer 1] naar de grond heeft/hebben getrokken,
-(vervolgens) (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond ligt) die [slachtoffer 1] meerdere malen met kracht (met geschoeide voet(en)) in/op/tegen het hoofd/gezicht en/of het (boven)lichaam heeft/hebben geschopt en/of getrapt,
-Meerdere malen met kracht in/op/tegen het hoofd/gezicht heeft/hebben geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
Hij op of omstreeks 27 juli 2018 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
-Die [slachtoffer 1] naar de grond heeft/hebben getrokken,
-(vervolgens) (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond ligt) die [slachtoffer 1] meerdere malen met kracht (met geschoeide voet(en)) in/op/tegen het hoofd/gezicht en/of het (boven)lichaam heeft/hebben geschopt en/of getrapt,
-Meerdere malen met kracht in/op/tegen het hoofd/gezicht heeft/hebben geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer Subsidiair
Hij op of omstreeks 27 juli 2018 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door;
-Die [slachtoffer 1] naar de grond te trekken,
-(vervolgens) (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond ligt) die [slachtoffer 1] meerdere malen met kracht (met geschoeide voet(en)) in/op/tegen het hoofd/gezicht en/of het (boven)lichaam te schoppen en/of te trappen,
-Meerdere malen met kracht in/op/tegen het gezicht te slaan en/of te stompen;
3.
Primair
Hij op of omstreeks 27 juli 2018 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 2] meerdere malen met (zeer) (veel) kracht in/op/tegen het gezicht/hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
Hij op of omstreeks 27 juli 2018 te Arnhem openlijk, te weten in/bij, althans op het terrein van, Zwembad Klarenbeek, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek
toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] , door meerdere malen die [slachtoffer 2] met kracht in/op/tegen het gezicht/hoofd te slaan en/of te stompen, terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een bult boven zijn linker wenkbrauw en/of een gezwollen kaak en/of een scheur in de kaak, voor [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;
Meer subsidiair
Hij op of omstreeks 27 juli 2018 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] meerdere malen met kracht in/op/tegen het gezicht/hoofd te slaan en/of te stompen;
4.
hij op of omstreeks 8 augustus 2018 te Arnhem, een of meer wapens van categorie I, onder 1, te weten;
- een stiletto,
- twee vlindermessen en/of
- een boksbeugel, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op 27 juli 2018 was [slachtoffer 1] in zwembad Klarenbeek in Arnhem als badmeester aan het werk. Verdachte was in het zwembad aanwezig, evenals zijn broer [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ), [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ). Rond sluitingstijd heeft [slachtoffer 1] onder andere [medeverdachte 2] verzocht het zwembad te verlaten. Tussen [medeverdachte 2] en [slachtoffer 1] is een discussie ontstaan. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 meer subsidiair en 4 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft met betrekking tot feit 1 naar voren gebracht dat niet kan worden bewezen dat [slachtoffer 1] bij zijn keel is gepakt. Enkel getuige [getuige 1] verklaart te hebben gezien dat aangever bij zijn keel is gepakt, terwijl geen van de andere getuigen dit verklaren. Ook kan niet worden bewezen dat verdachte als pleger of medepleger betrokken is geweest bij de feiten 2 en 3. De raadsman bepleit daarom vrijspraak voor de feiten 1, 2 en 3. Voor wat betreft feit 4 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat een boksbeugel geen wapen is dat valt onder categorie I onder 1 van de Wet wapens en munitie en dit onderdeel van de tenlastelegging daarom niet kan worden bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Overweging vooraf
De rechtbank overweegt dat aangevers en meerdere getuigen ruim een half jaar na het incident bij de rechter-commissaris zijn gehoord. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen die bij de rechter-commissaris zijn afgelegd op een aantal punten afwijken van de verklaringen die bij de politie zijn afgelegd. Getuigen verklaren in die latere verklaringen dingen over de incidenten op 27 juli 2018 te hebben gezien, die zij eerder niet hebben beschreven of waarvan zij zelfs hebben gezegd die niet te hebben gezien. De rechtbank heeft daarom de meest oorspronkelijke verklaringen van aangevers en getuigen, te weten de verklaringen die zijn afgelegd bij de politie, laten bijdragen aan het bewijs.
Feit 1
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij, nadat hij een discussie met [medeverdachte 2] had gehad, op agressieve wijze door een tweede persoon, een persoon met een getinte huidskleur, werd aangesproken. Vrij snel daarna kwam ook [medeverdachte 2] weer op hem af. Er kwam ook nog een derde persoon bij. Deze derde persoon droeg een lichtblauwe zwembroek. Aangever is vervolgens door [medeverdachte 2] en de tweede persoon en mogelijk ook de derde persoon bij zijn keel gepakt en tegen een muurtje gedrukt. Aangever voelde drie handen op zijn keel drukken. Toen hij zijn collega [getuige 1] “hee hee hee” hoorde roepen was de greep van de drie handen weg. Door het knijpen is pijn aan zijn nekspieren ontstaan. [3]
Getuige [getuige 1] , een collega van aangever, heeft verklaard dat een man met een donker getinte huidskleur aangever bij zijn keel pakte. Vervolgens pakten ook twee andere mannen allebei met één hand aangever bij zijn keel. Aangever werd omhoog gedrukt. Getuige begon te schreeuwen en sloeg op de armen van de mannen waardoor aangever los werd gelaten. [4]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 2] en verdachte bij aangever stond toen een badjuffrouw tussen hen in kwam staan. [5]
De rechtbank is op basis van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de keel van aangever dicht heeft geknepen. Nu ook bewezen kan worden dat verdachte dit samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft gedaan, is tevens sprake geweest van medeplegen.
Dat meerdere getuigen niet hebben gezien dat de keel van aangever is dichtgeknepen, zoals door de raadsman naar voren is gebracht, doet niet af aan wat getuige [getuige 1] heeft verklaard. De rechtbank heeft geen reden om aan haar verklaring te twijfelen nu zij zeer dichtbij stond toen het geweld tegen aangever plaatsvond en specifiek heeft verklaard dat zij op de armen van de mannen heeft geslagen om het dichtknijpen van de keel van aangever te stoppen.
Aan verdachte wordt verweten dat hij heeft gehandeld met (voorwaardelijk) opzet op de dood of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever. Voor een bewezenverklaring hiervan is vereist dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans dat aangever als gevolg van de handelingen van verdachte en zijn medeverdachten zou komen te overlijden of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Aangever heeft verklaard dat zijn keel ongeveer 10 seconden is dicht gedrukt en dat hij zijn adamsappel naar binnen voelde drukken. Op de spoedeisende hulp is geen letsel waargenomen aan de nek of de hals van aangever.
Hoewel buiten twijfel staat dat het gebeuren zeer beangstigend voor aangever is geweest en grote indruk op hem heeft gemaakt, biedt het dossier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat de duur en de intensiteit van het dichtknijpen van de keel zodanig was dat er sprake is geweest van een aanmerkelijke kans dat aangever hierdoor zou komen te overlijden of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde (medeplegen poging tot doodslag en medeplegen zware mishandeling). Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van het medeplegen van mishandeling.
Feit 2
Aangever heeft verklaard dat hij, nadat hij de jongen in de lichtblauwe zwembroek vanwege het eerdere incident belette het zwembad te verlaten, samen met deze jongen op de grond belandde. Vervolgens voelde hij vanuit meerdere richtingen trappen tegen zijn hoofd, ook toen hij de jongen inmiddels niet meer vast had. Ook kreeg hij meerdere trappen tegen zijn lichaam. [6]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij zag dat zijn zoon (aangever) bij de uitgang van het zwembad door drie personen meerdere malen werd geslagen tegen zijn hoofd en getrapt tegen zijn lichaam. [7] Ook getuige [getuige 2] heeft verklaard dat ze zag dat meerdere personen op de badmeester aan het intrappen waren. [8]
Getuige [getuige 3] heeft voorts verklaard dat ze zag dat aangever op zijn gezicht en bovenlichaam werd geslagen en geschopt, dit ging door toen aangever op de grond lag. [9] Verdachte en [medeverdachte 2] trapten meer dan tien keer met kracht tegen het lichaam van aangever. Een meisje, dat getuige later herkende als medeverdachte [medeverdachte 3] , schopte meerdere keren tegen het achterhoofd van aangever. [10]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat zij zag dat de getinte jongen, die zij kent als [medeverdachte 1] , aangever tegen zijn hoofd sloeg. Zij heeft ook gezien dat aangever met de jongen met de lichtblauwe zwembroek op de grond lag. [11] Deze jongen herkende zij later als verdachte. [12] Toen aangever op de grond lag werd hij door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] getrapt tegen zijn hoofd en zijn ribben. [13] [medeverdachte 3] trapte aangever drie keer in zijn gezicht toen hij op de grond lag. [14]
De rechtbank is op basis van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte en medeverdachten gezamenlijk geweld tegen aangever hebben gebruikt door hem tegen zijn lichaam en hoofd te trappen en te slaan.
Aan verdachte wordt verweten dat hij en zijn medeverdachten aangever met schoenen aan tegen het hoofd hebben geschopt. Naar het oordeel van de rechtbank is hiervan echter niet gebleken.
Verdachte heeft verklaard dat hij zijn schoenen in zijn hand had toen hij naar de uitgang van het zwembad liep. De rechtbank acht die verklaring aannemelijk, omdat de schoenen van verdachte na het incident in het zwembad zijn achtergebleven. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat ze slippers droeg. Die verklaring wordt bevestigd door getuige [getuige 4] . Ook [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij slippers droeg. Die verklaring wordt bevestigd door getuige [getuige 5] . De andersluidende verklaringen in het dossier acht de rechtbank op dit punt onvoldoende aannemelijk. Die verklaringen zijn ook onvoldoende specifiek om op grond daarvan te oordelen dat [medeverdachte 2] wel schoenen droeg.
Naar het oordeel van de rechtbank doet het schoppen tegen het hoofd zonder schoenen aan of met (zachte) slippers niet zonder meer de aanmerkelijke kans op overlijden ontstaan. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de tenlastegelegde poging tot doodslag.
Het meerdere malen met meerdere personen tegen een kwetsbaar lichaamsdeel van aangever − te weten het hoofd − schoppen en slaan terwijl aangever op de grond lag, kan naar uiterlijke verschijningsvorm echter wel worden aangemerkt als zo zeer gericht op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat er een aanmerkelijke kans was dat dergelijk letsel zou ontstaan en dat verdachte en medeverdachten die aanmerkelijke kans ook hebben aanvaard. Verdachte moet immers, als ieder weldenkend mens, van de kwetsbaarheid van het hoofd op de hoogte zijn geweest.
De rechtbank vindt daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde onder feit 2 subsidiair (medeplegen van poging tot zware mishandeling) heeft begaan.
Feit 3
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij, toen hij zijn zoon [slachtoffer 1] wilde beschermen, meerdere malen en met gebalde vuist tegen zijn hoofd werd geslagen. [15] Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat aangever met kracht, met gebalde vuist in zijn gezicht werd geslagen. [16]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat het verdachte is geweest die drie keer hard uithaalde en aangever bij zijn slaap raakte. [17]
De rechtbank is gelet op genoemde bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte aangever meerdere malen tegen zijn hoofd heeft geslagen.
Kwalificatie feit 3
Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat door het door verdachte uitgeoefende geweld de aanmerkelijke kans is ontstaan dat aangever had kunnen overlijden. Verdachte zal daarom vrij worden gesproken van het onder 1, primair ten laste gelegde (medeplegen poging tot doodslag). Daarnaast is uit het dossier niet gebleken dat de medeverdachten een rol hebben gehad in de mishandeling van aangever, zodat verdachte ook vrij dient te worden gesproken van het onder 1, subsidiair ten laste gelegde (openlijke geweldpleging).
Wettig en overtuigend bewezen is daarom het meer subsidiair ten laste gelegde, te weten mishandeling.
Feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- de verklaring van verdachte [verdachte] , p. 573 en 574
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 300 en
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 375.
De rechtbank overweegt dat een boksbeugel niet valt onder categorie I onder 1 van de Wet wapens en munitie, zoals ten laste is gelegd, zodat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 meer subsidiair, 2 subsidiair, 3 meer subsidiair en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
Hij op
of omstreeks27 juli 2018 te Arnhem tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen[slachtoffer 1] heeft mishandeld door;
die [slachtoffer 1] bij zijn keel te pakken en
/ofde keel dicht te knijpen
en/of de keel dichtgeknepen te houden;
2.
Hij op
of omstreeks27 juli 2018 te Arnhem tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
-Die [slachtoffer 1] naar de grond heeft/hebben getrokken,
-
(vervolgens)(terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) die [slachtoffer 1] meerdere malen met kracht (
met geschoeide voet(en)) in/op/tegen het hoofd
/gezichten
/ofhet (boven)lichaam heeft
/hebbengeschopt en/of getrapt,
-Meerdere malen met kracht
in/op/tegen het hoofd/gezicht heeft
/hebbengeslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
Hij op
of omstreeks27 juli 2018 te Arnhem
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen[slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] meerdere malen met kracht
in/op/tegen het
gezicht/hoofd te slaan
en/of te stompen;
4.
hij op
of omstreeks8 augustus 2018 te Arnhem, een of meer wapens van categorie I, onder 1, te weten;
- een stiletto en
- twee vlindermessen
en/of
- een boksbeugel,
voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van mishandeling
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van poging tot zware mishandeling
Ten aanzien van feit 3:
mishandeling
Ten aanzien van feit 4:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 meer subsidiair en 4 ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie wil aan het voorwaardelijk strafdeel gekoppeld zien een contactverbod met beide aangevers en een gebieds-/locatieverbod voor de zwembaden in Klarenbeek. De officier van justitie heeft tevens de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, indien de rechtbank enkel feit 4 bewezen verklaart, bepleit dat een gevangenisstraf voor dit feit te fors is. Indien de rechtbank ook tot een bewezenverklaring van de feiten 1, 2 of 3 komt dan heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelijk aan de duur die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend is. Het eventuele meerdere kan dan worden gezocht in een taakstraf en/of een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Toen [slachtoffer 1] rond sluitingstijd de bezoekers uit het zwembad begeleidde, heeft [medeverdachte 2] zich recalcitrant opgesteld en is een discussie ontstaan. Verdachte heeft gemeend zich met die discussie te moeten bemoeien en heeft de discussie volledig uit de hand laten lopen door [slachtoffer 1] samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bij de keel te pakken en tegen de muur omhoog te drukken, en hem aldus te mishandelen. Toen [slachtoffer 1] hen vervolgens wilde beletten om het zwembad te verlaten en te wachten op de komst van de politie heeft verdachte samen met zijn medeverdachten op [slachtoffer 1] ingeslagen en –geschopt. Toen [slachtoffer 2] zijn zoon te hulp wilde komen, heeft verdachte hem meerdere malen in zijn gezicht geslagen.
Hoewel in verschillende media de gevolgen van de mishandelingen in de weken na het incident aanzienlijk ernstiger zijn voorgesteld, neemt dat niet weg dat verdachte zich op volstrekt ontoelaatbare wijze heeft gedragen en dat dit gedrag, zoals ook blijkt uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring, grote impact heeft gehad op [slachtoffer 1] en zijn vader. De rechtbank rekent verdachte zijn handelen ernstig aan. De rechtbank neemt daarbij tevens in aanmerking dat het geweld heeft plaatsgevonden in een openbare gelegenheid −een zwembad− en veel omstanders, waaronder kinderen, hiervan getuige zijn geweest. Dit brengt gevoelens van onveiligheid en onrust in de maatschappij teweeg.
De officier van justitie is bij het formuleren van haar strafeis ervan uitgegaan dat feit 1 als poging tot zware mishandeling en feit 2 als poging tot doodslag moet worden aangemerkt. Om de hiervoor beschreven redenen komt de rechtbank tot een ander oordeel. De rechtbank zal daarom aan verdachte een lagere straf opleggen dan de officier van justitie heeft geëist.
De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken. Deze oriëntatiepunten gaan bij een voltooide zware mishandeling uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden. In deze zaak gaat het om een poging. Strafverzwarend zijn de omstandigheid dat er sprake is van medeplegen en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd zoals hiervoor weergegeven. Nu verdachte zich, naast voormelde poging tot zware mishandeling, tevens schuldig heeft gemaakt aan mishandeling, het medeplegen van mishandeling en het voorhanden hebben van wapens vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden passend en geboden. De rechtbank ziet geen aanleiding om een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, inhoudende een contactverbod en/of een gebieds-/locatieverbod temeer daar aan verdachte reeds door de overkoepelende vereniging van het zwembad een ontzegging voor de duur van 5 jaar is opgelegd.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.860,53.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.775,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partijen toe te wijzen, met uitzondering van de reiskosten van [slachtoffer 1] betrekking hebbende op een eventueel hoger beroep. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, gelet op de bepleite vrijspraken, gevraagd de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de door [slachtoffer 1] gevorderde schade met betrekking tot het eigen risico en de gederfde inkomsten niet-ontvankelijk moeten worden verklaard nu deze schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd.
Daarnaast heeft de verdediging bepleit de door de benadeelde partijen gevorderde bedragen voor wat betreft de immateriële schade te matigen.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde feit schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Materiële schade
[slachtoffer 1] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering met betrekking tot de door hem gevorderde reiskosten van een eventueel hoger beroep, nu het gaat om toekomstige kosten. Ook zal hij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering met betrekking tot de door hem gevorderde telefoonkosten, eigen risico en gederfde inkomsten, nu deze schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd. [slachtoffer 1] kan dat deel van zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank zal de gevorderde reis- en parkeerkosten van € 17,40 voor het doen van aangifte toewijzen. Ook zal de rechtbank een bedrag van € 86,13 aan proceskosten (reis- en parkeerkosten voor bezoeken aan de advocaat, het openbaar ministerie en voor het bijwonen van zittingen) toewijzen.
Immateriële schade
De rechtbank begroot de immateriële schade voor wat betreft feit 1 naar redelijkheid op een bedrag van € 500,- en voor wat betreft feit 2 op een bedrag van € 1.250,- gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit en het door de benadeelde partij opgelopen letsel, met niet- ontvankelijkverklaring van het meer gevorderde.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opgelegd, met inbegrip van de wettelijke rente vanaf 27 juli 2018.
De vergoeding van de proceskosten ten bedrage van € 86,13 is daar niet bij inbegrepen.
Hoofdelijke oplegging schadevergoedingsmaatregel
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag voor wat betreft feit 1 door zijn mededaders [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] is of wordt voldaan.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag voor wat betreft feit 2 door zijn mededaders [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] is of wordt voldaan.
[slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde feit schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Materiële schade
De vordering van [slachtoffer 2] zal met betrekking tot de door hem gevorderde telefoon- en portokosten niet-ontvankelijk worden verklaard, nu deze schadepost niet voldoende is onderbouwd.
Immateriële schade
[slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat hij nog korte tijd te leven heeft omdat bij hem een hersentumor is vastgesteld. Zijn kwaliteit van leven is door de mishandeling een stuk verminderd. De rechtbank houdt bij het begroten van de immateriële schade rekening met deze omstandigheden. De rechtbank begroot de immateriële schade naar redelijkheid op een bedrag van € 1.000,-.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opgelegd, met inbegrip van de wettelijke rente vanaf 27 juli 2018.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 91, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
7 (zeven) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
 veroordeelt veroordeelde ten aanzien van
feit 1, tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 500,- (vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
 veroordeelt veroordeelde ten aanzien van
feit 2, tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 1.267,40 (twaalfhonderdzevenenzestig euro en veertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op de datum van deze uitspraak begroot op
€ 86,13 (zesentachtig euro en dertien cent);
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor wat betreft de overige gevorderde schade niet-ontvankelijk in zijn vordering;
 legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer 1], een bedrag te betalen van
€ 1.767,40(€ 500,- + € 1.267,40)
(zeventienhonderdzevenenzestig euro en veertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 27 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededaders [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] het betreffende schadebedrag voor wat betreft
feit 1is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededaders [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] het betreffende schadebedrag voor wat betreft
feit 2is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
 veroordeelt veroordeelde ten aanzien van
feit 3, tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2], van een bedrag van
€ 1.000,- (duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor wat betreft de overige gevorderde schade niet-ontvankelijk in zijn vordering;
 legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer 2], een bedrag te betalen van
€ 1.000,- (duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 20 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.M. van Apeldoorn (voorzitter), mr. C.H.M. Pastoors en
mr. T. Bertens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Bruinsma-Visscher, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 april 2019.
mr. Pastoors is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018359094 , gesloten op 4 oktober 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 544 en proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 125-126.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 126, 127, 128 en 129 en proces-verbaal van bevindingen, p. 148.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 216.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 544.
6.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 128.
7.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 172 en proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 2] , p. 178 en 179.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 220.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 203.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 206 en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 210 en 211.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 189.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 194.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 189.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 196.
15.Proces-verbaal van aangifte, pagina 172.
16.Proces-verbaal van verhoor [getuige 3] , p. 206.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 195.