ECLI:NL:RBGEL:2019:1492

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 april 2019
Publicatiedatum
5 april 2019
Zaaknummer
05/720052-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met zwaar lichamelijk letsel in het uitgaansleven

Op 5 april 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. De zaak vond zijn oorsprong in een incident dat plaatsvond op 24 september 2017 in Ulft, waar de verdachte, na een opstootje, de benadeelde partij met een vuistslag tegen het hoofd sloeg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de benadeelde als gevolg van deze klap een schedelbreuk en andere verwondingen opliep, wat resulteerde in een ziekenhuisopname en langdurige klachten. De officier van justitie had vrijspraak van het primair tenlastegelegde geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de meer subsidiair tenlastegelegde mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten, maar hem wel schuldig bevonden aan de meer subsidiair tenlastegelegde mishandeling. De rechtbank legde een taakstraf van 180 uur op, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die schade had geleden door het bewezenverklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/720052-18
Datum uitspraak : 5 april 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. M.J.R. Roethof, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 maart 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 24 september 2017 te Ulft, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of meer anderen, althans alleen, aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedelbreuk, althans een breuk(je) in de schedel, heeft toegebracht, door die [benadeelde] opzettelijk - een of meerdere ma(a)l(en) (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het gezicht
te slaan en/of te stompen, en/of - een of meerdere ma(a)l(en) (met kracht) (met geschoeide voet) op/tegen het hoofd en/of het gezicht te trappen en/of te schoppen;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair:
hij op of omstreeks 24 september 2017 te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek, openlijk, te weten aan de [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde] , door een of meerdere ma(a)l(en) (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het gezicht van die [benadeelde] te slaan en/of te stompen en/of door een of meerdere ma(a)l(en) (met kracht) (met geschoeide voet) op/tegen het hoofd en/of het gezicht van die [benadeelde] te trappen en/of te schoppen, terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten een schedelbreuk, althans een breuk(je)/scheur(tje) in de schedel, voor die [benadeelde] ten gevolge heeft gehad;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 24 september 2017 te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek, [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde] opzettelijk een of meerdere ma(a)l(en) (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het gezicht te slaan en/of te stompen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedelbreuk, althans een breuk(je) in de schedel, ten gevolge heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde en dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging. Volgens de officier van justitie kan van de tenlastegelegde feitelijke gedragingen alleen de door verdachte gegeven klap bewezenverklaard worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Ook voor het meer subsidiair tenlastegelegde kan volgens haar geen veroordeling volgen: voor zover een beroep op (putatief) noodweer niet slaagt, kan het door [benadeelde] opgelopen letsel ook zijn ontstaan doordat [benadeelde] als gevolg van middelengebruik niet goed ter been was.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van het primair en subsidiair tenlastegelegde
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat voor het oordeel dat het opzet van verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, erop was gericht om [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Ook voor de subsidiair tenlastegelegde openlijke geweldpleging dient naar het oordeel van de rechtbank een vrijspraak te volgen. Het dossier bevat weliswaar verklaringen waarin wordt beschreven dat de groep waartoe verdachte behoorde provocerend was en dat leden van die groep, waaronder met name medeverdachte [medeverdachte] , op verschillende momenten en plaatsen (bij de garderobe en later: buiten) verbaal en/of fysiek agressief zijn geweest, maar in deze strafzaak kan onvoldoende worden vastgesteld dat de gedragingen van (een of meer) anderen dan verdachte zodanig meewegen dat dit alles noopt tot het oordeel dat sprake is geweest van een openlijke geweld in vereniging gepleegd. Die beslissing is bovendien sterk verweven met het rechterlijk oordeel over de gedragingen van [medeverdachte] , welke strafzaak niet gelijktijdig door de rechtbank in deze samenstelling wordt berecht.
Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich wel schuldig heeft gemaakt aan de meer subsidiair tenlastegelegde mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. Het beroep op noodweer faalt. Daartoe overweegt zij het volgende.
[benadeelde] heeft verklaard dat hij in de nacht van 23 op 24 september 2017 een feest bezocht in het DRU-complex in Ulft (de rechtbank begrijpt: in de gemeente Oude IJsselstreek). Na een opstootje binnen tussen [naam 1] en een paar jongens, is [benadeelde] naar buiten gegaan. Daar zag hij de jongens in een auto zitten. [benadeelde] is achter de auto aangelopen en heeft iets geroepen. Hij zag dat de auto stopte. De persoon die aan de bijrijderskant zat, kwam op hem af en sprong boven op hem. Hij voelde hij dat hij een klap op zijn gezicht kreeg. Daardoor is hij naar de grond gegaan. [2]
Verdachte heeft verklaard dat hij buiten een klap kreeg van een van de jongens en vervolgens een duw heeft uitgedeeld. Daarna is hij naar de auto gelopen. Hij is weer uitgestapt, zag dat een van de jongens hem probeerde te slaan en heeft die jongen toen uit reactie een klap gegeven. Die jongen (naar de rechtbank vaststelt: [benadeelde] ) viel daardoor achterover, met zijn hoofd op de grond en was bewusteloos. [3]
Als verdachte wordt voorgehouden dat volgens getuigen de auto met daarin verdachte eerst een stuk is weggereden en ongeveer na 50 a 100 meter weer stopte, verklaart verdachte dat dat klopt; hij is toen de jongens, die naar de auto liepen waarin verdachte zat, tegemoet gelopen. Verdachte heeft [benadeelde] met de vuist geslagen. [4]
Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat sprake is geweest van een noodweersituatie of van putatief noodweer. Verdachte was (als bijrijder) in de auto gestapt, waarna die auto is vertrokken. Toen de auto stopte, is verdachte uitgestapt, op [benadeelde] af gelopen en heeft hij [benadeelde] een vuistslag gegeven. Verdachte heeft de confrontatie dus bewust opgezocht. Ook het navolgende Whats-app contact dat verdachte had met [naam 2] wijst daarop:
[naam 2] : Wie lag er op de grond
[naam 2] : had jij gedaan
[naam 2] HAHAH
[verdachte] : Hij lulde teveel drm
[naam 2] : HAHAHAHA
[verdachte] ; Hij bleef maar achter ons aan komen bij de auto al
[naam 2] : Jaa he
[naam 2] : BAM
[verdachte] : Ja had ik hem maar eentje gegeven hij solliciteerde ervoor.
De rechtbank stelt vast dat [benadeelde] letsel heeft opgelopen als gevolg van de vuistslag die verdachte hem heeft gegeven. Daarbij maakt het geen verschil of dat letsel is ontstaan doordat [benadeelde] als gevolg van de klap met zijn hoofd op de grond is gevallen. Feit is bovendien dat [benadeelde] , naar verdachte zelf aangeeft, door de klap tegen de grond is gegaan en bewusteloos is geraakt. Het feit dat [benadeelde] alcohol en drugs had gebruikt, doet dus niet af aan het causaal verband.
Volgens de letselverklaring is bij [benadeelde] een impressiefractuur van 4 mm bij de schedel vastgesteld, een subduraal hematoom met een schildikte van 4 mm en een kneuzing van de rechterschouder. Hij heeft drie dagen in het ziekenhuis verbleven; er heeft geen operatief ingrijpen plaatsgevonden. In de eerste weken heeft hij veel hoofdpijn gehad, pijn bij de nek en schouder, concentratie- en vermoeidheidsklachten, alsmede gevoeligheid voor geluiden en drukte. In de periode februari-april 218 heeft hij na verwijzing door de revalidatiearts driemaal een ergotherapeut bezocht. De brief van de revalidatiearts van 8 februari 2018 vermeldt dat sprake is van hoofdpijn en vermoeidheid [5] . In de brief van de ergotherapeut van 18 april 2018 wordt beschreven dat [benadeelde] aangeeft op 90% van zijn functioneren te zitten van voor het incident [6] . Verder volgt uit de stukken dat [benadeelde] meer uren wil werken, maar daartoe vanwege het letsel niet in staat is [7] . De rechtbank is van oordeel dat gezien de aard van het beschreven (hoofd)letsel, de gevolgen daarvan voor de arbeidsgeschiktheid en overige activiteiten en de relatief lange duur van herstel naar normaal spraakgebruik sprake is van zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 82 Sr.
De overige verweren behoeven geen bespreking meer nu deze worden weerlegd door de bewijsmiddelen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 24 september 2017 te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek, [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde] opzettelijk eenmaal met kracht tegen het hoofd
of het gezichtte stompen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedelbreuk, althans een breuk(je) in de schedel, ten gevolge heeft gehad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Mishandeling, met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.

5.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen omstandigheden gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft subsidiair verzocht een taakstraf op te leggen en daarbij rekening te houden met de eigen schuld van het slachtoffer.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 22 februari 2019;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 21 maart 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf alsmede een taakstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan uitgaansgeweld. Met een flinke vuistslag heeft verdachte het slachtoffer tegen de grond geslagen. Het slachtoffer heeft daardoor zwaar letsel opgelopen aan zijn hoofd. Naast de pijn en schrik is het slachtoffer erg bezorgd geweest over het herstel van zijn verwondingen. Vaststaat dat hij langere tijd niet in staat is geweest (volledig) te werken. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van eigen schuld aan de zijde van het slachtoffer in een mate waarin bij de afdoening rekening gehouden moet worden.
Dit soort geweld zorgt ook voor onrust in het uitgaansleven. Verdachte heeft weliswaar erkend dat hij het slachtoffer heeft geslagen maar heeft onvoldoende verantwoordelijkheid genomen als het gaat om zijn schuld aan het geweld. Ten onrechte heeft verdachte immers aangevoerd dat sprake was van zelfverdediging. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor geweldsmisdrijven. De rechtbank heeft tot slot gelet op het tijdsverloop in deze zaak, dat niet aan verdachte te wijten is.
De rechtbank is alles afwegend van oordeel dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd rechtvaardigen dat verdachte naast een taakstraf ook een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Daarmee wordt de ernst van het feit onderstreept en wordt verdachte een prikkel gegeven om herhaling te voorkomen. Voor zover verdachte hiermee zwaarder wordt gestraft dan geëist, is de rechtbank van oordeel dat na te melden straf gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd, passend en geboden is. Aan verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 31 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van voorarrest. Daarnaast zal hem een taakstraf voor de duur van 180 uur, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis worden opgelegd.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 885,08 aan materiele schade en € 5.000 aan immateriële schade, met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering tot schadevergoeding toe te wijzen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de immateriële schade te hoog is; de zaak waarnaar wordt verwezen op het voegingsformulier is niet vergelijkbaar.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter zitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, vast dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft ondervonden door het bewezenverklaarde handelen van verdachte en dat verdachte hiervoor naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De materiële schade is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. Het gaat om reiskosten ten behoeve van medische consulten, om het wettelijk eigen risico ziektekostenverzekering 2017 en 2018 alsmede de ziekenhuisdaggeldvergoeding.
De immateriële schade acht de rechtbank aannemelijk geworden tot een bedrag van
€ 2.500,00. Vaststelling van het meerdere zou een onevenredige belasting opleveren van het strafgeding; de benadeelde partij zal dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum van het feit voor wat betreft de immateriële schade en vanaf de datum van indiening van de vordering voor wat betreft de materiële schade. In de draagkracht van verdachte ziet de rechtbank aanleiding het aantal dagen hechtenis ex artikel 36f Sr te matigen tot 20 dagen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 300 en 301 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
31 (eenendertig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 30 (dertig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op 2 (twee) jaren wordt bepaald;
 stelt de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
taakstrafgedurende
180 (honderdtachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen;
 wijst toe de vordering van de
benadeelde partij [benadeelde]tot een bedrag van
€ 3.385,08 (drieduizenddriehonderdvijfentachtig euro en acht cent),vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.500,-- vanaf 24 september 2017 en over € 885,08 vanaf 4 maart 2019, tot aan de dag der algehele voldoening;
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde]voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde] , te betalen
€ 3.385,08 (drieduizenddriehonderdvijfentachtig euro en acht cent),vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.500,-- vanaf 24 september 2017 en over € 885,08 vanaf 4 maart 2019, tot aan de dag der algehele voldoening met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 20 (twintig) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. T. Bertens (voorzitter), mr. D.R. Sonneveldt en
mr. M.C. van der Mei, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 april 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 3] , hoofdagent van politie, politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018013559, gesloten op 22 januari 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 144.
3.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 46
4.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 60-62
5.Bijlage I-9 voegingsformulier benadeelde partij
6.Bijlage I-10 voegingsformulier benadeelde partij
7.Bijlage I-11 voegingsformulier benadeelde partij