ECLI:NL:RBGEL:2019:1735

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 april 2019
Publicatiedatum
19 april 2019
Zaaknummer
05/720234-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling van een sociotherapeute door een cliënt tijdens proefverlof

Op 18 april 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 54-jarige man, die werd beschuldigd van poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling van zijn sociotherapeute. De verdachte, die op dat moment in een TBS-instelling verbleef, volgde de vrouw tijdens haar proefverlof en probeerde haar in zijn auto te dwingen. Tijdens deze confrontatie gebruikte hij geweld en dreigde hij met een mes. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet volledig toerekeningsvatbaar was, maar dat zijn daden wel ernstig waren. De rechtbank achtte de poging tot vrijheidsberoving bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de voltooide vrijheidsberoving. De mishandeling werd eveneens bewezen verklaard. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, naast een terbeschikkingstelling met dwangverpleging, gezien de ernst van de feiten en het gevaar voor herhaling. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, die eerder was behandeld voor een persoonlijkheidsstoornis. De benadeelde partij, de sociotherapeute, werd toegewezen in haar vordering tot schadevergoeding, die door de rechtbank werd vastgesteld op € 3.762,56, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/720234-18
Datum uitspraak : 18 april 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1965 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in P.I. HvB Grave (Unit A + B) te Grave.
Raadsvrouw: mr. D.N.A. Brouns, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
11 oktober 2018, 20 december 2018, 28 februari 2019 en 4 april 2019.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Aan verdachte is na een nadere omschrijving van de tenlastelegging gedaan ter terechtzitting van 4 april 2019 ten laste gelegd dat:
hij op 14 juni 2018 in Nijmegen [slachtoffer] , zijn psychotherapeute bij de [naam 1] , van haar vrijheid heeft beroofd, althans dat heeft geprobeerd;
hij op 14 juni 2018 in Nijmegen [slachtoffer] heeft mishandeld.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een voltooide wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ). De officier van justitie heeft de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat algehele vrijspraak dient te volgen. Verdachte ontkent dat hij [slachtoffer] van haar vrijheid heeft beroofd en haar heeft mishandeld. Hij is bij haar in de auto gaan zitten en er heeft een heftige discussie tussen hen plaatsgevonden. Voor essentiële onderdelen in de tenlastelegging is er alleen de verklaring van aangeefster. Er is geen dan wel onvoldoende ondersteuning hiervoor in ander bewijs, zoals forensisch bewijs, te vinden. Daar komt bij dat de getuige [getuige] in het donker op enige afstand van de auto heeft gestaan en over essentiële onderdelen inconsistent heeft verklaard. Kortom, niet kan worden vastgesteld dat
[slachtoffer] gedurende enige tijd niet vrij was om zelf te beslissen te gaan en staan in een richting die zij zelf wilde. Er is dus geen sprake geweest van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Evenmin is sprake geweest van mishandeling.
Ook als de rechtbank zou uitgaan van de versie van [slachtoffer] is geen sprake geweest van wederrechtelijk vrijheidsberoving. Niet elke belemmering levert een wederrechtelijk vrijheidsberoving op.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] was op 14 juni 2018 als sociotherapeute werkzaam bij de [naam 1] te Nijmegen. Verdachte was één van haar cliënten. Haar dienst eindigde om 23.00 uur, waarna zij in haar auto is gestapt en is weggereden. Onderweg kreeg zij het gevoel dat er een auto achter haar bleef rijden. Na twee keer een afslag te hebben genomen reed de auto nog steeds achter haar. Op een gegeven moment kwam de auto naast haar rijden. Zij zag toen dat verdachte in deze auto zat. Zij is gestopt en uit haar auto gestapt. Verdachte stopte ook en stapte eveneens uit zijn auto. Verdachte pakte iets uit zijn auto, deed dat in zijn zak en kwam naar haar toelopen. Zij heeft gezegd dat hij haar met rust moest laten en is weer in gestapt. [3] Zij hoorde dat verdachte achter haar in de auto ging zitten. Zij is toen uit haar auto gestapt en bleef staan bij het portier. Uiteindelijk stapte verdachte uit. [slachtoffer] zat op een gegeven moment weer op de bestuurdersstoel en wilde vertrekken. Zij zag dat verdachte weer bij haar instapte. Zij voelde direct dat zij naar achteren werd getrokken. Zij werd vastgegrepen door zijn arm. Het was een heel stevige greep. Verdachte zei: “Ik heb een mes”. Zij voelde op dat moment dat er iets scherps met kracht porde in haar rug. Verdachte probeerde de deur en het raam van de auto meerdere keren dicht te maken. Er ontstond een worsteling. Zij zag een man staan en riep “Help. Ik wil dit niet”. De man ging weg. Verdachte liet haar los, stapte uit en stond ineens naast de bestuurdersstoel. Door de situatie was zij in paniek. Zij pakte de telefoon, maar verdachte duwde die uit haar handen en wilde vervolgens de sleutel uit haar auto halen. Verdachte pakte haar vast en trok haar met kracht uit de auto, in de richting van zijn eigen auto. Verdachte moest moeite doen om haar mee te trekken en trok drie tot vier keer hard aan haar kleding. Zij heeft zich afgeweerd en raakte daarbij het mes, dat verdachte vast had. Vervolgens pakte verdachte haar bij haar middel en duwde haar richting het portier om haar mee te krijgen. Zij heeft de dakrand van de auto gepakt en zich afgezet, terwijl verdachte wel drie tot vier keer bezig was haar in zijn auto te duwen. Met een hand pakte hij haar bij de nek vast en met de andere hand kneep hij in haar zij. Hij deed dat met kracht. Zij heeft telkens om hulp geroepen. Toen de man, die zij eerder had gezien, weer in hun richting kwam vertrok verdachte. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 14 juni 2018 achter [slachtoffer] aan is gereden en dat zij op een gegeven moment stopte. Hij is toen ook gestopt en bij haar in de auto gestapt. [5]
[getuige] heeft verklaard dat hij op 14 juni 2018 een bestelling bij een klant moest bezorgen op het adres [adres] . Tegenover dat huis zag hij twee auto’s staan en hij zag dat er iets gaande was, dat er iets niet goed was. Hij rende meteen naar het huis van de klant om versterking te vragen, want de vrouw riep “help help”. Er zaten een man en een vrouw in de auto. Hij zag dat de man de vrouw wurgde. De man zat achter de vrouw. Toen hij aankwam zaten zij al in één auto. Hij zag duwen, trekken, verwurgen. Hij dacht eerst dat het een stelletje was, maar toen de vrouw “help help” begon te roepen wist hij zeker dat het niet goed was. Toen hij hulp wilde halen zag hij dat zij buiten de auto waren. [6]
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verklaring van getuige [getuige] op essentiële onderdelen inconsistent is en dus behoedzaam beoordeeld moet worden. De rechtbank ziet in hetgeen de raadsvrouw daartoe heeft aangevoerd geen reden die verklaring van de getuige onbetrouwbaar te achten en gebruikt de verklaring derhalve voor het bewijs.
Tijdens het forensisch letselonderzoek is geconstateerd dat het letsel van [slachtoffer] bestond uit grotendeels onderhuidse bloeduitstortingen, met daarnaast een diepe snijwond in de linker pink, twee oppervlakkige snijverwondingen in de linker ringvinger, enkele krasverwondingen, zowel oppervlakkig als diep en een tweetal tijdelijke kneuzingen of irritaties van de huid. De letsels bevonden zich op de nek, rug, rechter flank, borst en linker hand. De kraswonden op de rug zijn passend bij de door aangeefster gegeven toedracht dat zij met een puntig voorwerp in de rug is geprikt, mogelijk een mes. [7]
Aan de linker hand had zij een diepe snijwond in de linker pink, twee oppervlakkige snijwonden in de linker ringvinger en enkele kras- en schaafverwondingen. De locatie van het letsel is typisch voor afweerletsel. [8]
De hoofdsteun van de bestuurderstoel van de auto [slachtoffer] is aan de achterkant aan de bovenzijde bemonsterd. Daarop is DNA aangetroffen dat afkomstig kan zijn van verdachte. De kans dat dit DNA-profiel matcht met een willekeurig ander persoon dan verdachte is kleiner dan één op 60 miljoen. [9]
Een mes dat in de auto van verdachte is aangetroffen is bemonsterd. Op de snijrand van het lemmet van dat mes is DNA aangetroffen dat afkomstig kan zijn van [slachtoffer] . De kans dat dit DNA-profiel matcht met een willekeurig ander persoon dan [slachtoffer] is kleiner dan één op één miljard. [10]
Een shirt en een vest van aangeefster zijn onderzocht. Op het shirt zijn recente beschadigingen aangetroffen, namelijk een gaatje ter hoogte van de buik en een gaatje aan de achterzijde van de hals. Op het vest is een beschadiging aangetroffen ter hoogte van de buik.
Uit het beschadigingsbeeld valt af te leiden dat de kenmerken van gaatjes wijzen op de inwerking van een scherprandig voorwerp. [11]
Op basis van het voorgaande acht de rechtbank het navolgende bewezen.
Verdachte heeft, nadat [slachtoffer] op 14 juni 2018 met de auto bij de [naam 1] was vertrokken, haar met zijn auto achtervolgd. Nadat [slachtoffer] was gestopt is verdachte, zonder dat zij dat wilde, bij haar in de auto gaan zitten. Hij heeft plaatsgenomen op de achterbank achter de bestuurdersstoel en heeft met kracht zijn arm om haar nek gedaan en haar naar achteren getrokken. Ook heeft hij [slachtoffer] daarbij een mes in haar rug geduwd. [slachtoffer] heeft zich daartegen verzet. Korte tijd daarna heeft verdachte haar uit haar auto gesleurd en geprobeerd haar in zijn auto te duwen, maar dat is niet gelukt omdat zij zich heeft verzet. Daarbij had hij het mes nog in zijn handen en hij heeft haar daarmee geraakt.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen hoe het gedrag van verdachte juridisch moet worden gekwalificeerd.
Van wederrechtelijke vrijheidsberoving in de zin van artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht is sprake indien iemand niet vrijwillig kan vertrekken van de plaats waar hij zich op dat moment bevindt, bijvoorbeeld omdat hij is vastgebonden. De vrijheidsberoving moet opzettelijk geschieden en zonder toestemming van het slachtoffer.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte met zijn intimiderende en bedreigende handelen de bedoeling heeft gehad om [slachtoffer] tegen haar zin en met geweld in haar of in zijn eigen auto te plaatsen en haar mee te nemen. Zij is zich daartegen blijven verzetten waardoor verdachte haar niet onder controle kreeg en het hem uiteindelijk niet lukte haar in zijn auto te duwen en met haar weg te rijden.
Naar het oordeel van de rechtbank is dus geen sprake van een voltooide wederrechtelijke vrijheidsberoving zoals onder 1 primair ten laste is gelegd en daarom zal de rechtbank verdachte daarvan vrij spreken. Naar het oordeel van de rechtbank is wel sprake van een poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving, zoals onder 1 subsidiair ten laste is gelegd. De rechtbank acht dit wettig en overtuigend bewezen. Verder acht de rechtbank bewezen dat verdachte aangeefster mishandeld heeft, zoals onder feit 2 ten laste is gelegd.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks14 juni 2018,
althans in of omstreeks de periode van 14 juni 2018 tot en met 15 juni 2018,in de gemeente Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] (sociotherapeute [naam 1] ) wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden,
- die [slachtoffer] heeft gevolgd en meermalen
, in ieder geval éénmaal, (zonder toestemming van die [slachtoffer]
)achter in de auto van die [slachtoffer] is gaan zitten en
/of
-
(vervolgens
)die [slachtoffer] met zijn, verdachtes, arm met kracht de nek van die [slachtoffer] heeft vast gepakt en
/ofvast gehouden en
/ofdie [slachtoffer] naar achteren heeft getrokken en
/of
- meermalen, in ieder geval éénmaal, het portier van de auto heeft dicht getrokken en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd 'Ik heb een mes', in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking en
/of
- met een mes
, in ieder geval een dergelijk scherp (steek)voorwerp,in de rug/zij van die [slachtoffer] heeft gepord/geprikt en
/of in/tegen de rug/zij van die [slachtoffer] heeft geduwd en
/of
- die [slachtoffer] vervolgens met kracht heeft vastgepakt en
/ofuit de auto heeft gesleurd en/of getrokken en
/of
- die [slachtoffer] meermalen
, in ieder geval éénmaal,met kracht aan de kleding en
/ofom haar middel en
/ofin haar nek en
/ofin haar zij heeft vastgepakt en/of vast gehouden en
/ofin de richting van zijn, verdachtes, auto heeft getrokken/gesleurd en
/of
- een portier van verdachtes auto heeft opengemaakt en
/ofdie [slachtoffer] vervolgens meermalen in die auto heeft getracht te duwen/trekken, terwijl hij, verdachte, een mes
, in ieder geval een dergelijk scherp (steek)voorwerpin zijn hand hield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks14 juni 2018,
althans in of omstreeks de periode van 14 juni 2018 tot en met 15 juni 2018,in de gemeente Nijmegen [slachtoffer] (sociotherapeute [naam 1] ) heeft mishandeld door
- meermalen
, in ieder geval éénmaal,met zijn, verdachtes, arm de nek van die [slachtoffer] met kracht vast te pakken en
/ofvast te houden (een zogenoemde verwurging), terwijl verdachte achter die [slachtoffer] in een auto zat en
/ofdie [slachtoffer]
(vervolgens
)met veel kracht naar achteren te trekken en
/of
-
(tijdens een worsteling
)een mes
, in ieder geval een dergelijke scherp (steek)voorwerp,in de hand te houden
en/of aan die [slachtoffer] te tonen en/ofwaarbij dat mes haar in de hand heeft geraakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving
Ten aanzien van feit 2:
Mishandeling

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte en oplegging van straf en/of maatregel

Met betrekking tot de strafbaarheid van verdachte en de oplegging van een straf en/of maatregel overweegt de rechtbank het volgende.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte zal worden opgelegd de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest en de voorlopige hechtenis op te heffen. Verdachte komt daardoor weer terecht in de reeds lopende terbeschikkingstelling.
De beoordeling van de rechtbank
Verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] , die op dat moment zijn sociotherapeut was binnen de [naam 1] , van haar vrijheid te beroven en heeft haar ook mishandeld Verdachte is in het verleden veroordeeld tot TBS. Zijn behandeling verliep door wantrouwen in anderen en achterdocht erg moeizaam tot het moment dat aangeefster zijn persoonlijk begeleidster werd. Hij zag haar dagelijks, bouwde een band met haar op en werd verliefd op haar. Hij had er veel moeite mee dat [slachtoffer] een andere baan had aanvaard en de kliniek zou gaan verlaten. Uiteindelijk heeft verdachte tijdens een proefverlof geprobeerd [slachtoffer] van haar vrijheid te beroven, waarbij hij het nodige geweld heeft gebruikt. Hij heeft daardoor een voor haar zeer bedreigende en onveilige situatie geschapen. Uit de slachtofferverklaring zoals ter zitting is voorgelezen blijkt dat de impact voor [slachtoffer] groot is.
Verdachte heeft deze feiten begaan terwijl hij nog in behandeling was binnen het kader van een terbeschikkingstelling wegens onder meer verkrachting. Bovendien heeft verdachte tijdens eerder opgelegde terbeschikkingstellingen tot twee maal toe telkens tijdens een verleend proefverlof ernstige delicten gepleegd.
-
Over de toerekenbaarheid
Het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) heeft op 25 februari 2019 een rapport over verdachte uitgebracht. Verdachte heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan onderzoek door het PBC. Daarom heeft nauwelijks eigen onderzoek kunnen plaatsvinden en kunnen door het PBC geen definitieve diagnostische conclusies getrokken worden. Het PBC is op grond van de observatie en eerdere rapportages die over verdachte zijn opgemaakt van oordeel dat wel een consistent beeld over verdachte naar voren komt. Er zijn zeker aanwijzingen voor een gebrekkige ontwikkeling bij verdachte en eerder is tijdens alle onderzoeken de diagnose persoonlijkheidsstoornis gesteld. In verdachtes jeugd was sprake van veel pedagogische verwaarlozing en er wordt beschreven dat sprake is van een ernstige hechtingsproblematiek. Hieruit voortkomend is sprake van een basaal wantrouwen en achterdocht, wat centraal staat in contact met anderen. Het PBC acht de diagnose persoonlijkheidsstoornis waarschijnlijk. Als deze aanwezig is, is deze ook aanwezig geweest ten tijde van het plegen van de feiten, want een persoonlijkheidsstoornis betreft een langdurig patroon van disfunctioneren op belangrijke terreinen, wat bij verdachte nog steeds het geval is. Het PBC kan geen definitieve diagnostische conclusies trekken over de vraag of deze stoornis verdachtes gedragskeuze en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde heeft beïnvloed.
Er zijn ook eerder over verdachte opgemaakte rapportages aan het dossier toegevoegd.
In het kader van het 6-jaarsverlengingsonderzoek is in 2015 een rapport uitgebracht, waaraan verdachte destijds medewerking heeft verleend. In dat rapport is de conclusie vermeld dat bij verdachte een persoonlijkheidsstoornis is vastgesteld, niet anders omschreven (NAO). De psycholoog heeft gesteld dat het een stoornis betrof met antisociale en narcistische trekken, terwijl de psycholoog oordeelde dat het een stoornis betrof met paranoïde en obsessief compulsieve trekken. De rapporteurs zijn tot de conclusie gekomen dat, hoewel de persoonlijkheidsproblematiek milder was geworden, deze nog onvoldoende behandeld was en dat er met name gevaar was voor recidive indien bij verdachte sprake zou zijn van forse spanningen. Omdat verdachte nog niet zonder een TBS kon, is door beide rapporteurs geadviseerd de TBS met dwangverpleging te continueren, hetgeen ook is geschied.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich nog steeds kan vinden in de diagnose die in het 6-jaarsverlengingsonderzoek is gesteld.
Ook in het verlengingsadvies van de Pompestichting van 2017 is vermeld dat nog steeds sprake was van een antisociale persoonlijkheid en trekken van een narcistische persoonlijkheidsstoornis. De persoonlijkheidsproblematiek bleef in gesprekken zichtbaar. Ook is geconcludeerd dat nog steeds een verhoogde kans bestond dat verdachte in een situatie zonder toezicht snel weer volledig kon vastlopen. De kliniek ging er vanuit dat verdachte op basis van de stoornis en het daarmee samenhangende profiel nog voldeed aan het gevaarscriterium en heeft geadviseerd de TBS met dwangverpleging te verlengen, hetgeen ook is geschied.
De rechtbank is op basis van voornoemde rapporten van oordeel dat ten tijde van het plegen van de feiten bij verdachte sprake is geweest van een stoornis en dat deze stoornis zijn handelen deels bepaalde. Verdachte wordt daarom in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
-
De noodzaak van terbeschikkingstelling
De rechtbank is van oordeel dat het onverantwoord is om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Verdachte is vanaf zijn jeugd al voor ernstige feiten veroordeeld geweest, waaronder tot plaatsing in een inrichting voor buitengewone behandeling en, toen hij eenmaal meerderjarig was, tot langdurige gevangenisstraffen. Vervolgens is hij twee keer tot TBS veroordeeld geweest. Opvallend is dat hij telkens tijdens proefverlof ernstige strafbare feiten heeft gepleegd, wat heeft geleid tot heropnames, en dat verdachte in 1999 voor de tweede keer tot TBS met dwangverpleging werd veroordeeld. De huidige feiten heeft verdachte gepleegd tijdens een proefverlof van de laatst opgelegde TBS.
De rechtbank zal de terbeschikkingstelling gelasten met een bevel tot verpleging van overheidswege, nu het onder 1 bewezen verklaarde feit een misdrijf is dat een gevaar oplevert voor of een krenking is van de lichamelijke integriteit van een of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Omdat het een misdrijf betreft dat gericht was tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht zal de rechtbank de TBS-maatregel niet gemaximeerd aan de verdachte opleggen.
Die verminderde toerekeningsvatbaarheid betekent dat de strafbaarheid van verdachte niet is uitgesloten. De feiten kunnen verdachte ten dele worden toegerekend. De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten, die zijn gepleegd tijdens een proefverlof en gericht waren tegen een behandelend sociotherapeut, zo ernstig zijn dat naast de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege ook een gevangenisstraf opgelegd dient te worden. Vergelding van deze feiten in de vorm van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is op zijn plaats.
Uitgaande van hetgeen hiervoor is overwogen en rekening houdend met een verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid, zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden onvoorwaardelijk opleggen.
-
Over het beslag
Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een goudkleurig telefoontoestel, merk [naam 2] , dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. Het staat namelijk niet vast of de daarop aangetroffen foto’s van het slachtoffer definitief van het toestel verwijderd kunnen worden.
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • een oranje mes;
  • een stuk touw, lengte ongeveer 280 cm;
  • grijs plakband;
volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu dit voorwerpen zijn met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan of voorbereid.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van
€ 6.912,56.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt toewijzing van de gevorderde schade, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt primair de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren omdat
de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Subsidiair verzoekt zij de gevorderde opleidingskosten af te wijzen omdat er geen causaal verband is tussen het ten laste gelegde en de gevorderde kosten en omdat de benadeelde mogelijk kan gaan werken met een andere doelgroep dan TBS-gestelden. De gevorderde immateriële schade dient gematigd te worden tot een bedrag van € 1.000,--. Bij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel wordt verzocht om de vervangende hechtenis op één dag te stellen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de door de benadeelde partij gevorderde materiële schade van de opleidingskosten € 3.150,-- niet-ontvankelijk verklaren, nu het een onzekere toekomstige gebeurtenis is of de benadeelde die schade daadwerkelijk zal lijden.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen de overige gevorderde materiële schade van € 762,56 heeft geleden.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de gevorderde immateriële schade is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag van € 3.000,-- schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 14 juni 2018 (pleegdatum).
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij. De rechtbank ziet, anders dan de verdediging, geen aanleiding om de vervangende hechtenis op 1 dag te bepalen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 37, 37a, 37b, 45, 57, 282 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegd heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
 beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat veroordeelde
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
 beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven goudkleurige telefoontoestel, merk [naam 2] ;

verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een oranje mes;
  • een stuk touw, lengte ongeveer 280 cm;
  • grijs plakband;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van de onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde feiten tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 3.762,56(drieduizend zevenhonderdtweeënzestig euro en zesenvijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag
te betalen van € 3.762,56(drieduizend zevenhonderdtweeënzestig euro en zesenvijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2018 tot aan de dag der algehele voldoeningen en de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 37 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.T. Rademaker (voorzitter), mr. Y.M.J.I. Baauw en mr. D.S.M. Bak, rechters, in tegenwoordigheid van A.B.M. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 april 2019.
Bijlage I
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 14 juni 2018, althans in of omstreeks de periode van 14 juni 2018 tot en met 15 juni 2018, in de gemeente Nijmegen, opzettelijk [slachtoffer] (sociotherapeute [naam 1] ) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door
- die [slachtoffer] te volgen en meermalen, in ieder geval éénmaal, (zonder toestemming van die [slachtoffer] ) achter in de auto van die [slachtoffer] te gaan zitten en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] met zijn, verdachtes, arm met kracht de nek van die [slachtoffer] vast te pakken en/of vast te houden en/of die [slachtoffer] naar achteren te trekken en/of
- meermalen, in ieder geval éénmaal, het portier van de auto dicht te trekken en/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen 'Ik heb een mes.', in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- met een mes, in ieder geval een dergelijk scherp (steek)voorwerp, in de rug/zij van die [slachtoffer] te porren/prikken en/of in/tegen de rug/zij van die [slachtoffer] te duwen en/of
- die [slachtoffer] vervolgens met kracht vast te pakken en/of uit de auto te sleuren en/of trekken en/of
- die [slachtoffer] meermalen, in ieder geval éénmaal, met kracht aan de kleding en/of om haar middel en/of in haar nek en/of in haar zij vast te pakken en/of vast te houden en/of in de richting van zijn, verdachtes, auto te trekken/sleuren en/of
- een portier van verdachtes auto open te maken en/of die [slachtoffer] vervolgens meermalen in die auto trachten te duwen/trekken, terwijl hij, verdachte, een mes, in ieder geval een dergelijk scherp (steek)voorwerp in zijn hand hield,
waardoor die [slachtoffer] gedurende enige tijd niet vrij was om zelf te beslissen te gaan en staan in een richting die zij zelf wilde;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 14 juni 2018, althans in of omstreeks de periode van 14 juni 2018 tot en met 15 juni 2018, in de gemeente Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] (sociotherapeute [naam 1] ) wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden,
- die [slachtoffer] heeft gevolgd en meermalen, in ieder geval éénmaal, (zonder toestemming van die [slachtoffer] ) achter in de auto van die [slachtoffer] is gaan zitten en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] met zijn, verdachtes, arm met kracht de nek van die [slachtoffer] heeft vast gepakt en/of vast gehouden en/of die [slachtoffer] naar achteren heeft getrokken en/of
- meermalen, in ieder geval éénmaal, het portier van de auto heeft dicht getrokken en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd 'Ik heb een mes.', in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- met een mes, in ieder geval een dergelijk scherp (steek)voorwerp, in de rug/zij van die [slachtoffer] heeft gepord/geprikt en/of in/tegen de rug/zij van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of
- die [slachtoffer] vervolgens met kracht heeft vastgepakt en/of uit de auto heeft gesleurd en/of getrokken en/of
- die [slachtoffer] meermalen, in ieder geval éénmaal, met kracht aan de kleding en/of om haar middel en/of in haar nek en/of in haar zij heeft vastgepakt en/of vast gehouden en/of in de richting van zijn, verdachtes, auto heeft getrokken/gesleurd en/of
- een portier van verdachtes auto heeft opengemaakt en/of die [slachtoffer] vervolgens meermalen in die auto heeft getracht te duwen/trekken, terwijl hij, verdachte, een mes, in ieder geval een dergelijk scherp (steek)voorwerp in zijn hand hield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 14 juni 2018, althans in of omstreeks de periode van 14 juni 2018 tot en met 15 juni 2018, in de gemeente Nijmegen [slachtoffer] (sociotherapeute [naam 1] ) heeft mishandeld door
- meermalen, in ieder geval éénmaal, met zijn, verdachtes, arm de nek van die [slachtoffer] met kracht vast te pakken en/of vast te houden (een zogenoemde verwurging), terwijl verdachte achter die [slachtoffer] in een auto zat en/of die [slachtoffer] (vervolgens) met veel kracht naar achteren te trekken en/of
- ( tijdens een worsteling) een mes, in ieder geval een dergelijke scherp (steek)voorwerp, in de hand te houden en/of aan die [slachtoffer] te tonen e/of waarbij dat mes haar in de hand heeft geraakt.

Voetnoten

1.De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door de districtsrecherche Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer ON5R018054 op 8 november 2018, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 15-18
4.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , p. 24-27
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 april 2019
6.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 81
7.Letselrapportage medisch forensisch onderzoek, p. 250
8.Letselrapportage medisch forensisch onderzoek, p. 251
9.NFI rapport van 23 augustus 2018, p. 2-3
10.NFI rapport van 8 oktober 2018, p. 237-238
11.NFI rapport Vezel- en textielonderzoek van 15 januari 2019, p. 5-7