ECLI:NL:RBGEL:2019:1543

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 april 2019
Publicatiedatum
9 april 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 163
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van bezwaar tegen omgevingsvergunning voor mantelzorgunit

In deze zaak is in geschil of eiser tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijchen. Het primaire besluit, genomen op 26 april 2018, betrof de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een tijdelijke mantelzorgunit. Eiser heeft op 18 juni 2018 bezwaar gemaakt, maar verweerder heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig was ingediend. De rechtbank heeft op 2 april 2019 de zaak behandeld, waarbij eiser aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door C.J.E. Fleuren en C. Keller. De rechtbank oordeelde dat de bezwaartermijn op 27 april 2018 begon, na de bekendmaking van het besluit op 26 april 2018. Eiser had voldoende gelegenheid om bezwaar te maken voor de deadline van 7 juni 2018, maar heeft dit pas op 18 juni 2018 gedaan. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding, omdat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet eerder op de hoogte kon zijn van de omvang van de zorgunit. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van verweerder om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/163
uitspraak van de enkelvoudige kamer van
in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats] eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijchente Wijchen, verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde belanghebbende]te [woonplaats].

1.Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 29 november 2018, waarbij het bezwaar van eiser tegen het besluit van 26 april 2018 wegens niet tijdige indiening ervan niet-ontvankelijk is verklaard (het bestreden besluit).
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 2 april 2019. Eiser is verschenen, Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door C.J.E. Fleuren en C. Keller. Namens [derde belanghebbende] is [dochter] verschenen.

2.Overwegingen

2.1
Eiser en zijn echtgenote wonen op het adres [adres] te [woonplaats].
[derde belanghebbende] en haar echtgenoot wonen op het adres [adres 2] te [woonplaats]. Zij zijn dus buren van elkaar. De echtgenoot van [derde belanghebbende] is ernstig ziek.
2.2
Op 26 april 2018 heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een tijdelijke aanbouw in de vorm van een zogenoemde mantelzorgunit op het perceel [adres 2] te [woonplaats] (het primaire besluit).
2.3
Op 9 mei 2018 is in het Gemeenteblad en in het huis-aan-huisblad de Wegwijs gepubliceerd dat de omgevingsvergunning is verleend en verzonden op 26 april 2018.
2.4
Op 18 juni 2018 heeft eiser bezwaar gemaakt.
3. Tussen partijen is in de eerste plaats in geschil of eisers tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit.
3.1
Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken, welke termijn ingevolge artikel 6:8 van de Awb aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt ingevolge artikel 3:41 van de Awb, door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
In artikel 6:9, eerste en tweede lid, van de Awb is bepaald dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
3.2
Uit de stukken blijkt dat de omgevingsvergunning is aangevraagd door
D.H.J. Voogels, ambtenaar van de gemeente Wijchen. Hij heeft dat, zo staat in de aanvraag, gedaan in de hoedanigheid van projectleider. Op 26 april 2018 heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Eiser heeft in zijn beroepschrift erkend dat verweerder het primaire besluit op dezelfde dag heeft toegezonden aan Voogels. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het primaire besluit aldus overeenkomstig artikel 3:41 van de Awb op de voorgeschreven wijze bekend heeft gemaakt. Als het feit dat Voogels werkzaam is bij de gemeente Wijchen, naar eiser kennelijk stelt, al zou betekenen dat er een gebrek kleeft aan de totstandkoming van het primaire besluit, doet dat aan de conclusie van de rechtbank over de bekendmaking niet af.
3.3
De publicatie van 9 mei 2018 in het Gemeenteblad betreft een mededeling dat primaire besluit is genomen, overeenkomstig artikel 3.9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het is niet de bekendmaking van het besluit. De publicatiedatum in het Gemeenteblad heeft dan ook geen betekenis voor het moment waarop het besluit is bekendgemaakt.
3.4
Dit betekent dat de bezwaartermijn op 27 april 2018 is aangevangen en niet, zoals eiser meent, op 10 mei 2018. De laatste dag van de bezwaartermijn was 7 juni 2018. Eiser heeft zijn bezwaarschrift op 18 juni 2018 persoonlijk bij het gemeentehuis afgegeven. Verweerder heeft het bezwaarschrift dus op 18 juni 2018 ontvangen. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat eiser het bezwaarschrift buiten de bezwaartermijn en dus niet tijdig heeft ingediend.
4. Artikel 6:11 van de Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de hiervoor genoemde termijn ingediend bezwaarschrift, niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.1
Eiser heeft in zijn beroepschrift en ter zitting - samengevat - aangevoerd dat hij niet eerder dan 12 juni 2018 kon weten wat de (volgens hem: enorme) omvang van de zorgunit in de tuin van zijn buren was. Eerst toen was namelijk gestart met de bouw van die unit en kon hij die met eigen ogen zien. Hij heeft daarover dezelfde dag gebeld met het sociale wijkteam om zijn ongenoegen te uiten en kort erna schriftelijk bezwaar gemaakt. De termijnoverschrijding is dan verschoonbaar, aldus eiser.
4.2
Eiser heeft erkend dat hij op 9 mei 2018 heeft kennisgenomen van de publicatie in het Gemeenteblad. De inhoud van deze publicatie is duidelijk: er is een omgevingsvergunning aan zijn buren verleend en die is verzonden op 26 april 2018. Eiser wist op dat moment al, zo blijkt uit zijn beroepschrift, ook dat deze vergunning betrekking had op een in de achtertuin van zijn buren te plaatsen zorgunit. Eiser had in de vier weken na 9 mei 2018, voor het verstrijken van de bezwaartermijn op 7 juni 2018, voldoende gelegenheid om contact op te nemen met de behandelend ambtenaar om navraag te doen over de precieze gevolgen van de verleende omgevingsvergunning of om een pro forma bezwaarschrift in te dienen. Ook had eiser kennis kunnen nemen van de omvang van de zorgunit door de stukken behorende bij de verleende omgevingsvergunning in te zien bij verweerder. Dat eiser ervoor heeft gekozen van deze mogelijkheden geen gebruik te maken, komt voor zijn rekening en risico.
Dat eiser in de veronderstelling verkeerde dat de bezwaartermijn eerst op
10 mei 2018 aanving, komt ook voor zijn risico. En ook hiervoor geldt, dat hij heeft nagelaten om navraag te doen bij verweerder.
Voor zover eiser heeft willen stellen dat verweerder hem in de aanloop naar het verlenen van de omgevingsvergunning bewust onvolledig heeft geïnformeerd over de omvang van de aan zijn buren te vergunnen zorgunit, overweegt de rechtbank tot slot dat eiser deze stelling niet aannemelijk heeft gemaakt.
Van een verschoonbare termijnoverschrijding is kortom geen sprake.
5. Verweerder heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
6. De rechtbank acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Raat, rechter, in tegenwoordigheid van S. van Alen - Subotic, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA, 's-Gravenhage.