Op 17 januari 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoeker heeft een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. J.A. van Schagen, de rechter die een procedure over de onderbewindstelling van verzoeker behandelt. Verzoeker stelt dat de rechter partijdig is en niet te vertrouwen, gebaseerd op een algemene veronderstelling dat de eerste rechter in 100% van de gevallen niet te vertrouwen is. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 januari 2019 heeft verzoeker zijn bezorgdheid geuit over de mogelijke invloed van zijn zus, die hem als 'de vijand' beschouwt, en zijn vrees dat de rechter door haar is omgekocht. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verzoeker niet voldoende concrete feiten heeft aangedragen die de schijn van partijdigheid van de rechter zouden kunnen onderbouwen. De rechtbank benadrukt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn om aan deze onpartijdigheid te twijfelen. De rechtbank concludeert dat de door verzoeker aangevoerde omstandigheden niet voldoende zijn om te concluderen dat de rechter vooringenomen is. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat verzoeker het wrakingsverzoek mede heeft ingediend om de procedure te vertragen, wat wordt aangemerkt als misbruik van het wrakingsinstrument. Daarom is het verzoek tot wraking afgewezen en is bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.