ECLI:NL:RBGEL:2019:1593

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 april 2019
Publicatiedatum
12 april 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 3895
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke uitspraak over maatwerkvoorzieningen op grond van de Wmo 2015 door de gemeente Doetinchem

Op 12 april 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.H.B. Averdijk, in beroep ging tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem. Dit besluit betrof de toekenning van maatwerkvoorzieningen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiser ontving eerder een maatwerkvoorziening voor Wonen Beschut Ambulant en Begeleiding individueel, maar was van mening dat de toegekende uren onvoldoende waren en dat er meer 'ontwikkelen plus'-uren toegekend hadden moeten worden. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet zorgvuldig was voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank stelde vast dat verweerder niet het door de Centrale Raad van Beroep (CRvB) geadviseerde stappenplan had gevolgd en dat er geen duidelijk overzicht was van de ondersteuningsbehoefte van eiser. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op een nieuw besluit te nemen, waarbij de ondersteuningsbehoefte van eiser per hulpvraag in kaart moest worden gebracht. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: 18/3895

uitspraak van de meervoudige kamer van 12 april 2019

in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.H.B. Averdijk),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchemte Doetinchem, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 11 januari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) een maatwerkvoorziening verleend voor Wonen Beschut Ambulant en voor Begeleiding individueel – ontwikkelen en coachen bij voor 4 uur per week over de periode van 1 december 2017 tot 1 december 2018 in de vorm van ondersteuning in natura. Over de periode van 1 december 2017 tot en met 31 mei 2018 heeft verweerder aan eiser ook Begeleiding groep – ontwikkelen en coachen bij voor 4 dagdelen per week toegekend, in de vorm van ondersteuning in natura.
Bij besluit van 12 juni 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard en beslist dat, naast de indicatie Wonen Beschut Ambulant, de indicatie voor Begeleiding individueel – ontwikkelen en coachen bij met ingang van 15 april 2018 wordt verhoogd naar 7 uur per week en de indicatie voor Begeleiding groep – ontwikkelen en coachen bij wordt verhoogd naar 5 dagdelen per week en wordt verlengd tot en met 30 november 2018.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens zijn aanwezig [directeur] van Autimaat B.V. (Autimaat), [coördinator functioneel beheer] bij Autimaat en G.J. van Gelderen, psychiater bij Autimaat. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door T.I. Gerritsen en B.J. van Hees-Van der Klok en door [consulenten] .

Overwegingen

1. Eiser heeft een gedragsstoornis niet anders omschreven (NAO) en een persoonlijkheidsstoornis NAO. Hij heeft problemen op meerdere levensgebieden. Eiser woont in een beschermde woonvorm van Autimaat. Door Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) is aan eiser over de periode van 2 juli 2013 tot 1 juli 2015 een indicatie afgegeven ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voor beschermd wonen met intensieve begeleiding, klasse 7 (9,5 tot 12 uur per week) in de vorm van Zorg in natura (ZIN). Deze indicatie is verlengd tot en met 30 november 2015. Van 1 december 2015 tot en met 30 november 2017 is aan eiser op grond van de Wmo 2015 een indicatie toegekend voor Beschermd Wonen 3C, intensieve begeleiding, inclusief dagbesteding, in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). In het kader van een herindicatie heeft eiser een begeleidingsplan aan verweerder doen toekomen en heeft op 10 november 2017 een gesprek plaatsgevonden tussen eiser, zijn begeleidster van Autimaat, [coördinator functioneel beheer] van Autimaat en de consulent van verweerder. Op dit gespreksverslag is namens eiser door Autimaat een reactie gegeven. Hierna is het primaire besluit genomen. De begeleidster van eiser bij Autimaat heeft namens eiser op 16 januari 2018 een aanvraag ingediend voor extra begeleiding gedurende 6 tot 8 weken om eiser te helpen bij het stoppen met blowen en bij het verbeteren van zijn dag- en nachtritme. Op grond hiervan heeft verweerder bij besluit van 13 maart 2018 over de periode van 15 januari 2018 tot en met 14 april 2018 een maatwerkvoorziening verleend voor Begeleiding Individueel – ontwikkelen plus voor 3 uur per week in de vorm van ondersteuning in natura.
2. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de toegekende indicatie Wonen Beschut Ambulant gehandhaafd. Verder heeft verweerder de indicatie voor Begeleiding individueel – ontwikkelen en coachen bij met ingang van 15 april 2018 opgehoogd in het aantal uren en heeft verweerder de indicatie voor Begeleiding groep – ontwikkelen en coachen bij opgehoogd in het aantal dagdelen en verlengd. Verweerder heeft deze maatwerkvoorziening passend geacht voor eiser. Volgens verweerder valt een deel van de begeleiding die eiser krijgt van Autimaat onder de indicatie Wonen Beschut Ambulant. Voor de gemiddelde tijd die verder wekelijks wordt besteed aan contactmomenten, waarbij aandacht wordt besteed aan de financiën van eiser, zijn administratie en lopende zaken, waarbij de begeleiding meegaat naar de (tand)arts en andere specialisten en waarbij een overleg plaats vindt tussen een jobcoach en de begeleiding van eiser, is volgens verweerder de ondersteuningsvorm Begeleiding individueel – ontwikkelen en coachen bij voor 4 uur per week passend. Omdat uit een schriftelijke en mondelinge reactie van de begeleidster van eiser bleek dat de tijdelijke inzet van de 3 uren Begeleiding individueel – ontwikkelen plus tot verbetering van het dag- en nachtritme van eiser en het stoppen met blowen heeft geleid, maar er nog wel begeleiding nodig is om de verslaving en structuur onder controle te houden, is volgens verweerder nog eens 3 uren per week Begeleiding individueel – ontwikkelen en coachen bij passend. Omdat het gaat om het vasthouden van wat eerder geleerd is en het sterker worden betreft, valt dit volgens verweerder niet onder Begeleiding individueel – ontwikkelen plus. In verband met de dagbesteding bij de smederij, die eiser met een extra dagdeel wil uitbreiden, heeft verweerder de indicatie voor Begeleiding groep – ontwikkelen en coachen bij voor 5 dagdelen per week passend geacht. Verweerder heeft deze indicatie verlengd omdat eiser begin mei 2018 een uitnodiging krijgt van het UWV voor een vervolgtraject.
Ontvankelijkheid
3. De periode waarover de maatwerkvoorziening is toegekend, is verstreken. Ter zitting is door de vertegenwoordigers van verweerder aangegeven dat verweerder nog bezig is een nieuw besluit te nemen en dat dit qua inhoud niet is zoals eiser dat graag zou willen zien. Gelet hierop en op het door eiser ingenomen standpunt dat alle toegekende uren Begeleiding individueel en Begeleiding groep, ‘ontwikkeling plus’-uren zouden moeten zijn, is de rechtbank van oordeel dat een inhoudelijk oordeel over het onderhavige bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Eiser is dan ook ontvankelijk in zijn beroep.
(On)zorgvuldige voorbereiding/(on)deugdelijke motivering
4.1.
Eiser heeft ter zitting de beroepsgrond over het in strijd zijn van de Beleidsregels met de Wmo 2015 niet langer gehandhaafd. Eiser stelt ten eerste dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. Volgens eiser heeft verweerder niets gedaan met de schriftelijke reactie van de begeleidster van eiser op het gespreksverslag en ook niet met de latere e-mailberichten van de begeleidster van eiser van 1 maart 2018 en 19 april 2018. Ook is verweerder er vanuit gegaan dat tijdens het gesprek niet gesproken is over agressief gedrag terwijl in het gespreksverslag duidelijk staat dat er wel sprake is van agressie en er bij eiser ook een gedragsstoornis is gediagnosticeerd. Verder is er bij het gesprek niet doorgevraagd op de door eiser gegeven antwoorden terwijl de aanwezige begeleider nauwelijks iets mocht zeggen. Daarnaast had verweerder bij de indicatiestelling een psycholoog of andere gedragswetenschapper moeten betrekken. De consulent van verweerder is niet deskundig genoeg om, zonder een onafhankelijk onderzoek, de problematiek van de cliënten van Autimaat, waaronder eiser, te vertalen naar de juiste vorm van ondersteuning. Eiser heeft hierbij gewezen op de brieven van kinder- en jeugdpsychiater dr. S. Leutscher en van Gz-psycholoog in opleiding M. Barendregt en autisme deskundige M. Nagtegaal, die dit onderschrijven. Verweerder had dan ook eiser moeten laten onderzoeken door een onafhankelijk medisch deskundige.
4.2.
De rechtbank stelt vast dat de begeleidster van eiser in haar schriftelijke reactie op het gespreksverslag heeft aangegeven dat in het verslag vooral de praktische zaken worden genoemd waar eiser tegenaan loopt en niet genoemd wordt wat de begeleiding doet ter ondersteuning daarvan. Het gaat dan onder meer om het aanbrengen van samenhang tussen denken en doen, het uitwerken van oorzaak en gevolg met betrekking tot de handelingen van eiser en uitleg over hoe anderen in de maatschappij functioneren, denken en handelen. Door gesprekken met de begeleiding leert eiser anderen beter snappen en kan hij zijn eigen handelen aanpassen, zo heeft de begeleidster toegelicht. Ook wordt de oorzaak van de oude patronen van eiser besproken zodat hij hierdoor inzicht krijgt en meer zelfvertrouwen kan opbouwen. De rechtbank stelt echter vast dat in het gespreksverslag ook staat benoemd dat Autimaat heeft aangegeven dat ondersteuning bij praktische zaken altijd gaat in combinatie met psycho-educatie (oorzaak-gevolg, planning, processen in de sociale omgang). Verder stelt de rechtbank vast dat in de maatwerkvoorziening ook uren zijn toegekend in verband met de bij de begeleiding geboden psycho-educatie. Dat verweerder hiervoor geen ‘ontwikkelen plus’-uren heeft toegekend betekent niet dat het niets gedaan heeft met de schriftelijke reactie van de begeleidster van eiser. Verweerder heeft gemotiveerd aangegeven waarom de geboden begeleiding volgens hem niet valt onder ‘ontwikkelen plus’-uren. Dit geldt ook voor hetgeen in de e-mailberichten van 1 maart 2018 en 19 april 2018 is aangegeven. Daarin wordt aangegeven dat de geboden psycho-educatie geholpen heeft bij het stoppen met blowen en het verbeteren van het dag- en nachtritme en dat dit nodig blijft om dit zo vast te kunnen houden en terugval te voorkomen. De rechtbank stelt vast dat verweerder ook uren heeft toegekend voor de begeleiding die nodig is om de verslaving en structuur onder controle te houden, alleen moeten dit volgens verweerder geen ‘ontwikkelen plus’-uren zijn. Verweerder heeft gemotiveerd aangegeven waarom niet.
4.3.
De rechtbank stelt vast dat in het bestreden besluit staat dat er tijdens het onderzoek van de consulent niet is gesproken over mogelijk agressief gedrag. De rechtbank stelt ook vast dat in het gespreksverslag staat dat eiser spanning en frustraties op kan bouwen bijvoorbeeld door een ruzie met zijn broer en dat dit kan leiden tot het kapot maken van een deur. Hoewel dus niet juist is dat tijdens het onderzoek niet is gesproken over mogelijk agressief gedrag betekent dit niet dat verweerder dit niet mee heeft gewogen bij de besluitvorming. Zo staat in het bestreden besluit ook dat het opbouwen van spanning en frustraties incidenteel voor komt en dat dit niet betekent dat eiser daarbij extra ondersteuning nodig heeft waarvoor ‘ontwikkelen plus’-uren toegekend moeten worden. Ter zitting is door de consulenten van verweerder toegelicht dat dit ook geldt ten aanzien van de gediagnosticeerde gedragsstoornis omdat er niet wekelijks sprake is van agressie. Dat er in het gesprek niet is doorgevraagd en de begeleider nauwelijks iets heeft mogen zeggen is door eiser niet aannemelijk gemaakt. Verweerder heeft dit ter zitting betwist en eiser heeft zijn stelling niet onderbouwd.
4.4.
De rechtbank volgt eiser evenmin in de – algemene – stelling dat de consulent van verweerder niet deskundig genoeg is om te indiceren welke maatwerkvoorziening, naar aard en omvang, passend is voor de cliënten van Autimaat en dat bij de indicatiestelling een psycholoog of andere gedragswetenschapper betrokken moet worden. Uit de wet, noch uit andere regelgeving of jurisprudentie volgt een dergelijke algemene verplichting. Het is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dat voor zover het onderzoek naar de nodige ondersteuning specifieke deskundigheid vereist, een specifiek deskundig oordeel en advies niet kunnen ontbreken. [1] Gelet op de informatie waarover verweerder al beschikte en de informatie die verweerder had ontvangen uit het met eiser en zijn begeleiders gevoerde gesprek en uit het begeleidingsplan, bestond er voor verweerder naar het oordeel van de rechtbank in het geval van eiser geen concrete aanleiding om een specifiek deskundig oordeel en advies in te winnen.
4.5.
De rechtbank overweegt verder dat in geschil is of het aantal toegekende uren begeleiding individueel en begeleiding groep allemaal ‘ontwikkelen plus’-uren hadden moeten zijn in plaats van ook ‘ontwikkeling en coachen bij’-uren. Beoordeeld moet worden of de door verweerder toegekende maatwerkvoorzieningen een passende bijdrage leveren om de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie van eiser, dan wel om de problemen van eiser bij het zich handhaven in de samenleving, te compenseren.
4.6.
De rechtbank stelt voorop dat de CRvB in de uitspraak van 21 maart 2018 [2] over de door het college van burgemeester en wethouders te volgen stappen in het kader van een te nemen besluit over maatschappelijke ondersteuning, het volgende heeft overwogen:

Uit artikel 3:2 van de Awb in samenhang met de artikelen 2.3.2 en 2.3.5 van de Wmo 2015 vloeit voort dat het college voldoende kennis dient te vergaren over de voor het nemen van een besluit over maatschappelijke ondersteuning van belang zijnde feiten en omstandigheden en af te wegen belangen. Dit brengt met zich dat wanneer bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning het college allereerst moet vaststellen wat de hulpvraag is. Vervolgens zal het college moeten vaststellen welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving. Eerst wanneer die problemen voldoende concreet in kaart zijn gebracht, kan worden bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de ondersteuningsvrager, onderscheidenlijk het zich kunnen handhaven in de samenleving. Uit artikel 2.3.2, vierde lid, aanhef en onder b, c en f, van de Wmo 2015 in samenhang met het derde en vierde lid van artikel 2.3.5 vloeit voort dat het onderzoek er vervolgens op gericht moet zijn of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden. Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn dient het college een maatwerkvoorziening te verlenen. Voor zover het onderzoek naar de nodige ondersteuning specifieke deskundigheid vereist zal een specifiek deskundig oordeel en advies niet kunnen ontbreken”.
4.7.
Uit de besluitvorming van verweerder en het daaraan ten grondslag gelegde rapport Beschermd Wonen van 18 december 2017 kan de rechtbank niet afleiden dat verweerder het door de CRvB uiteengezette stappenplan heeft gevolgd. Verweerder heeft in de besluitvorming en het rapport wel aangegeven wat - op grond van het gesprek en het begeleidingsplan - de doelen zijn van eiser, hoeveel contactmomenten eiser heeft met zijn begeleiding, waar deze over gaan en wat de duur daarvan is. Maar niet blijkt dat verweerder de omvang van de volledige ondersteuningsbehoefte van eiser in kaart heeft gebracht, nu een geconcretiseerd overzicht van zijn ondersteuningsbehoefte per afzonderlijke hulpvraag (in uren, intensiteit en frequentie) ontbreekt. Daarnaast blijkt onvoldoende hoe de ondersteuningsbehoefte van eiser is vertaald naar de geïndiceerde maatwerkvoorziening. Daarbij acht de rechtbank van belang dat vast staat dat de indicatie Wonen Beschut Ambulant ook zes uren individuele begeleiding per week omvat (gedingstuk B.19). Naast deze indicatie is er nog een ondersteuningsvorm toegekend voor individuele begeleiding. In het rapport en de besluitvorming staat dat de toegekende maatwerkvoorziening voldoende passend is, omdat er ook een stuk begeleiding zit in de indicatie Wonen Beschut Ambulant. Tevens zijn de contactmomenten die eiser heeft in aanmerking genomen. Door de consulenten van verweerder is ter zitting aangegeven dat in de praktijk eerst bekeken wordt of volstaan kan worden met de basisuren begeleiding die zijn opgenomen in de indicatie Wonen Beschut Ambulant. Als hier niet mee kan worden volstaan, worden er ook nog ‘ontwikkelen en coachen bij’-uren toegekend. Vervolgens wordt gekeken of er complexe problemen zijn, zoals agressie, waarvoor dan ‘ontwikkelen plus’-uren worden toegekend. De vertegenwoordigers van verweerder hebben ter zitting aangegeven dat verweerder bij de indicatiestelling uitgaat van de kennis en kunde van de consulenten. Naar het oordeel van de rechtbank mag van verweerder echter worden verwacht dat hij aan de hand van objectieve criteria inzichtelijk maakt hoe hij de benodigde ondersteuningsbehoefte heeft vertaald in de (omvang van de) geïndiceerde maatwerkvoorzieningen. Pas dan kan beoordeeld worden of de door verweerder geïndiceerde maatwerkvoorzieningen, ook qua omvang, een passende bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid van eiser. Op dit moment is onduidelijk wat de aard en de inhoud is van de begeleidingsuren die besloten liggen in de indicatie Wonen Beschut Ambulant. Als gevolg daarvan is ook onduidelijk wat eiser daarnaast nog nodig heeft aan begeleiding, qua aard, inhoud en omvang. Verweerder heeft dit niet inzichtelijk gemaakt.
5. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het beroep van eiser gegrond is. Het bestreden besluit is niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen.
6. Gelet op het nog te verrichten onderzoek kan de rechtbank niet zelf in de zaak voorzien en zal zij verweerder opdragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Daarbij dient verweerder het in 4.6 weergegeven stappenplan te volgen en een geconcretiseerd overzicht te geven van de ondersteuningsbehoefte van eiser per afzonderlijke hulpvraag (in uren, intensiteit en frequentie). Daarna moet verweerder aan de hand van objectieve criteria inzichtelijk maken hoe het de benodigde ondersteuningsbehoefte vertaald heeft in de (omvang van de) te indiceren maatwerkvoorziening. Daarbij dient verweerder helder te maken wat de aard, inhoud en omvang is van de begeleiding die wordt geboden bij de indicatie Wonen Beschut Ambulant en in welke mate deze begeleiding al voorziet in de door eiser benodigde ondersteuningsbehoefte, wat er dan nog over blijft en welke ondersteuningsvorm daarin voorziet en in welke omvang en zwaarte. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank niet toe aan een bespreking van de overige beroepsgronden.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512, - en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht groot € 46,- aan hem vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 1.024,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, voorzitter, mr. H.J. Klein Egelink en mr. C.W.C.A. Bruggeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. ter Horst, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 12 april 2019
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 21 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:819.
2.Zie noot 1.