Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 12 april 2019
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
“Deze vorm van begeleiding individueel is gericht op cliënten met beperkingen op meerdere levensdomeinen en gedragsproblematiek. Bij deze cliënten volstaat begeleiding gericht op ‘ontwikkelen en coachen bij’ aantoonbaar niet. Vaak heeft de cliënt ook problemen op het gebied van communicatie en motivatie. Daarnaast moet de begeleider hierbij doelgericht samenwerkt met andere ketenpartners. De cliënt is leerbaar, beschikt over voldoende verandercapaciteit en is in staat de beoogde vaardigheden te ontwikkelen. De cliënt kan na verloop van tijd met minder begeleiding toe. Voor de periode dat deze vorm van ondersteuning wordt toegekend, worden specifieke doelen vastgesteld. De consulent Beschermd Wonen stelt de lengte van de periode vast.”In de Beleidsregels uit 2018, bijlage 2, staat bij deze begeleidingsvorm beschreven:
“Aanvullend op ‘begeleiding individueel ontwikkelen en coachen bij’ geldt dat het bij ‘ontwikkelen plus’ altijd gaat om meervoudig complexe (gezins-)problematiek. Er zijn altijd beperkingen op meerdere levensdomeinen en er is altijd aanvullend sprake van gedragsproblematiek. In veel gevallen is extra inspanning nodig op het gebied van communicatie en motivatie. Het gaat bij ‘begeleiding individueel – ontwikkelen plus’ om cliënten met een grote mate van onvoorspelbaar gedrag, (reële kans op) agressief gedrag (verbaal of fysiek), zorgmijders, forse psychiatrie, hardnekkige patronen of als de veiligheid van de cliënt zelf of de directe omgeving in geding komt/kan komen. ‘Begeleiding individueel – ontwikkelen plus’ wordt afgegeven voor de ondersteuning die voortkomt uit bovengenoemde problematiek. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan extra toezicht ter voorkoming van incidenten, extra achterwacht en/of extra ongeplande ondersteuning. De begeleider moet hierbij doelgericht samenwerken met andere ketenpartners, zoals reclassering, jeugdhulp en/of ggz’.
Uit artikel 3:2 van de Awb in samenhang met de artikelen 2.3.2 en 2.3.5 van de Wmo 2015 vloeit voort dat het college voldoende kennis dient te vergaren over de voor het nemen van een besluit over maatschappelijke ondersteuning van belang zijnde feiten en omstandigheden en af te wegen belangen. Dit brengt met zich dat wanneer bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning het college allereerst moet vaststellen wat de hulpvraag is. Vervolgens zal het college moeten vaststellen welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving. Eerst wanneer die problemen voldoende concreet in kaart zijn gebracht, kan worden bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de ondersteuningsvrager, onderscheidenlijk het zich kunnen handhaven in de samenleving. Uit artikel 2.3.2, vierde lid, aanhef en onder b, c en f, van de Wmo 2015 in samenhang met het derde en vierde lid van artikel 2.3.5 vloeit voort dat het onderzoek er vervolgens op gericht moet zijn of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden. Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn dient het college een maatwerkvoorziening te verlenen. Voor zover het onderzoek naar de nodige ondersteuning specifieke deskundigheid vereist zal een specifiek deskundig oordeel en advies niet kunnen ontbreken”.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht groot € 46,- aan hem vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 1.024,-.