ECLI:NL:RBGEL:2019:167

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 januari 2019
Publicatiedatum
18 januari 2019
Zaaknummer
NL18.8305
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding in het kader van vervoerrecht met verjaring als geschilpunt

In deze zaak vordert Topline Maatwerkbladen B.V. schadevergoeding van Transped Europe GmbH naar aanleiding van een transport van aanrechtbladen dat in januari 2017 heeft plaatsgevonden. Tijdens het transport heeft de ondervervoerder, Pathfinder Trucks sro, een noodstop moeten maken, waardoor de lading grotendeels verloren is gegaan. Topline stelt dat de schade is ontstaan door de onjuiste verpakking en stuwwijze van de platen, die door de leverancier, Stone Italiana S.p.A., zijn verzorgd. De schade is door een deskundige begroot op € 35.430,44. Transped heeft de aansprakelijkheid afgewezen en stelt dat de vordering van Topline is verjaard, omdat de procesinleiding pas op 30 april 2018 is ingediend, terwijl de platen op 28 februari 2017 zijn afgeleverd.

De rechtbank Gelderland heeft geoordeeld dat de vordering van Topline is verjaard. De rechtbank overweegt dat onder het oude procesrecht de verjaringstermijn van een jaar begint te lopen op de dag van aflevering van de goederen, terwijl onder het nieuwe KEI-procesrecht de verjaringstermijn begint te lopen op de dag van indiening van de procesinleiding. De rechtbank concludeert dat de vordering van Topline op Transped is verjaard per 1 maart 2018, omdat de procesinleiding pas op 30 april 2018 is ingediend. De rechtbank wijst de vorderingen van Topline af en veroordeelt haar in de proceskosten van Transped, die zijn begroot op € 3.340,--.

Uitspraak

vonnis
_________________________________________________________________ _
RECHTBANK GELDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer: NL18.8305
Vonnis van 14 januari 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TOPLINE MAATWERKBLADEN B.V.,
gevestigd te 's-Heerenberg,
eiseres, hierna te noemen: Topline,
advocaat W. van Dijk te Barneveld,
tegen
de Europese vennootschap
TRANSPED EUROPE GmbH,
gevestigd te Wörgl (Oostenrijk),
verweerster, hierna te noemen: Transped,
advocaat H.T. Flameling te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de procesinleiding
- het verweerschrift
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling op 12 december 2018
- de opmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal van mr. Van Dijk van 21 december 2018 en van mr. Flameling van 24 december 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Topline is een onderneming die zich toelegt op het vervaardigen en leveren van (maatwerk)bladen voor keukens en badkamers. Transped is een Europese transporteur.
2.2.
Transped heeft in opdracht van Topline in januari 2017 een transport van aanrechtbladen, hierna: platen, vanaf de fabriek Stone Italiana S.p.A. in Zimella, Italië, hierna te noemen: Stone Italiana, naar de fabriek van Topline in ’s-Heerenberg verzorgd. Voor het vervoer van de lading heeft Transped een ondervervoerder ingeschakeld, de transportonderneming Pathfinder Trucks sro te Slowakije, hierna te noemen: Pathfinder.
2.3.
Op 18 januari 2017 heeft Pathfinder een noodstop moeten maken in Duitsland, ten gevolge waarvan de lading grotendeels verloren is gegaan. De schade is door een door de verzekeraar van Transped ingeschakelde deskundige, de firma [naam deskundige], hierna te noemen: [naam deskundige], inclusief nevenschade begroot op € 35.430,44. [naam deskundige] heeft op 3 mei 2017 een rapport opgesteld in opdracht van de verzekeraar van Transped (productie 6 Topline), waaruit blijkt dat [naam deskundige] op 28 februari 2017 bij Topline in ’s-Heerenberg de schade heeft opgenomen. In het rapport is, voor zover hier relevant, vastgelegd:
“(…) Die Sendung soll in Folge der Notbremsung im Trailer umgestürtzt sein bzw. in Fahrtrichtung verrutscht sein, so dass die Stirnwand stark verformt wurde. (…) Trotz mehrfacher Rückfragen bei der Spedition Transped Europe GmbH bzw. der Fa. Pathfinders Trucks SRO wurden keine zusätzlichen Informationen über den Schadenhergang sowie die Beteiligten an der erfolgten Bergung mitgeteilt. Auch wurde eine Kopie des Polizeiberichts nicht zur Verfügung gestellt. Eigene Bemühungen durch den Unterzeichner, bei der Polizeidienststelle Köln einen entsprechenden Polizeibericht zu erhalten, waren erfolglos. (…)
Die ursprünglich zwischen den glattpolierten Plattenoberflächen verwendeten Schutzfolien waren bei ca. 110 der ursprünglich 133 Platten nicht mehr vorhanden. (…)
Nach Angaben des Empfängers, Erläuterungen und nachträglich von der VN eingereichten Bildern einer Beispielverladung (Anlage 7) kann die Verpackung der Sendung wie folgt rekonstruiert werden.
Die 133 Steinzeugplatten wurden unverpackt in zwei Blöcken auf Metallgestellen (A-Böcke) gestaut. Zum Schutz der Oberflächen wurden plattengroβe Schutzfolien (ca. 3 mm stark) zwischen den Platten verwendet. Die aufgestellten Platten wurden mittels zweier Metallketten ohne weiteren Schutz zu je einem Plattenblock zusammengefasst.
Da die eingesetzten A-Bock-Gestelle lediglich aus zwei im Randbereich verwendeten und nicht miteinander verbundenen Metallgestellen bestehen, ist eine Fixierung des Plattenstapels/der Plattenstapel auf den beiden Metallgestellen nicht möglich. Diese Einheit kann aufgrund des fehlenden Packverbunds transportüblichen Belastungen nicht standhalten. Bei einer im Transport üblichen Beschleunigung in Längsrichtung können die eingesetzten A-Bockgestelle innerhalb des Blocks “abklappen”. Die Standfestigkeit des Blocks ist dann nicht mehr gegeben. (…)”
De oorzaak die [naam deskundige] aan de schade ten grondslag legt is dat de wijze van verpakken en stuwen onvoldoende was om de noodstop te kunnen opvangen. Daarbij is met name van belang dat de platen niet onderling bevestigd zijn aan de A-frames, maar daar enkel tegenaan rusten.
2.4.
Bij e-mail van 26 juli 2017 heeft de verzekeraar van Transped aan Topline laten weten dat volgens het rapport van [naam deskundige] de platen niet waren bevestigd aan de A-frames zodat het geheel niet voldoende stevig was om de noodstop te weerstaan (productie 7 Topline):
“(…) So you will understand that we and the insurer of Transped Europe GmbH have no alternative but to reject your claim for damaged goods, according to mandatory law of Par. 17/4 CMR. (…)”
2.5.
Vervolgens heeft Topline zich tot Stone Italiana gewend om de schade op deze partij te kunnen verhalen (productie 8 Topline). Ook Stone Italiana heeft zich – per e-mail van 6 september 2017 – op het standpunt gesteld dat zij niet aansprakelijk is voor de door Topline geleden schade (productie 9 Topline). Stone Italiana heeft in die e-mail gesteld dat zij nooit eerder problemen heeft gehad bij de verpakking en stuwing van platen, dat de chauffeur onvoorzichtig heeft gereden en niet bij het laden al een opmerking heeft gemaakt over de onjuiste verlading.
2.6.
Nadien heeft Topline zich via haar raadsman opnieuw tot Transped gewend, deze keer bij aangetekend verzonden brief van 4 oktober 2017 (productie 10 Topline):
“(…) In total, my client suffered a damage of € 34.030,63 based on loss of material, disposal of waste materials and working hours spent. The insurance company, Schunk Group GmbH, has rejected this claim on July 26th, 2017 based on the suggestion that the cargo was not packaged, loaded and stowed sufficiently and properly. In the light of the CMR, article 17 sub b + c, this is the responsibility of the sender, in this case Stone Italia SpA.
Stone Italia SpA has rejected this based on the fact that all loading and stowing was done properly in their vision. (…) Based on the CMR, the carrier is responsible for the cargo during the journey. Now that there hasn’t been any proof of the inevitability of the damage, my client is obliged to keep you responsible for the damage and propose a one-time settlement possibility for an amount of € 30.000,-. (…)”
2.7.
Transped heeft per e-mail van 6 oktober 2017 (productie 11 Topline) gesteld dat uit het rapport van [naam deskundige] zou blijken dat de verantwoordelijkheid voor de schade primair bij de leverancier in Italië zou liggen en dat het onder die omstandigheden niet voor de hand ligt dat Transped Topline tegemoet zou moeten komen in de schadevergoeding. In die e-mail staat ook:
“(…) As soon as you receive the report, just look into it and then we can discuss how to proceed. In any case you can count on our professional support in this matter! (…)”
2.8.
Bij brief van 24 oktober 2017 is namens Topline aan Transped gemeld, voor zover hier relevant (productie 14 Topline):
“(…) In your e-mail, you reject any responsibility for the damage of my client, TopLine ‘s-Heerenberg, based on the circumstance that your driver (i.e. the driver of Pathfinder) cannot judge the quality of the used packing. Based on this, you claim that the supplier of my client, Stone Italiana, is responsible for the damage. (…)
Therefore, we get back to your company in the quest for compensation of the damage. (…) Therefore, I am obliged to announce you that I have to take legal steps when you do not compensate my client for the full damage as specified in my previous letter or come with a proposal to solve this problem beforeNovember 8th, 2017. (…)”
2.9.
Transped is niet overgegaan tot betaling van de schade van Topline. Topline heeft de procesinleiding ingediend op 30 april 2018 om 11:38 uur.

3.De vordering

3.1.
Topline vordert, na vermindering van eis, dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Transped zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 35.430,44, te vermeerderen met de CMR rente vanaf de dag van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening en Transped zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.129,30 aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van Transped in de kosten van de procedure.
3.2.
Topline legt, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de volgende stellingen ten grondslag aan haar vordering. Ingevolge het bepaalde in artikel 17 CMR is Transped aansprakelijk voor beschadiging van de platen die is ontstaan tussen het ogenblik van de inontvangstneming van de goederen en het ogenblik van de aflevering. Transped heeft niet bewezen dat de platen zijn beschadigd buiten haar schuld om. Door Stone Italiana is aannemelijk gemaakt dat de lading – anders dan Transped stelt – deugdelijk is bevestigd. Topline heeft buitengerechtelijke kosten moeten maken ter hoogte van € 1.129,30.

4.Het verweer

4.1.
Transped concludeert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Topline niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering, althans die zal afwijzen, met veroordeling van Topline in de kosten van de procedure, de nakosten daaronder begrepen.
4.2.
Transped voert, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, onder meer het volgende verweer aan. De vordering van Topline is verjaard. De onderhavige procedure is immers pas vanaf 14 mei, althans 30 april 2018, met het indienen van de procesinleiding aanhangig, terwijl de platen bij Topline zijn afgeleverd op 28 februari 2017 en hooguit van schorsing van twee dagen sprake is.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat in deze zaak het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (CMR) van 19 mei 1956 (hierna: CMR) van toepassing is. De plaats van inontvangstneming van de goederen en de plaats van aflevering zijn immers in verschillende landen (Italië en Nederland) gelegen en beide landen zijn partij bij het CMR (artikel 1 lid 1 CMR). De bevoegdheid om van deze zaak kennis te nemen vloeit – gelet op het feit dat Topline in Nederland is gevestigd – voort uit artikel 31 lid 1 sub a CMR.
5.2.
Tussen partijen staat vast dat de verpakking en de stuwing van de lading heeft plaatsgevonden door Stone Italiana, waarbij de chauffeur van Pathfinder hooguit de spanbanden heeft verstrekt en/of ook heeft aangebracht. Vast staat ook dat bij de stuwing gebruik is gemaakt van A-frames, waartegen de platen zijn geplaatst. Daarna is de lading met kettingen en spanbanden vastgemaakt. Partijen zijn het er over eens dat tussen de platen en de A-frames geen nadere bevestiging is aangebracht. Voorts staat vast dat de chauffeur van Pathfinder hard heeft moeten remmen als gevolg waarvan de lading is ingestort en grotendeels is beschadigd. Partijen houdt verdeeld wie aansprakelijk is voor de schade aan de platen.
5.3.
Op grond van het bepaalde in artikel 17 lid 1 CMR is de vervoerder onder meer aansprakelijk voor geheel of gedeeltelijk verlies en voor beschadiging van de goederen, welke ontstaan tussen het ogenblik van de inontvangstneming van de goederen en het ogenblik van de aflevering.
5.4.
Als meest verstrekkende verweer heeft Transped opgeworpen dat de vordering van Topline is verjaard, primair op 28 februari 2018, een jaar na aflevering van de platen bij Topline, en subsidiair op 2 maart 2018. Volgens Transped kan de verjaring ten hoogste twee dagen zijn geschorst omdat zij per e-mail van 6 oktober 2017 de aansprakelijkheid uitdrukkelijk van de hand heeft gewezen. Nu Topline de procedure eerst op 30 april 2018 aanhangig heeft gemaakt door het indienen van de procesinleiding – dit is de datum van het indienen van een eis in rechte – is de vordering hoe dan ook verjaard.
5.5
Topline heeft hier tegenin gebracht dat de procesinleiding op 23 februari 2018 – dus binnen de termijn van één jaar – door de deurwaarder aan de ontvangende instantie in Oostenrijk is verzonden . Die datum heeft dan ook te gelden als de dag van betekening. Met het betekenen van de procesinleiding heeft Topline de rechtsvordering ingesteld. Dat de stukken zijn geüpload nadat de stukken van de buitenlandse betekening retour zijn ontvangen, maakt dit niet anders.
5.6.
Op grond van het bepaalde in artikel 32 lid 1 sub a CMR verjaart een rechtsvordering waartoe het CMR aanleiding geeft door verloop van een jaar. Ingeval van gedeeltelijk verlies of beschadiging – waarvan hier sprake is – loopt de verjaring vanaf de dag waarop de goederen zijn afgeleverd. De als begin van de verjaring aangegeven dag wordt niet begrepen in de verjaringstermijn. Op 1 maart 2018 zou de vordering in beginsel zijn verjaard, behoudens schorsing. Vast staat dat de zaak aanhangig is gemaakt door het indienen van de procesinleiding op 30 april 2018. Vast staat ook dat de deurwaarder in opdracht van Topline een oproepingsbericht op 23 februari 2018 aan het Bezirksgericht Kufstein heeft verzonden, de ontvangende instantie in het land waar Transped gevestigd is. Artikel 32 lid 3 CMR verwijst naar het nationale recht, welke verwijzing aldus moet worden begrepen dat zij ziet op de wijze(n) en de rechtsgevolgen van schorsing of stuiting van de verjaring. Ingevolge het bepaalde in artikel 3:316 BW wordt de verjaring van een rechtsvordering gestuit door het instellen van een eis of een andere daad van rechtsvervolging. Onder het hier niet-toepasselijke artikel 125 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: oud Rv) is het geding aanhangig vanaf de dag van dagvaarding. De dag van dagvaarding ziet op de dag waarop de dagvaarding aan gedaagde is betekend overeenkomstig het bepaalde in de Zesde afdeling van de Eerste titel van het Eerste Boek. In artikel 56 lid 2 oud Rv is, kort samengevat, bepaald dat de deurwaarder een afschrift verzendt van het te betekenen stuk aan een ontvangende instantie ter betekening aan degene voor wie het stuk is bestemd. In lid 4 van dat artikel is vervolgens, kort samengevat, bepaald dat wanneer de betekening binnen een bepaalde termijn moet worden verricht de datum van verzending in aanmerking wordt genomen als de datum van betekening. Dit brengt met zich dat onder oud Rv de verjaringstermijn van een jaar nog niet was verlopen met verzending door de deurwaarder op 23 februari 2018.
5.7.
In het hier toepasselijke artikel 125 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: KEI-Rv) is bepaald dat het geding aanhangig is met ingang van de dag waarop de procesinleiding is ingediend als bedoeld in artikel 30a eerste lid. Dit is voor de dagvaardingsprocedure een wijziging ten opzichte van het oud Rv waarbij het geding dus aanhangig was vanaf de dag van dagvaarding. Onder KEI-Rv is hier voor gekozen om meer aan te sluiten bij de verzoekschriftprocedure. In artikel 2.1.2 van het Landelijk Procesreglement is de wijze van indienen van de procesinleiding geregeld. Daarin staat dat een eiser of verzoeker die langs elektronische weg procedeert, voor het indienen van de procesinleiding gebruik maakt van het daartoe bestemde elektronische formulier dat beschikbaar is via Mijn Rechtspraak. Voor welke wijze van oproepen van verweerder wordt gekozen, of dit nu artikel 112, artikel 113 of artikel 115 KEI-Rv (dat in deze zaak is gehanteerd) is, bepalend is niet het moment van oproepen van de verweerder maar enkel het moment van indienen van de procesinleiding. Dan pas is de procedure aanhangig en is dus sprake van stuiting. Dat brengt met zich dat onder KEI-Rv de verjaringstermijn van een jaar was verlopen op het moment van indiening van de procesinleiding op 30 april 2018.
5.8.
Ter zitting is namens Topline naar voren gebracht dat Transped voorafgaand aan het indienen van de procesinleiding door Topline over het moment van aanbrengen van de zaak heeft gediscussieerd zodat zij al op de hoogte was van de eis. Zoals hiervoor reeds is overwogen, is niet bepalend of Transped al eerder op de hoogte was van het in de toekomst instellen van de eis, maar is bepalend dat het instellen van de eis onder KEI-Rv geschiedt op de dag waarop de procesinleiding is ingediend.
Daarnaast heeft Topline ter zitting gewezen op de correspondentie die zij met de griffie van de rechtbank heeft gevoerd over de wijze en het moment van indienen van de stukken. Nog daargelaten dat eventuele aanwijzingen van de griffie niet ertoe leiden dat aan de strakke verjaringsregels kan worden voorbijgegaan, blijkt uit het zaaksdossier dat door de raadsman van Topline op 1 mei en 6 mei 2018 met de griffie is gediscussieerd over de termijn waarbinnen Topline de betekeningsstukken uit het buitenland in het geding dient te brengen. Die discussie heeft derhalve na 30 april 2018 – het moment waarop de zaak is gestart – plaatsgehad, zodat ook dit gegeven niet leidt tot het opschuiven van de verjaringstermijn.
5.9.
Nu indiening van de procesinleiding via ‘Mijn Rechtspraak’ op 30 april 2018 heeft plaatsgevonden, is sprake van verjaring, behoudens eventuele tussentijdse schorsing.
5.10.
Op grond van artikel 32 lid 2 CMR schorst een schriftelijke vordering de verjaring tot aan de dag, waarop de vervoerder de vordering schriftelijk afwijst en de daarbij gevoegde stukken terugzendt. Daarna gaat de termijn weer lopen voor het resterende deel. Met het afwijzen van de vordering in artikel 32 lid 2 CMR wordt een zodanige ondubbelzinnige verklaring bedoeld dat degene die de vordering pretendeert kan begrijpen dat hij zijn aanspraken bij handhaving in rechte geldend zal moeten gaan maken.
5.11.
Uit de in rechtsoverweging 2.4. aangehaalde e-mail van de verzekeraar van Transped lijkt te volgen dat Topline Transped aansprakelijk heeft gesteld voor de schade. Daarop –
“to reject your claim”– heeft de verzekeraar ondubbelzinnig iedere aansprakelijkheid van de beweerde vordering afgewezen. Topline heeft nagelaten de daaraan ten grondslag liggende ‘claim’ in het geding te brengen zodat niet valt na te gaan met hoeveel dagen de verjaringstermijn mogelijk is geschorst. Topline heeft niet gesteld dat sprake is van schorsing van de verjaring voor een substantieel aantal dagen, zodat niet kan worden uitgegaan van een aantal dagen van schorsing van de verjaring. Dat laat onverlet dat sprake is geweest van schorsing van de verjaring die is opgeheven. De daarop volgende correspondentie tussen partijen – weergegeven in de rechtsoverwegingen 2.6. tot en met 2.8. – heeft niet tot gevolg dat opnieuw sprake is van schorsing van de verjaringstermijn. Op grond van het bepaalde in artikel 32 lid 2 CMR laatste volzin schorsen immers verdere, op hetzelfde onderwerp betrekking hebbende vorderingen de verjaring niet. In het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2013, NJ 2014, 295 is geoordeeld dat een schriftelijke aanmaning of mededeling als bedoeld in artikel 3:317 BW niet ertoe kan leiden dat de verjaring wederom wordt geschorst of alsnog wordt gestuit, indien de verjaring van artikel 32 lid 2 CMR al eens door een schriftelijke vordering is geschorst en deze vordering vervolgens op de voet van artikel 32 lid 2 CMR is opgeheven. Daarbij dient de aanmaning of mededeling betrekking te hebben op hetzelfde onderwerp als de eerdere schriftelijke vordering. Met andere woorden: indien de vervoerder de schorsing van de verjaring eenmaal heeft opgeheven – zoals hier is gebeurd door de e-mail van de verzekeraar van 26 juli 2017 – is stuiting op grond van artikel 3:317 BW daarna niet meer mogelijk.
5.12.
Bovenstaande leidt tot de slotsom dat de vordering van Topline op Transped is verjaard per 1 maart 2018. De rechtbank realiseert zich dat, als Topline de rechtsvordering had ingesteld bij een niet-pilot gerecht, zoals bijvoorbeeld de rechtbank Overijssel, de vordering niet verjaard zou zijn omdat voor de niet-pilot gerechten het oud Rv geldt. Een bij die rechtbanken ingestelde rechtsvordering zou zijn beoordeeld op basis van oud Rv in welk geval de eis in rechte is ingesteld met het betekenen van de dagvaarding. De rechtbank ziet echter geen mogelijkheden om af te wijken van het voor haar geldende afwijkende regime. Dat dit tot rechtsongelijkheid leidt, is een keuze geweest van de wetgever. De rechtbank is gebonden aan het voor haar geldende KEI-Rv.
5.13.
Topline zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van Transped worden begroot op:
griffierecht € 1.950,00
salaris advocaat
€ 1.390,00(2 punten x tarief € 695,00)
Totaal € 3.340,00
5.14.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna bepaald.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt Topline in de proceskosten door Transped geleden, tot op heden begroot op € 3.340,--,
6.3.
veroordeelt Topline in de na de uitspraak vallend kosten (nakosten), voor wat betreft het salaris advocaat (nasalaris) forfaitair berekend op € 101,00 zonder betekening en verhoogd met € 68,00 in geval van betekening, te voldoen binnen 14 dagen na het wijzen van het vonnis en indien niet voldoening binnen deze termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de veertiende dag ma het wijzen van het vonnis tot aan de dag van algehele voldoening,
6.4.
verklaart het vonnis voor wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.H.A. Heenk en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2019.
KH/DB