ECLI:NL:RBGEL:2019:179

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 januari 2019
Publicatiedatum
21 januari 2019
Zaaknummer
C/05/347204 KG RK 18-1094
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan objectieve grondslagen en misbruik van wrakingsinstrument

Op 17 januari 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoeker heeft een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. J.A. van Schagen, de rechter die een procedure over de onderbewindstelling van verzoeker behandelt. Verzoeker stelt dat de rechter partijdig is en niet te vertrouwen, gebaseerd op een algemene veronderstelling dat de eerste rechter in 100% van de gevallen niet te vertrouwen is. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 januari 2019 heeft verzoeker zijn bezorgdheid geuit over de mogelijke invloed van zijn zus, die hem als 'de vijand' beschouwt, en zijn vrees dat de rechter door haar is omgekocht. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verzoeker niet voldoende concrete feiten heeft aangedragen die de schijn van partijdigheid van de rechter zouden kunnen onderbouwen. De rechtbank benadrukt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn om aan deze onpartijdigheid te twijfelen. De rechtbank concludeert dat de door verzoeker aangevoerde omstandigheden niet voldoende zijn om te concluderen dat de rechter vooringenomen is. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat verzoeker het wrakingsverzoek mede heeft ingediend om de procedure te vertragen, wat wordt aangemerkt als misbruik van het wrakingsinstrument. Daarom is het verzoek tot wraking afgewezen en is bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK GELDERLAND,

locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer / rolnummer: C/05/347204 / KG RK 18-1094
Beslissing van 17 januari 2019
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. J.A. van Schagen,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van 19 december 2018 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld
  • de aantekeningen van de griffier van de wrakingskamer van de mondelinge behandeling, gehouden op 14 januari 2019.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • verzoeker, vergezeld door [naam maatschappelijk werk] stagiair maatschappelijk werk bij Pro Persona en
  • mr. D. Bos van Bonnerman & Partners B.V., beoogd bewindvoerder.
De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de bij deze rechtbank lopende
procedure met zaaknummer/rolnummer 7277152 / BM VERZ 18-6074. In die zaak heeft de zus van verzoeker verzocht om verzoeker onder beperkt bewind te stellen in verband met de afwikkeling van de erfenis van hun overleden moeder.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek en zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling van 14 januari 2019, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling gehouden in de zaak over de onderbewindstelling was verzoeker door een vriend, werkzaam bij de KGB, gewaarschuwd dat de eerste rechter die een zaak behandelt in 100% van de gevallen niet te vertrouwen is en vaak is omgekocht. Bij de tweede rechter die een zaak behandelt speelt dit in 50% van de gevallen. Verzoeker vreesde dat zijn zus, die verzoeker ‘de vijand’ noemt, de rechter heeft omgekocht en dat zij ervoor wilde zorgen dat verzoeker een bewindvoerder aangewezen kreeg die alleen in haar belang zou handelen. Bovendien maakte verzoeker uit de non-verbale communicatie van de rechter op dat deze niet geïnteresseerd was in zíjn verhaal en dat vond verzoeker onbeleefd. De rechter sprak volgens verzoeker kleinerend en toonde weinig empathie, in die zin dat de rechter niet reageerde op zijn opmerkingen dat zijn zus niet goed voor hun moeder had gezorgd in de tijd dat verzoeker in Rusland zat, dat zijn zus hem dwars zit en mensen omkoopt alsmede dat verzoeker door het gebruik van door Pro Persona voorgeschreven medicijnen in een aantal situaties verzeild is geraakt waar hij had kunnen verongelukken. Verzoeker wilde niet onder bewind gesteld worden van iemand die zijn zus had uitgekozen en die hij niet kan vertrouwen en daarom heeft verzoeker de rechter gewraakt. Inmiddels is de behandeling van het verzoek tot onderbewindstelling volgens verzoeker ook niet meer nodig omdat hij zelf zijn bewindvoering al zou hebben geregeld.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter tegenover een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat uit de door verzoeker beschreven omstandigheden niet de schijn volgt dat de rechter bij de behandeling van het verzoek tot onderbewindstelling vooringenomen of partijdig is. Verzoeker heeft de door hem verkregen externe informatie dat de eerste rechter die een zaak behandelt nooit te vertrouwen is en kan worden omgekocht en de tweede rechter die een zaak behandelt in 50% van de gevallen, niet nader geduid qua inhoud en strekking. Uit deze niet met concrete feiten en/of omstandigheden onderbouwde algemene veronderstelling valt dan ook niet af te leiden waarom specifiek de rechter in kwestie vooringenomen of partijdig zou zijn. Concrete feiten en omstandigheden waaruit zou volgen dat in de bejegening van verzoeker tijdens de mondelinge behandeling (de schijn van) partijdigheid van de rechter besloten ligt, heeft verzoeker evenmin voldoende onderbouwd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft verzoeker in dit verband uitsluitend toegelicht dat hij met zijn wrakingsverzoek erop uit is te voorkomen dat hij een bewindvoerder zal krijgen die door bemoeienis van zijn zus wordt aangewezen. Met zijn verzoek wilde verzoeker meer tijd krijgen om zelf de bewindvoering te kunnen regelen, hetgeen hij nu dus heeft gedaan. Dit alles heeft echter niets van doen met de wijze van bejegening door de rechter en op zichzelf is het geen grond voor wraking omdat het niet de beweerde partijdigheid betreft. Het wrakingsverzoek zal dan ook worden afgewezen.
3.3.
Omdat is gebleken dat verzoeker het wrakingsverzoek mede heeft ingediend om tijd te krijgen om zelf de bewindvoering te regelen, moet worden aangenomen dat verzoeker het middel van wraking heeft gebruikt om de procedure te vertragen. Daarmee is sprake van misbruik van het wrakingsinstrument. De rechtbank bepaalt om die reden dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De rechtbank
  • wijst het verzoek tot wraking af,
  • bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. J.R. Veerman, J.M. Graat en M.J.C van Leeuwen in tegenwoordigheid van de griffier [naam griffier] en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2019.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.