ECLI:NL:RBGEL:2019:1748

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 april 2019
Publicatiedatum
23 april 2019
Zaaknummer
C/05/314797 / HZ ZA 17-64
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrechtelijke geschil over onjuiste voorlichting bij aanspraak op verzekeringsuitkering na brand van een Mercedes

In deze zaak vorderde eiseres, wonende te Rijswijk, nakoming van een verzekeringsovereenkomst met Achmea Schadeverzekeringen N.V. met betrekking tot een Mercedes Benz die in februari 2015 door brand verloren ging. De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, heeft op 24 april 2019 vonnis gewezen. Eiseres stelde dat zij recht had op een verzekeringsuitkering, maar Achmea betwistte dit en voerde aan dat eiseres onjuist was voorgelicht over de koopprijs van de auto. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 22 november 2017 Achmea bewijs opgedragen van de onjuistheid van de informatie die eiseres had verstrekt. Tijdens de getuigenverhoren bleek dat er aanzienlijke onduidelijkheid bestond over de werkelijke koopprijs van de auto en de financiering daarvan. Eiseres had verklaard dat zij € 10.000,00 had bijgedragen aan de aankoop, maar Achmea betwistte dat de totale koopprijs van € 44.000,00 daadwerkelijk was betaald. De rechtbank concludeerde dat eiseres haar onjuist had voorgelicht om een uitkering te verkrijgen waarop zij geen recht had. De vorderingen van eiseres werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten van Achmea, die op € 8.464,28 werden begroot. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet kon aantonen dat zij recht had op de gevraagde uitkering, en dat haar verzekerbaar belang hooguit € 10.000,00 zou kunnen bedragen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/314797 / HZ ZA 17-64
Vonnis van 24 april 2019
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Rijswijk, gemeente Zuid Holland,
eiseres,
advocaat mr. U. Arslan te 's-Gravenhage,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. A.P.E. de Ruiter te Zwolle.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Achmea genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 november 2017
  • de bij brief van 5 januari 2018 overgelegde producties 24 en 25 namens [eiseres]
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 15 maart 2018
  • het proces-verbaal van voortzetting van getuigenverhoor van 8 juni 2018
  • het proces-verbaal van voortzetting van getuigenverhoor van 4 september 2018
  • het proces-verbaal van voortzetting van getuigenverhoor van 11 december 2018
  • de brief van 19 december 2018 waarbij Achmea laat weten af te zien van het horen van
getuige [naam getuige 1] , met het verzoek de zaak te verwijzen voor conclusie na enquête
  • de conclusie na getuigenverhoor
  • de akte niet dienen verleend op 6 maart 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In deze zaak vordert [eiseres] nakoming van Achmea van de tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst met betrekking tot de Mercedes Benz met kenteken [kenteken] (hierna: de auto), die in de nacht van 16 op 17 februari 2015 volledig is uitgebrand.
Bij tussenvonnis van 22 november 2017 heeft de rechtbank Achmea bewijs opgedragen van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat [eiseres] haar onjuist heeft voorgelicht met het oogmerk een hogere schadevergoeding te verkrijgen, respectievelijk een uitkering te verkrijgen waarop zij bij kennis van de ware stand van zaken geen recht zou hebben gehad, en Achmea toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen het vermoeden dat [eiseres] rechthebbende met betrekking tot de auto is.
Achmea heeft als getuigen doen horen, [eiseres] , [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 5] en [getuige 6] . Van de zijde van [eiseres] zijn geen getuigen voorgebracht.
2.2.
Wat betreft het laatste deel van de bewijsopdracht brengt de rechtbank in herinnering dat met verwijzing naar artikel 3:109 BW juncto artikel 3:119 BW op grond van het feit dat [eiseres] de auto onder zich had en daadwerkelijk gebruikte, het kenteken van de auto op haar naam geregistreerd stond en zij de verzekeringspremie en de motorrijtuigenbelasting betaalde, [eiseres] vermoed werd rechthebbende te zijn, behoudens tegenbewijs.
2.3.
Een van de vragen in dit verband is hoe [eiseres] de gestelde koopprijs van de auto van € 44.000,00 heeft kunnen betalen. Op zich staat tussen partijen niet ter discussie dat [eiseres] beschikte over een bedrag van € 10.000,00 dankzij een uitkering door een andere verzekeringsmaatschappij na diefstal van een eerdere Mercedes. Op 31 januari 2014 heeft [eiseres] dit bedrag contant van haar ING-rekening gehaald. Naar eigen zeggen omdat zij in eerste instantie een nieuwe auto wilde kopen. Toen dit niet meteen lukte, heeft zij verklaard dit bedrag aan [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ), haar toenmalige partner, te hebben gegeven om het in de kluis te leggen. Zij heeft over de aanschaf van de auto (Mercedes) onder meer het volgende verklaard:

Ik ben op Marktplaats of een andere website gaan kijken naar auto’s. Toen kwam ik de Mercedes tegen. Ik weet niet meer precies op welke website. Daarover heb ik het met de heer [getuige 1] gehad. Ik wilde graag naar de auto kijken al had ik geen idee hoe ik dat zou moeten bekostigen. Ik ben met de heer [getuige 1] de auto gaan bekijken bij de Zorgwinkel in Den Haag. De heer [getuige 1] heeft de afspraak gemaakt om te komen kijken. Ik heb personen in de Zorgwinkel gezien maar weet niet wie de verkoper is. Wij hebben met de auto in een paar straten in de buurt rondgereden, zo’n 5 à 10 minuten, en hebben de auto toen weer teruggebracht. Ik wilde de auto heel graag hebben maar wist niet hoe deze te financieren. Er werd een bedrag genoemd van boven de € 40.000,00. Een lening afsluiten bij een bank vond ik bezwaarlijk. Het zal geweest zijn in de periode tussen juli en september 2014.
Zo’n twee weken later kreeg ik een telefoontje van de heer [getuige 1] of ik wilde komen. Hij kwam mij ophalen. Toen zijn we naar de Bruna gegaan en zei de heer [getuige 1] dat hij de auto had gekocht. Toen zijn we de auto gaan ophalen die voor de Zorgwinkel stond.
We zijn naar de Bruna gegaan omdat daar de mogelijkheid bestaat een auto over te schrijven. Onderweg naar de Bruna heeft hij mij verteld dat hij de auto had gekocht voor mij en dat we er met de betaling onderling nog wel uit zouden komen. Ik heb mijn rijbewijs afgegeven en de heer [getuige 1] had de papieren van de auto bij zich. Toen is de auto op mijn naam gesteld. De auto is op mijn naam gezet omdat ik hem 95 procent ging gebruiken. Als hij op naam van de heer [getuige 1] was gezet dan zou hij de kosten daarvoor moeten betalen terwijl hij hem maar incidenteel gebruikte.
Ik heb niet gevraagd hoe de auto is betaald. Ik heb nog wel gevraagd of de € 10.000,00 er voor is gebruikt. Daar antwoordde hij bevestigend op. Over het aankoopbedrag zijn geen echte afspraken gemaakt. Ik was wel van plan om het hele bedrag te betalen. Dan kon ik ook zeggen dat de auto echt van mij was. Ik denk dat ik in december [getuige 1] nog zo’n € 600,00 tot € 800,00 heb gegeven. Ik heb dat geld gepind. Dat zal in biljetten van € 50,00 zijn geweest. Later heb ik geen bedragen meer betaald..
[getuige 1] heeft over de aanschaf en financiering van de auto onder meer het volgende verklaard:

Ik ben gaan kijken naar een auto voor haar op internet zoals Marktplaats, Gaspedaal. Ik kwam een auto tegen die niet zo ver bij ons vandaan was, ook in Den Haag. Ik ben daar zelf alleen gaan kijken, maar dat was een andere auto, wel hetzelfde type. Ik heb het met mevrouw [eiseres]over dit type auto gehad. Ze was verbaasd dat ik met zo’n type auto kwam.
Vervolgens kwam ik iemand tegen in Den Haag, via een kennis, die een auto van ditzelfde type had en moest verkopen. Ik weet niet of deze auto op internet heeft gestaan. Ik ben naar mevrouw [naam 1] gegaan. Ze heeft een eigen bedrijf in Den Haag, een soort zorgwinkel. De eerste keer ben ik samen met mevrouw [eiseres] naar mevrouw [naam 1] gegaan. Ik sprak met behoorlijk wat enthousiasme over die auto en zij wilde dat ook wel meemaken.
Mevrouw [naam 1] is naar buiten gekomen en heeft kennis gemaakt met mevrouw [eiseres] . Bij de auto is een gesprek over technische details van de auto gevoerd met mevrouw [naam 1] . Vervolgens is de prijs aan de orde geweest. Dat zal rond € 48.000,00 / € 50.000,00 geweest zijn. Ik wist dat ze de auto van de hand moest doen, dus ik heb ter plekke een tegenbod gedaan. Volgens mij heb ik een bedrag genoemd rond de € 40.000,00 tot € 42.000,00. We konden het niet over de prijs eens worden. Daar zouden we over nadenken.
Op uw vraag of ik in de auto heb gereden antwoord ik: ik heb in de auto gezeten, of ik er ook in gereden heb weet ik niet zeker. Ik heb kort achter elkaar de twee auto’s bekeken. Ik start altijd de auto om het motorgeluid te controleren en de lampjes. Het bezoek zal misschien een half uurtje geduurd hebben. We zijn weggegaan met de mededeling dat we erover zouden denken en haar op de hoogte zouden brengen. Ik heb er een paar dagen over nagedacht. Ik heb samen met mevrouw [eiseres] overlegd over het aankoopbedrag. Zij zou haar bedrag van € 10.000,00 bijdragen. Dat had ze apart gelegd. Ik weet niet precies waar het vandaan kwam. Dat kan ik mij niet meer herinneren.
Ik heb eerst nagegaan of ik nog financiële mogelijkheden had. Ik had sowieso contant geld thuis liggen. Dat heb ik in de kluis liggen. Het ging om een bedrag van € 35.000,00 / € 40.000,00. Ik wilde € 20.000,00 van dit geld voor de auto gebruiken. Een bedrag van € 14.000,00 hadden mijn ouders contant en zij wilden dat aan mij uitlenen. Ze wisten dat ik dat voor een voertuig zou gebruiken. Er zijn geen afspraken gemaakt met mijn ouders over het geleende geld. Dat gaat bij ons altijd in goede harmonie. Als ze het weer nodig hebben dan zorg ik ervoor dat het weer wordt terugbetaald.
Na ongeveer een week heb ik weer contact gezocht met de vraag of de auto nog beschikbaar was. Dat was zo en het bedrag is afgemaakt op € 44.000,00. Dat is telefonisch besproken.
Ik ben alleen naar mevrouw [naam 1] gegaan en heb de koop afgerond met contante betaling van de koopprijs. Ik heb de papieren gekregen. Vervolgens heb ik mevrouw [eiseres] opgehaald, ik weet niet meer in welke auto, en zijn we naar het overschrijvingskantoor gegaan, een soort van Primera/Bruna-achtige winkel. Daar is de auto op naam van mevrouw [eiseres] gesteld en de papieren gecontroleerd en ik kreeg een vrijwaringsbewijs mee dat ik dezelfde dag heb afgegeven aan mevrouw [naam 1] . Daar was mevrouw [eiseres] niet meer bij. Ik heb Mevrouw [eiseres] na het overschrijven van de papieren naar huis gebracht.
Wij hebben met elkaar afgesproken dat ieder de helft van de auto zou betalen.
(…)
Wat betreft de terugbetaling door mevrouw [eiseres] verklaar ik als volgt: het kan een keer per bank geweest zijn. Ze betaalde dan € 200,00 à € 250,00. Ik denk dat ik in totaal een kleine€ 1.000,00 heb teruggekregen. Het zou betaald kunnen worden van hetgeen zij maandelijks overhield.
Voorts is de verkoper van de auto, [getuige 2] , verpleegkundige, als getuige gehoord. Zij heeft onder meer het volgende verklaard:

Ik had een paar maanden een Mercedes met open dak. Dat zal vier jaar geleden geweest zijn. Een paar maanden tevoren had ik de auto gekocht voor een bedrag van rond de € 48.000,00. (…)
Ik heb de auto gekocht in verband met de komst van de zomer. U houdt mij voor dat hier verklaard is dat ik de auto moest verkopen. Daarop antwoord ik: de auto was duur in de verzekering. Dat heeft de doorslag gegeven.
In eerste instantie zijn de meneer die ik net zag en de mevrouw die ik hier zie zitten bij mij geweest om naar de auto te kijken. Ik herinner me dat de man de auto voor zijn vriendin wilde kopen of samen kopen, het is allemaal lang geleden, dat weet ik niet precies. De man voerde het woord. Ze hebben een proefritje gemaakt, we hebben over de prijs gediscussieerd. Ik heb geen idee meer hoe lang het gesprek en het proefritje samen geduurd heeft. De man zou laten weten of het kopen van de auto wel of niet zou doorgaan.
Ik bevestig dat ik op dat moment ook met mevrouw gesproken heb.
Anderhalve week later belde de man op en deelde mee dat ze de auto wilden kopen. We hebben € 44.000,00 uiteindelijk afgesproken. In eerste instantie zou hij het bedrag overmaken naar mijn bank. Ik zei dat is goed. Uiteindelijk is het contant gegaan.
Omdat het om zo’n groot bedrag ging heb ik bij mij op kantoor afgesproken. (…) Uiteindelijk kwam het uit op € 44.000,00. Ik heb dat zelf nageteld. Hierbij was alleen meneer aanwezig. Ik heb deel I, deel II en deel III van het kentekenbewijs aan meneer gegeven om het over te schrijven. Ik heb niet echt meegekregen of het op de naam van de man of zijn vriendin zou worden gezet.
Afgesproken is dat de man terug zou komen om mij het vrijwaringsbewijs te brengen.
(…)
Ik houd van mooie auto’s. Het ging om een zwarte auto met een automaat, zwart leren bekleding, benzine. Ik heb geïnformeerd naar een verzekering maar omdat die allemaal zo duur waren heb ik geen verzekering afgesloten. Op uw vraag of ik onverzekerd heb rondgereden antwoord ik: ik heb hem meteen geschorst. Ik heb nooit met de auto gereden. De schorsing heb ik in orde gemaakt bij zo’n winkel waar je ook postpakketten kunt versturen. ik heb van de schorsing een bewijsstuk gekregen. Ik zou niet weten of ik het bewijsstuk daarvan nog heb.
Er is mij niet gevraagd om de auto te kopen of op mijn naam te zetten. Ik had nog een andere auto, het was een tweede auto voor de zomer er bij.
Ik ben bekend met het systeem van registraties van verzekeraars in Nederland. Op uw vraag of ik ben geregistreerd antwoord ik bevestigend.
(…)
De auto stond ten tijde van de schorsing op een weiland. Of het een weiland was weet ik niet zeker. Hij stond niet op de openbare weg.
Ik heb de auto op Marktplaats gezet voor € 48.000,00. Ik heb reacties gekregen.
Ik heb de auto verkocht aan degene die het eerste heeft gereageerd. Mijn broertje heeft de plek voor de auto geregeld zodat hij niet op straat stond. Waar dat is kan ik u niet vertellen.
Mijn broertje heeft geregeld dat de auto voor de deur kwam te staan toen de koper kwam kijken. De naam van mijn broertje is [getuige 4] , [adres 1] in Den Haag.
Ik ben bij de auto gaan kijken, ik heb hem meteen gekocht en mijn broertje heeft geregeld waar hij moest staan na de schorsing.
[getuige 4] heeft over de auto het volgende verklaard:

Ik ben de broer van [getuige 2] . Ik heb haar gebeld en het ging over een auto, de Mercedes. Deze Mercedes stond bij mij in de stalling. Zij had hem gekocht, maar nog niet verzekerd. Dat betekent dat de auto van de openbare weg moet. Toen heeft ze contact opgenomen met mij en is de auto bij mij in de stalling gekomen. Ik meen me te herinneren dat dat in oktober/november is geweest.Een paar maanden later belde mijn zus dat ze een koper voor de auto had gevonden. Ik heb de auto voor haar zaak in Den Haag geparkeerd. Ik weet niet wat haar bedoelingen met de auto zijn geweest. Nadat de koper was geweest ben ik de auto weer gaan ophalen en heb hem weer in de stalling gezet.Twee weken later nam mijn zus contact op en vertelde dat de koper alsnog had besloten om de auto te nemen. Toen heb ik ervoor gezorgd dat de auto weer voor haar zaak geparkeerd stond.
Achmea heeft gesteld dat uit de gegevens van het RDW blijkt dat [getuige 3] de betreffende Mercedes vanuit Duitsland in Nederland heeft ingevoerd. Hij heeft onder meer het volgende verklaard:

Mr. De Ruiter vraagt of ik een Mercedes op mijn naam heb gehad. Het klopt. Ik heb een Mercedes uit Duitsland ingevoerd, maar ik weet daar het kenteken niet van. De auto had een Duits kenteken. Het ging om een opknappertje. Ik heb er tussen € 15.000,-- en € 16.000,-- voor betaald inclusief kosten invoer. Er waren maar een paar dingetjes aan. Er was een verstoring in de verlichting en de interieurverlichting deed het niet. De auto zal een jaar of 2, 3 oud zijn geweest. Ik blijf bij wat ik tot nu toe verklaard heb.Omdat de reparatie van de auto te maken had met elektronica storingen, heb ik de auto vervolgens met verlies van de hand gedaan. Ik weet niet meer aan wie ik hem destijds heb verkocht.
Ik heb de auto destijds gekocht omdat ik verwachtte dat ik hem na reparatie met winst kon verkopen.”
2.4.
Wat aan de verklaringen opvalt, is dat de getuigen op cruciale punten vaag blijven in hun verklaring. Bovendien zijn er verschillen in de verklaringen van [eiseres] en [getuige 1] over de aanschaf van de auto die zich niet meer laten verklaren door het feit dat een zelfde gebeurtenis door verschillende personen op net iets andere wijze kan worden weergegeven. [eiseres] heeft geen bevredigende verklaring gegeven voor het feit dat zij al in januari 2014 € 10.000,00 van haar rekening heeft gehaald en volgens eigen zeggen aan [getuige 1] heeft afgegeven, die dit overigens niet bevestigt. Dit wekt bevreemding omdat de auto pas op 8 oktober 2014 is gekocht door [getuige 1] en daarna op naam van [eiseres] is gesteld. Opvallend is het grote aandeel van [getuige 1] in de aankoop van de auto en de geringe rol die [eiseres] hierin heeft gespeeld. In feite is ze met [getuige 1] meegegaan voor een proefrit en samen met hem naar de Brunawinkel om de auto op haar naam te laten registreren.
Wat betreft de gestelde koopprijs van € 44.000,00 constateert de rechtbank dat dit bedrag in de verklaringen van [eiseres] , [getuige 1] en [getuige 2] wordt genoemd maar er geen enkele (schriftelijk) bewijs is dat dit bedrag ook daadwerkelijk voor de auto is betaald. Uit de getuigenverklaringen van de ouders van [getuige 1] kan in geen geval worden afgeleid dat zij bewust een bedrag van € 14.000,00 hebben uitgeleend aan hun zoon en dat zij wisten dat dit ten behoeve van de aanschaf van de auto voor een vriendin van hun zoon was, over wie de moeder heeft verklaard dat de naam [eiseres] haar niets zei. Van het bedrag van € 20.000,00 dat [getuige 1] contant beschikbaar zou hebben gesteld, is geen bewijs anders dan de mondelinge verklaring van [getuige 1] zelf. [eiseres] is niet aanwezig geweest bij de betaling van de koopprijs aan [getuige 2] . Voorts is het de rechtbank een raadsel waarom iemand, zoals [getuige 2] heeft verklaard, voor de zomer een tweede auto koopt –
het is toch fijn om in een cabriolet te rijden– maar dan niet in staat is om de verzekeringspremie op te brengen omdat [getuige 2] in verband met haar registratie niet voor een gangbare verzekering in aanmerking kwam. Zij heeft de auto direct bij de RDW geschorst en bij haar broer onder gebracht, omdat hij niet op de openbare weg mocht staan. Uit de verklaring van de broer, [getuige 4] , blijkt dat hij de auto steeds onder zich heeft gehad en dat hij de auto bij de bezichtiging in Den Haag voor de zorgwinkel van [getuige 2] heeft geparkeerd en na de proefrit weer van de openbare weg heeft gehaald. Ook hier valt op dat de broer van [getuige 2] een groter aandeel in de bemoeienissen met de auto heeft gehad en de rol van [getuige 2] eruit bestaat dat de auto op haar naam is geregistreerd. Tot slot is daar de verklaring van [getuige 3] , die voor een bedrag tussen € 15.000,00 en € 16.000,00 een Mercedes uit Duitsland heeft ingevoerd, maar zich daarvan niet meer het kenteken herinnert. Daarom kan niet worden vastgesteld dat deze Mercedes de auto is geweest waarover onderhavige procedure wordt gevoerd. Het enkele feit dat [eiseres] [getuige 3] uit het uitgangscircuit in Den Haag kende, maakt niet dat zij wist dat deze auto was ingevoerd voor een bedrag van € 15.000,00, zoals Achmea heeft aangevoerd.
Conclusie van het voorgaande is wel dat niet vaststaat dat de gestelde koopprijs van € 44.000,00 daadwerkelijk voor de auto is betaald.
2.5.
Op grond van de getuigenverhoren oordeelt de rechtbank daarom dat Achmea is geslaagd in het bewijs dat [eiseres] haar onjuist heeft voorgelicht teneinde een uitkering te krijgen waarop zij bij kennis van de ware stand van zaken geen recht zou hebben gehad. Haar verzekerbaar belang zou hooguit € 10.000,00 (+ € 1.000,00) kunnen bedragen. Dat zij mogelijk niet op de hoogte is geweest van de precieze gang van zaken, maakt dit niet anders. Zij heeft zich ervoor geleend om de auto op haar naam te laten registreren en na de brand aanspraak te maken op een uitkering van Achmea, in de wetenschap dat zij een dergelijke kostbare auto niet kon betalen. De vorderingen zullen daarom worden afgewezen.
2.6.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Het getuigenverhoor van 11 december 2018 is niet in de berekening betrokken. De kosten aan de zijde van Achmea worden begroot op:
- griffierecht 1.924,00
- getuigenkosten 1.170,28
- salaris advocaat
5.370,00(5 punten × tarief € 1.074,00)
Totaal € 8.464,28

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Achmea tot op heden begroot op € 8.464,28, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Strens-Meulemeester en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2019.
St/Vr