ECLI:NL:RBGEL:2019:1592

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 april 2019
Publicatiedatum
12 april 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 3549
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke geschil over maatwerkvoorzieningen op grond van de Wmo 2015 en de zorgvuldigheid van de besluitvorming door de gemeente Doetinchem

Op 12 april 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarin eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.H.B. Averdijk, beroep heeft ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem. Dit besluit betrof de toekenning van maatwerkvoorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiseres, die lijdt aan een Autisme Spectrum Stoornis (ASS) en depressieve klachten, ontving eerder een indicatie voor Beschermd Wonen en had een aanvraag ingediend voor verdere ondersteuning. De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet de vereiste zorgvuldigheid in acht had genomen bij de besluitvorming en het bestreden besluit onvoldoende was gemotiveerd. De rechtbank stelde vast dat de gemeente niet het stappenplan had gevolgd zoals uiteengezet door de Centrale Raad van Beroep (CRvB) en dat er geen concreet overzicht was van de ondersteuningsbehoefte van eiseres. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de gemeente op een nieuw besluit te nemen, waarbij de benodigde ondersteuning in detail moet worden vastgesteld. Tevens werd de gemeente veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: 18/3549

uitspraak van de meervoudige kamer van 12 april 2019

in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.H.B. Averdijk),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchemte Doetinchem, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 7 december 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) een maatwerkvoorziening verleend voor Ondersteuning thuis – coachen (vanaf 1 januari 2018: Begeleiding individueel – ontwikkelen en coachen bij) voor 4 uur per week en voor Ondersteuning thuis – overnemen (vanaf 1 januari 2018: Begeleiding individueel – stabiliseren en overnemen) voor 2 uur per week over de periode van 17 november 2017 tot 1 november 2019 in de vorm van ondersteuning in natura.
Bij besluit van 22 mei 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2019. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Tevens zijn aanwezig [directeur] van Autimaat B.V. (Autimaat), [coördinator functioneel beheer] bij Autimaat en G.J. van Gelderen, psychiater bij Autimaat. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door T.I. Gerritsen en B.J. van Hees-Van der Klok en door [consulenten] .

Overwegingen

1. Eiseres heeft een Autisme Spectrum Stoornis (ASS) en heeft depressieve klachten. Eiseres heeft problemen op meerdere levensgebieden. Eiseres woont zelfstandig en ontvangt begeleiding van Autimaat. Over de periode van 1 augustus 2016 tot en met 31 juli 2017 is aan eiseres op grond van de Wmo 2015 een indicatie toegekend voor Beschermd Wonen 3C, intensieve begeleiding, exclusief dagbesteding in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). Deze indicatie is verlengd tot en met 16 november 2017. In het kader van een herindicatie heeft eiseres een begeleidingsplan aan verweerder doen toekomen en heeft op 15 september 2017 een gesprek plaatsgevonden tussen eiseres, haar begeleidster van Autimaat en de consulent van verweerder. Hierna heeft verweerder het primaire besluit genomen.
2. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de toegekende maatwerkvoorziening gehandhaafd. Daarbij is verweerder uitgegaan van de regelgeving uit 2018 en de Beleidsregels Beschermd Wonen gemeente Doetinchem 2018 (Beleidsregels). Verweerder heeft de toegekende maatwerkvoorziening passend geacht voor eiseres. Volgens verweerder is, gelet op de contactmomenten die eiseres met haar begeleiding heeft in het kader van stimulering en signalering van buitenaf, Begeleiding individueel – ontwikkelen en coachen bij voor 4 uur per week passend. Omdat eiseres soms nog veel sturing nodig heeft als het gaat om dagbesteding, mobiliteit en deels regievoering, heeft verweerder Begeleiding individueel – stabiliseren en overnemen voor 2 uur per week passend geacht. Het totaal aan uren sluit volgens verweerder aan bij de verdeling van het soort begeleidingsuren dat geboden wordt door Autimaat. Volgens verweerder is de ernst van de problematiek bij eiseres niet zodanig dat zij voor de plusvarianten van individuele begeleiding in aanmerking komt.
(On)zorgvuldige voorbereiding/(on)deugdelijke motivering
3.1.
De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting de beroepsgrond over het in strijd zijn van de Beleidsregels met de Wmo 2015 niet langer gehandhaafd. Eiseres stelt ten eerste dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. Volgens eiseres had verweerder deskundigen die bekend zijn met de stoornis van eiseres, onderzoek moeten laten verrichten naar haar problematiek. Verder had verweerder bij de indicatiestelling een psycholoog of andere gedragswetenschapper moeten betrekken. Dat geldt temeer omdat er bij het gesprek op 15 september 2017 niet is doorgevraagd op de door eiseres gegeven antwoorden en de aanwezige begeleider nauwelijks iets mocht zeggen. De consulent van verweerder is niet deskundig genoeg om, zonder een onafhankelijk onderzoek, de problematiek van de cliënten van Autimaat, waaronder eiseres, te vertalen naar de juiste vorm van ondersteuning. Eiseres heeft hierbij gewezen op de brieven van kinder- en jeugdpsychiater dr. S. Leutscher en van Gz-psycholoog in opleiding M. Barendregt en autisme deskundige M. Nagtegaal, die dit onderschrijven.
3.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is het gestelde dat er in het gesprek niet is doorgevraagd en de begeleider nauwelijks iets heeft mogen zeggen, door eiser niet aannemelijk gemaakt. Verweerder heeft dit ter zitting betwist en eiseres heeft haar stelling niet onderbouwd. De rechtbank volgt eiseres evenmin in de – algemene – stelling dat de consulent van verweerder niet deskundig genoeg is om te indiceren welke maatwerkvoorziening, naar aard en omvang, passend is voor de cliënten van Autimaat en dat bij de indicatiestelling een psycholoog of andere gedragswetenschapper betrokken moet worden. Uit de wet, noch uit andere regelgeving of jurisprudentie volgt een dergelijke algemene verplichting. Het is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dat voor zover het onderzoek naar de nodige ondersteuning specifieke deskundigheid vereist, een specifiek deskundig oordeel en advies niet kunnen ontbreken. [1] Gelet op de informatie waarover verweerder al beschikte en de informatie die verweerder had ontvangen uit het met eiseres en haar begeleidster gevoerde gesprek en uit het begeleidingsplan, bestond er voor verweerder naar het oordeel van de rechtbank in het geval van eiseres geen concrete aanleiding om een specifiek deskundig oordeel en advies in te winnen.
3.3.
De rechtbank overweegt verder dat in geschil is of het aantal toegekende uren begeleiding individueel allemaal ‘plus’-uren hadden moeten zijn. Beoordeeld moet worden of de door verweerder toegekende maatwerkvoorzieningen een passende bijdrage leveren om de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie van eiseres, dan wel om de problemen van eiseres bij het zich handhaven in de samenleving, te compenseren.
3.4.
De rechtbank stelt voorop dat de CRvB in de uitspraak van 21 maart 2018 [2] over de door het college van burgemeester en wethouders te volgen stappen in het kader van een te nemen besluit over maatschappelijke ondersteuning, het volgende heeft overwogen:

Uit artikel 3:2 van de Awb in samenhang met de artikelen 2.3.2 en 2.3.5 van de Wmo 2015 vloeit voort dat het college voldoende kennis dient te vergaren over de voor het nemen van een besluit over maatschappelijke ondersteuning van belang zijnde feiten en omstandigheden en af te wegen belangen. Dit brengt met zich dat wanneer bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning het college allereerst moet vaststellen wat de hulpvraag is. Vervolgens zal het college moeten vaststellen welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving. Eerst wanneer die problemen voldoende concreet in kaart zijn gebracht, kan worden bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de ondersteuningsvrager, onderscheidenlijk het zich kunnen handhaven in de samenleving. Uit artikel 2.3.2, vierde lid, aanhef en onder b, c en f, van de Wmo 2015 in samenhang met het derde en vierde lid van artikel 2.3.5 vloeit voort dat het onderzoek er vervolgens op gericht moet zijn of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden. Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn dient het college een maatwerkvoorziening te verlenen. Voor zover het onderzoek naar de nodige ondersteuning specifieke deskundigheid vereist zal een specifiek deskundig oordeel en advies niet kunnen ontbreken”.
3.5.
Uit de besluitvorming van verweerder en het daaraan ten grondslag gelegde rapport WMO van 10 november 2017 kan de rechtbank niet afleiden dat verweerder het door de CRvB uiteengezette stappenplan heeft gevolgd. Verweerder heeft in de besluitvorming en het rapport wel aangegeven wat de doelen zijn waaraan gewerkt wordt, hoeveel contactmomenten eiseres heeft met haar begeleiding, waar dan aandacht aan wordt besteed en wat de duur daarvan is. Maar niet blijkt dat verweerder de omvang van de volledige ondersteuningsbehoefte van eiseres in kaart heeft gebracht, nu een geconcretiseerd overzicht van haar ondersteuningsbehoefte per afzonderlijke hulpvraag (in uren, intensiteit en frequentie) ontbreekt. Daarnaast blijkt onvoldoende hoe de ondersteuningsbehoefte van eiseres is vertaald naar de geïndiceerde maatwerkvoorziening. Door de consulenten van verweerder is ter zitting aangegeven dat in de praktijk eerst bekeken wordt of volstaan kan worden met ‘ontwikkelen en coachen bij’-uren of ‘stabiliseren en overnemen’-uren. Vervolgens wordt gekeken of er complexe problemen zijn, zoals agressie, waarvoor dan ‘plus’-uren worden toegekend. De vertegenwoordigers van verweerder hebben ter zitting aangegeven dat verweerder bij de indicatiestelling uitgaat van de kennis en kunde van de consulenten. Naar het oordeel van de rechtbank mag van verweerder echter worden verwacht dat hij aan de hand van objectieve criteria inzichtelijk maakt hoe hij de benodigde ondersteuningsbehoefte heeft vertaald in de (omvang van de) geïndiceerde maatwerkvoorzieningen. Pas dan kan beoordeeld worden of de door verweerder geïndiceerde maatwerkvoorzieningen, ook qua omvang, een passende bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid van eiseres.
4. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het beroep van eiseres gegrond is. Het bestreden besluit is niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen.
5. Gelet op het nog te verrichten onderzoek kan de rechtbank niet zelf in de zaak voorzien en zal zij verweerder opdragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Daarbij dient verweerder het in 3.4 weergegeven stappenplan te volgen en een geconcretiseerd overzicht te geven van de ondersteuningsbehoefte van eiseres per afzonderlijke hulpvraag (in uren, intensiteit en frequentie). Daarna moet verweerder aan de hand van objectieve criteria inzichtelijk maken hoe het de benodigde ondersteuningsbehoefte vertaald heeft in de (omvang van de) te indiceren maatwerkvoorziening. Daarbij dient verweerder helder te maken wat de aard, inhoud en omvang is van de begeleiding die wordt geboden bij de indicaties Begeleiding individueel – ontwikkelen en coachen bij en Begeleiding individueel – stabiliseren en overnemen en in welke mate deze begeleiding al voorziet in de door eiseres benodigde ondersteuningsbehoefte, wat er dan nog over blijft en welke ondersteuningsvorm daarin voorziet en in welke omvang en zwaarte. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank niet toe aan een bespreking van de overige beroepsgronden.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512, - en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht groot € 46,- aan haar vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.024,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, voorzitter, mr. H.J. Klein Egelink en mr. C.W.C.A. Bruggeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. ter Horst, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 12 april 2019
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 21 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:819.
2.Zie noot 1.