ECLI:NL:RBGEL:2019:1607

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 april 2019
Publicatiedatum
15 april 2019
Zaaknummer
05/720087-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag met tbs voor partner na fatale steekpartij

Op 15 april 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van doodslag op zijn partner. De verdachte, geboren in 1967 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was op de dag van het delict, 19 februari 2018, in Hattem betrokken bij een fatale steekpartij waarbij hij zijn partner, mevrouw [slachtoffer], meermalen met een mes verwondde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een telefoontje naar de politie waarin hij aangaf zijn vrouw te hebben verwond, ter plaatse werd aangetroffen met het levenloze lichaam van de vrouw. Het sectierapport bevestigde dat de vrouw door meerdere snij- en steekwonden om het leven was gekomen, waarbij de halsslagader was doorgesneden.

Tijdens de zitting op 1 april 2019 heeft de verdachte verklaard zich weinig te herinneren van de gebeurtenissen, maar hij gaf aan dat hij een mes in zijn hand had en een stekende beweging richting de keel van zijn partner maakte. De rechtbank oordeelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de doodslag, gezien de ernst van de verwondingen en de omstandigheden waaronder het delict plaatsvond. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan doodslag en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaar, met daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging, gezien de psychische problemen van de verdachte en het risico op herhaling. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het delict en de impact op de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/720087-18
Datum uitspraak : 15 april 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1967 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
thans gedetineerd te Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan.
Raadsman: mr. R.P. Adema, advocaat te Putten.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 april 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 februari 2018 in de gemeente Hattem [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door meermalen, met een mes, in ieder geval een dergelijk scherp (steek-/snij)voorwerp, de keel/hals van die [slachtoffer] door te snijden en/of die [slachtoffer] in het gezicht en/of het voorhoofd en/of het hoofd/schedeldak en/of de oren en/of de nek en/of de hals en/of de rug/schouder in ieder geval in het lichaam, te steken/prikken/snijden.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Vast staat dat mw. [slachtoffer] op 19 februari 2018 in Hattem door misdrijf om het leven is gebracht. De officier van justitie acht bewezen dat verdachte haar heeft doodgestoken. De raadsman heeft geconcludeerd dat niet precies kan worden vastgesteld wat die avond is gebeurd maar heeft zich wat betreft een bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt het volgende vast.
Op maandag 19 februari 2018 heeft verdachte naar de meldkamer van de politie gebeld. In dit gesprek heeft verdachte – onder andere – gezegd: “ik heb net mijn vrouw haar keel doorgesneden” en “het lijkt wel verstandig als jullie even komen kijken” en “er moet nu wat gebeuren, ik moet opgepakt worden, ik heb net een moord begaan”. [2] Verbalisanten zijn ter plaatse gegaan op het adres [slachtoffer] in Hattem. Zij hebben in de woning verdachte en het levenloze lichaam van mevrouw [slachtoffer] aangetroffen. [3] Uit het sectierapport blijkt dat zich in het lichaam van [slachtoffer] 14 letsels met kenmerken van snij- en steekwonden bevonden. Deze verwondingen bevonden zich in haar gezicht, hoofd, nek/hals, oren en in haar rug en schouders. Het intreden van de dood is volgens het rapport het gevolg van de combinatie van enerzijds bloedverlies en anderzijds (en vooral) luchtaanzuiging door de doorsneden rechter halsader, wat heeft geleid tot een luchtembool. [4] In de woning is verder een bebloed mes aangetroffen. [5]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zich alleen nog kan herinneren dat hij op 19 februari 2018 met [slachtoffer] op zolder op het bed tv zat te kijken en zat te drinken. Beiden hadden erg veel alcohol gedronken en misschien geblowd. Verdachte heeft verder verklaard dat hij zich voor het overige weinig kan herinneren. Hij heeft wel een beeld in zijn hoofd dat hij een mes in zijn hand had en met dit mes een stekende beweging maakte richting de keel van [slachtoffer] . Ook kan hij zich nog herinneren dat hij 112 heeft gebeld en naar beneden is gelopen om de deur open te zetten voor de politie. [6]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 19 februari 2018 veertien keer in het lichaam en de hals van [slachtoffer] heeft gestoken en gesneden, waarbij hij haar halsslagader heeft doorgesneden. Dit handelen laat zich niet anders kwalificeren dan opzettelijk handelen, gericht op de dood van [slachtoffer] , welke dood ook is ingetreden. De rechtbank acht de doodslag daarom bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks19 februari 2018 in de gemeente Hattem [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door meermalen, met een mes,
in ieder geval een dergelijk scherp (steek-/snij)voorwerp,de keel/hals van die [slachtoffer] door te snijden en
/ofdie [slachtoffer] in het gezicht en
/ofhet voorhoofd en
/ofhet hoofd/schedeldak en
/ofde oren en
/ofde nek en
/ofde hals en
/ofde rug/schouder,
in ieder geval in het lichaam,te steken/
prikken/snijden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
doodslag.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie geëist dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal worden opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte en [slachtoffer] beide psychische problemen hadden en dat zij hun frustraties tegen elkaar uitten. Ondanks alles bleven zij bij elkaar en hadden zij het goed samen. Het dossier geeft indicaties dat verdachte en [slachtoffer] de avond van het incident met elkaar op bed hebben doorgebracht en samen veel gedronken hebben. Het heeft er alle schijn van dat er in één ogenblik een explosie van geweld heeft plaatsgevonden waarbij verdachte op [slachtoffer] heeft ingestoken. Verdachte is een ernstig zieke man die behandeld moet worden. Vanaf jonge leeftijd was er sprake van gedragsproblematiek waar geen oog voor was en heeft hij grote hoeveelheden drank en drugs gebruikt. De persoonlijkheidsontwikkeling van verdachte is verstoord en inmiddels zijn er meerdere diagnoses gesteld. Verdachte is sterk verminderd toerekeningsvatbaar. Verdachte legt zich neer bij de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Een gevangenisstraf van maximaal 4 jaar en tbs met dwangverpleging is passend. Van belang is dat verdachte snel kan beginnen met de tbs en dat hij niet eerst een langdurige gevangenisstraf moet uitzitten. Indien wel een lange gevangenisstraf wordt opgelegd, wordt verzocht om in het vonnis een advies te geven over het tijdstip waarop de tbs moet aanvangen, als bedoeld in artikel 37b lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 11 februari 2019;
- reclasseringsadviezen, gedateerd 22 februari 2018 en 14 maart 2019;
- een multidisciplinair rapport van het Pieter Baancentrum, gedateerd 31 januari 2019.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag, één van de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent. Hij heeft zijn vriendin veertien keer met een mes in haar hals en lichaam gestoken en haar keel doorgesneden. Door zijn handelen heeft verdachte [slachtoffer] het meest fundamentele recht, namelijk het recht op leven, op gruwelijke wijze ontnomen. De nabestaanden van [slachtoffer] is immens leed aangedaan, zoals ook tijdens de behandeling ter terechtzitting is gebleken. Hen is hun moeder, hun zus, hun dochter, hun dierbare ontnomen. Dat verdachte geen duidelijkheid heeft kunnen of willen geven over hoe de laatste momenten van het leven van [slachtoffer] eruit hebben gezien of wat de aanleiding is geweest van dit alles, moet het voor hen extra moeilijk maken.
De rechtbank constateert dat sprake is van fors gebruik van alcohol op 19 februari 2018 en in de periode daaraan voorafgaand. Verdachte was in die periode opgenomen in een kliniek en heeft, deze kliniek in december 2017 verlaten. Hij heeft toen direct twee flessen Vieux gekocht en opgedronken en is begin januari 2018 niet teruggekeerd naar de kliniek, zoals met hem was afgesproken. Verdachte is direct in zijn oude gewoonte van buitensporig alcoholmisbruik teruggevallen en heeft alle aangeboden hulp afgeslagen. Ook op 19 februari 2019, de dag van het delict, heeft hij een liter Vieux en twaalf halve liters bier gedronken. Verdachte was zo dronken dat hij kort na zijn aanhouding, tijdens de overplaatsing van zijn woning naar het politiebureau, meermalen in de politieauto in slaap is gevallen en nagenoeg niet aanspreekbaar was.
Uit de rapportage van het Pieter Baancentrum volgt dat verdachte al sinds zijn jeugd dagelijks alcohol en vervolgens allerlei drugs gebruikt en dat dit is uitgemond in een persoonlijkheidsstoornis met vermijdende, borderline en antisociale trekken, waardoor verdachte op alle levensgebieden is gaan disfunctioneren. Er kan gesproken worden van een stoornis in polymiddelengebruik, waarbij met name alcohol, maar ook GHB en cannabis wordt gebruikt. De conclusie van het Pieter Baancentrum is dat sprake is van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, bestaande uit persoonlijkheidsstoornissen, ernstige middelenproblematiek en een neurocognitieve stoornis. Dit speelde ook ten tijde van het tenlastegelegde. Verdachte was fors geïntoxiceerd door alcohol. Geadviseerd wordt om het tenlastegelegde verminderd toe te rekenen. De rechtbank neemt deze conclusie over en gaat bij het bepalen van de strafmaat uit van verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De deskundigen adviseren om de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen. Het Pieter Baancentrum schat het gevaar voor herhaling hoog in en acht een ambulant traject of een behandeltraject met voorwaarden niet haalbaar, gelet op de uitgebreide behandelgeschiedenis van verdachte. Een andere mogelijkheid dan tbs met bevel tot verpleging van overheidswege is er volgens het Pieter Baancentrum niet.
De vraag is dan wat, alles overziende, een passende straf is. Gezien de aard en ernst van het gepleegde feit, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht negen jaar gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie is gevorderd, passend. De raadsman heeft erop gewezen dat sprake is van een ernstig zieke man, die zo snel mogelijk moet worden behandeld. Hoewel de rechtbank het eens is met de vaststelling dat sprake is van een ernstig zieke man, legt zij niet de door de raadsman voorgestelde lagere straf op. Een lagere straf dan negen jaar zou namelijk naar het oordeel van de rechtbank geen recht doen aan het feit dat [slachtoffer] haar relatie met verdachte op 19 februari 2018 met haar leven heeft moeten bekopen.
Naast een gevangenisstraf acht de rechtbank ook oplegging van de tbs maatregel met dwangverpleging noodzakelijk. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging is voldaan. Het bewezenverklaarde feit betreft een misdrijf als bedoeld in artikel 37a, eerste lid onder 1 van het Wetboek van Strafrecht, waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. Daarnaast is er sprake geweest van een stoornis dan wel gebrekkige ontwikkeling van verdachte ten tijde van het plegen van het delict. De rechtbank is voorts van oordeel dat, mede gezien de ernst van het begane feit en de veelvuldigheid van voorafgegane veroordelingen van geweldsfeiten, de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege eist. De duur van de maatregel is niet gemaximeerd nu het feit is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam.
Alles afwegend, zal de rechtbank conform de eis van de officier, aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaar en een tbs- maatregel met dwangverpleging, met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om een advies op te nemen omtrent het tijdstip waarop de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege dient aan te vangen, maar de rechtbank ziet hier geen reden toe.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 37a, 37b, 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) jaren;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte
ter beschikkingwordt
gestelden beveelt dat de ter beschikking gestelde
van overheidswege zal worden verpleegd;
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kleinrensink, voorzitter, mr. Y.M.J.I. Baauw en
mr. S.C.A.M. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 april 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL 201804231400, gesloten op 8 mei 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 132 en p. 133.
3.Processen-verbaal van bevindingen p. 112, p. 114 en p. 116.
4.Deskundig verslag d.d. 26-07-2018, p. 432 t/m p. 449.
5.Proces-verbaal van sporenonderzoek p. 205 en p. 206.
6.Verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 1 april 2019.