4.7.Uit de besluitvorming van verweerder en het daaraan ten grondslag gelegde rapport Beschermd Wonen van 18 december 2017 kan de rechtbank niet afleiden dat verweerder het door de CRvB uiteengezette stappenplan heeft gevolgd. Verweerder heeft in de besluitvorming en het rapport wel aangegeven wat - op grond van het gesprek en het begeleidingsplan - de doelen zijn van eiser, hoeveel contactmomenten eiser heeft met zijn begeleiding, waar deze over gaan en wat de duur daarvan is. Maar niet blijkt dat verweerder de omvang van de volledige ondersteuningsbehoefte van eiser in kaart heeft gebracht, nu een geconcretiseerd overzicht van zijn ondersteuningsbehoefte per afzonderlijke hulpvraag (in uren, intensiteit en frequentie) ontbreekt. Daarnaast blijkt onvoldoende hoe de ondersteuningsbehoefte van eiser is vertaald naar de geïndiceerde maatwerkvoorziening. Daarbij acht de rechtbank van belang dat vast staat dat de indicatie Wonen Beschut Ambulant ook zes uren individuele begeleiding per week omvat (gedingstuk B.19). Naast deze indicatie is er nog een ondersteuningsvorm toegekend voor individuele begeleiding. In het rapport en de besluitvorming staat dat de toegekende maatwerkvoorziening voldoende passend is, omdat er ook een stuk begeleiding zit in de indicatie Wonen Beschut Ambulant. Tevens zijn de contactmomenten die eiser heeft in aanmerking genomen. Door de consulenten van verweerder is ter zitting aangegeven dat in de praktijk eerst bekeken wordt of volstaan kan worden met de basisuren begeleiding die zijn opgenomen in de indicatie Wonen Beschut Ambulant. Als hier niet mee kan worden volstaan, worden er ook nog ‘ontwikkelen en coachen bij’-uren toegekend. Vervolgens wordt gekeken of er complexe problemen zijn, zoals agressie, waarvoor dan ‘ontwikkelen plus’-uren worden toegekend. De vertegenwoordigers van verweerder hebben ter zitting aangegeven dat verweerder bij de indicatiestelling uitgaat van de kennis en kunde van de consulenten. Naar het oordeel van de rechtbank mag van verweerder echter worden verwacht dat hij aan de hand van objectieve criteria inzichtelijk maakt hoe hij de benodigde ondersteuningsbehoefte heeft vertaald in de (omvang van de) geïndiceerde maatwerkvoorzieningen. Pas dan kan beoordeeld worden of de door verweerder geïndiceerde maatwerkvoorzieningen, ook qua omvang, een passende bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid van eiser. Op dit moment is onduidelijk wat de aard en de inhoud is van de begeleidingsuren die besloten liggen in de indicatie Wonen Beschut Ambulant. Als gevolg daarvan is ook onduidelijk wat eiser daarnaast nog nodig heeft aan begeleiding, qua aard, inhoud en omvang. Verweerder heeft dit niet inzichtelijk gemaakt.
5. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het beroep van eiser gegrond is. Het bestreden besluit is niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen.
6. Gelet op het nog te verrichten onderzoek kan de rechtbank niet zelf in de zaak voorzien en zal zij verweerder opdragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Daarbij dient verweerder het in 4.6 weergegeven stappenplan te volgen en een geconcretiseerd overzicht te geven van de ondersteuningsbehoefte van eiser per afzonderlijke hulpvraag (in uren, intensiteit en frequentie). Daarna moet verweerder aan de hand van objectieve criteria inzichtelijk maken hoe het de benodigde ondersteuningsbehoefte vertaald heeft in de (omvang van de) te indiceren maatwerkvoorziening. Daarbij dient verweerder helder te maken wat de aard, inhoud en omvang is van de begeleiding die wordt geboden bij de indicatie Wonen Beschut Ambulant en in welke mate deze begeleiding al voorziet in de door eiser benodigde ondersteuningsbehoefte, wat er dan nog over blijft en welke ondersteuningsvorm daarin voorziet en in welke omvang en zwaarte. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank niet toe aan een bespreking van de overige beroepsgronden.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512, - en een wegingsfactor 1).