ECLI:NL:RBGEL:2019:1393

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 maart 2019
Publicatiedatum
1 april 2019
Zaaknummer
05/740521-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksuele handelingen met minderjarige dochters

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 maart 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van seksuele handelingen met zijn twee minderjarige dochters. De verdachte is veroordeeld voor het seksueel binnendringen van zijn dochters, die op het moment van de feiten jonger waren dan twaalf jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van meer dan drie jaar, van 1 januari 2016 tot en met 5 november 2018, ontucht heeft gepleegd met zijn dochters. De feiten kwamen aan het licht toen een van de dochters op 2 november 2018 melding maakte van het misbruik aan haar leerkracht, wat leidde tot een melding bij Veilig Thuis.

De rechtbank heeft de verklaringen van de dochters, die beiden hebben verklaard dat het misbruik begon toen zij acht jaar oud waren, als geloofwaardig beoordeeld. De verdachte heeft tijdens de rechtszitting bekend dat hij seksuele handelingen heeft verricht bij zijn dochters, maar betwist dat dit gedurende de gehele ten laste gelegde periode heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat het misbruik eerder is begonnen dan de verdachte heeft aangegeven en heeft de ten laste gelegde periode dienovereenkomstig aangepast.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van vier jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met zijn dochters. De rechtbank heeft in haar overwegingen ook rekening gehouden met de psychologische rapportages over de verdachte, waaruit bleek dat hij lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis, en heeft geadviseerd om een behandeling op te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740521-18
Datum uitspraak : 28 maart 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] in [geboorteplaats] ,
wonende aan [woonplaats] ,
nu gedetineerd in P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid in Arnhem
raadsvrouw: mr. P.M. Breukink, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 14 maart 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 2 juni 2015 tot en met 5 november 2018 te Ede en/of Barneveld, (telkens) met [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , (beiden) geboren op [geboortedatum 2] , en zijnde verdachtes dochter(s), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , te weten het (telkens) brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of betasten van de clitoris van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] ;
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 2 juni 2015 tot en met 5 november 2018 te Ede en/of Barneveld, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig(e) kind(eren), [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , (beiden) geboren op [geboortedatum 2] , door het (telkens) door die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] laten betasten/vasthouden en/of laten aftrekken van zijn, verdachtes, penis en/of het wrijven over de vagina van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt ten aanzien van beide feiten het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft bekend dat hij seksuele handelingen heeft verricht bij zijn dochters [benadeelde 2] en [benadeelde 1] , die beiden zijn geboren op [geboortedatum 2] . [2]
Dit gebeurde op de slaapkamers van [benadeelde 2] en [benadeelde 1] en op verdachtes slaapkamer. Verdachte deed dan zijn piemel uit zijn broek en [benadeelde 2] dan wel [benadeelde 1] moest hem aftrekken tot er wit spul/sperma uit de piemel kwam, zoals beide meisjes verklaarden. Dit gebeurde volgens [benadeelde 2] één keer per week bij haar, maar het is ook minder geweest, één keer per maand. Volgens [benadeelde 1] gebeurde het bij haar eerst ongeveer één keer in de twee maanden en later twee keer in de maand. [3]
Verdachte heeft ook over de vagina’s van [benadeelde 2] en [benadeelde 1] gewreven en heeft hun schaamlippen en clitoris gestreeld. Hij is met zijn vingers in hun vagina’s geweest. [4] De week voor het seksueel misbruik uitkwam heeft hij het nog bij [benadeelde 1] gedaan. [5] Op 2 november 2018 heeft [benadeelde 1] aan haar leerkracht verteld over het seksueel misbruik, waarna door school een melding is gedaan bij Veilig Thuis. [6]
Toen de seksuele handelingen begonnen, woonden ze nog in het huis aan de [adres 1] . [7] Ook in het (nieuwe) huis aan [adres 2] gebeurde het. [8]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte betwist dat de seksuele handelingen gedurende de gehele ten laste gelegde periode hebben plaatsgevonden. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
[benadeelde 2] heeft verklaard dat het is begonnen toen ze in groep 5 zat. Ze werd op school gepest en ging haar vader om een knuffel vragen. Toen is het uit de hand gelopen. Ze was toen 8 jaar. Toen het net was begonnen heeft ze het tegen haar moeder gezegd. Toen was ze achteneenhalf. Dat was een beetje in het midden van een jaar, ergens in de maand april of de maand die daarna komt. [9]
Ook [benadeelde 1] heeft verklaard dat het is begonnen in groep 5. Ze was toen 8 jaar. Na de eerste keer heeft ze aan haar moeder verteld. Haar moeder heeft haar vader erbij geroepen. Maar hij zei toen dat hij dat nooit zou doen. [10]
Volgens getuige [getuige 1] , moeder van [benadeelde 2] en [benadeelde 1] en echtgenote van verdachte, zaten [benadeelde 2] en [benadeelde 1] op de [naam 1] in groep 5 bij juf [getuige 2] . Toen is ook het pesten begonnen. Dat was 2015/2016. [benadeelde 2] is in april 2016 een keer weggelopen van school. Verdachte heeft haar verteld dat hij over de grens is gegaan en dat het in de tijd van het pesten is begonnen. [11]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat ze [benadeelde 2] en [benadeelde 1] in groep 5 in de klas kreeg. [benadeelde 2] en [benadeelde 1] hebben tot en met groep 5 op de [naam 1] gezeten. Daarna zijn ze naar de [naam 2] gegaan. Volgens [getuige 2] is [benadeelde 2] een keer weggelopen van school en waren er problemen met haar gedrag. [12]
Verdachte heeft verklaard dat [benadeelde 2] op de [naam 1] werd geslagen en geschopt. Ze zat bij [getuige 2] in de groep. Vier weken voor de zomervakantie begon, is ze weggelopen. [benadeelde 2] omhelsde hem en wilde getroost worden. Verdachte kreeg gevoelens. Hij kon haar niet afstoten en is door het knuffelen, de innige omhelzing te ver gegaan. [13] [benadeelde 2] en [benadeelde 1] zaten in 2015/2016 in groep 5. [14]
Volgens verdachte is het misbruik begonnen in augustus 2016.
De rechtbank overweegt dat beide meisjes hebben verklaard dat het misbruik is begonnen toen zij 8 jaar oud waren. Zij werden 9 jaar oud op 2 juni 2016. Uit de bewijsmiddelen komt verder naar voren dat het pesten is begonnen toen [benadeelde 2] en [benadeelde 1] bij [getuige 2] in de klas zaten. [getuige 2] was de juf van [benadeelde 2] en [benadeelde 1] in groep 5 op de [naam 1] , schooljaar 2015/2016. Uit de verklaringen van [benadeelde 2] , [getuige 2] , [getuige 1] en verdachte kan worden afgeleid dat [benadeelde 2] in dat schooljaar een keer is weggelopen. Volgens verdachte heeft hij [benadeelde 2] nadien getroost. Aan [getuige 1] heeft verdachte verteld dat het seksuele misbruik is begonnen toen het pesten begon.
De rechtbank leidt uit voormelde bewijsmiddelen af dat het begin van het seksuele misbruik moet worden gekoppeld aan het pesten in groep 5. Dat betekent dat het niet anders kan dan dat het misbruik eerder is begonnen dan augustus 2016. Het schooljaar 2015/2016 loopt immers van ongeveer 1 september 2015 tot ongeveer 1 september 2016, een en ander afhankelijk van de regionale zomervakantie. De rechtbank acht gelet op de verklaringen van [benadeelde 2] en [benadeelde 1] niet aannemelijk dat het misbruik heeft plaatsgevonden in de periode van 2 juni 2015 tot en met 31 december 2015. De rechtbank zal gelet hierop de ten laste gelegde periode wijzigen in die zin dat 2 juni 2015 wordt gewijzigd in 1 januari 2016.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande bewezen dat verdachte in de periode van 1 januari 2016 tot en met 5 november 2018 ontucht heeft gepleegd met zijn twee dochters die toen jonger waren dan 12 jaar en dat hij seksuele handelingen bij hen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van hun lichaam. De feiten 1 en 2 acht de rechtbank daarmee bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
één of meerderetijdstip
(pen
)gelegen in
of omstreeksde periode van 1 januari 2016 tot en met 5 november 2018 te Ede en/of Barneveld,
(telkens
)met [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , (beiden) geboren op [geboortedatum 2] , en zijnde verdachtes dochter
(s
), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meerhandelingen heeft gepleegd, die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , te weten het
(telkens
)brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of betasten van de clitoris van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] ;
2.
hij op
één of meerderetijdstip
(pen
)gelegen in
of omstreeksde periode van 1 januari 2016 tot en met 5 november 2018 te Ede en/of Barneveld,
(telkens
)ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig
(e
)kind
(eren
), [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , (beiden) geboren op [geboortedatum 2] , door het
(telkens
)door die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] laten betasten/vasthouden en
/oflaten aftrekken van zijn, verdachtes, penis en/of het wrijven over de vagina van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
Feit 2:
Ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaren met aftrek van het voorarrest, waarvan 1 (één) jaar voorwaardelijk met een proeftijd van vier jaren. De officier van justitie heeft verder gevorderd dat aan verdachte bijzondere voorwaarden worden opgelegd zoals neergelegd in het reclasseringsrapport van 7 maart 2019 en dat deze dadelijk uitvoer worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft opgemerkt dat verdachte zich ervan bewust is dat hij verantwoordelijk is voor het seksuele misbruik.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de duur van de onvoorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf wordt beperkt tot 1 mei 2019. De raadsvrouw meent dat een langere gevangenisstraf geen toegevoegde waarde heeft. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat als verdachte vrij komt, hij weer kan gaan werken en financieel kan zorgdragen voor zijn gezin. Dat is van belang omdat zijn vrouw het financieel niet redt en alle zeilen moet bijzetten om het gezin draaiende te houden. Daarnaast heeft verdachte hulp nodig. Dat kan plaatsvinden naast zijn werkzaamheden. Verdachte maakt software en kan zijn werkzaamheden overal en op ieder tijdstip uitvoeren. Hij verwacht daarbij medewerking van zijn werkgever. De vraag is of de behandeling in vier jaar zal zijn afgerond. De raadsvrouw acht een proeftijd van vijf jaar daarom meer in de rede liggen. De raadsvrouw heeft verder betoogd dat als verdachte op 1 mei 2019 in vrijheid wordt gesteld er voldoende tijd is voor het regelen van elektronisch toezicht. Verdachte kan per die datum terecht bij de daklozenopvang en van daaruit zoeken naar woonruimte in Almere.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan incest. Hij heeft ontucht gepleegd met zijn beide dochters. De seksuele handelingen hebben mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van beide meisjes. Het seksuele misbruik is begonnen toen de meisjes nog zeer jong waren. Ze zaten in groep 5 van de basisschool en waren pas 8 jaar oud. Na de eerste keer hebben de meisjes afzonderlijk melding van het misbruik gedaan bij hun moeder. Toen zij verdachte ermee confronteerde, heeft verdachte het misbruik ontkend en gezegd dat hij dat nooit zou doen. De moeder heeft op grond daarvan aangenomen dat er niks aan de hand was.
Verdachte is daarna verder gegaan met het misbruik, met elke dochter ongeveer maandelijks en later tweewekelijks, dat uiteindelijk heeft geduurd tot november 2018. Hij heeft daarbij enkel gedacht aan zijn eigen (seksuele) behoeftes. Dat het misbruik is gestopt is daarbij niet aan verdachte te danken. Het misbruik is alleen maar gestopt omdat één van de meisjes het aan haar juf durfde vertellen.
Dat verdachte het seksuele misbruik zag als vorm van troosten, zoals hij herhaaldelijk heeft verklaard, acht de rechtbank volstrekt onbegrijpelijk. Ook uit de verklaringen van verdachte zelf blijkt dat hij wist dat hij een grens overging, dat dit onacceptabel en uitermate verwerpelijk was. Dat hij in het verleden zelf door zijn moeder is misbruikt is daarvoor geen rechtvaardiging. Integendeel. Verdachte wist immers dat het niet normaal was wat zijn moeder bij hem had gedaan. Verdachte heeft daarover verklaard dat hij in HAVO 2 begreep dat het zo niet hoorde te gaan en dat hij daarna ook problemen kreeg. In plaats van hulp te zoeken, heeft verdachte zich telkens weer opnieuw vergrepen aan zijn dochters, zelfs als zijn dochters aangaven dat ze het niet wilden.
De rechtbank vindt het daarnaast onbegrijpelijk en verontrustend dat verdachte wel zijn dochters belastte met deze informatie, dat hij zelf in het verleden door zijn moeder is misbruikt, terwijl hij dit verder met niemand deelde. Dit kan er bij zijn dochters voor hebben gezorgd dat zij dachten dat het normaal was wat verdachte bij hen deed. Verdachte is daarbij volledig voorbijgegaan aan het welzijn van zijn dochters. Daar waar het gezin een plaats zou moeten zijn waar kinderen zich veilig en geborgen horen te voelen, heeft verdachte gezorgd voor een uitermate onveilige situatie en heeft hij hun lichamelijke en psychische integriteit ernstig geschonden. Hij heeft bewust deze jonge kwetsbare kinderen blootgesteld aan en geconfronteerd met ongepaste seksuele handelingen. Zij moeten leren leven met het feit dat hun eerste seksuele ervaring met hun vader is geweest. Dergelijke ervaringen hebben vaak schadelijke gevolgen voor de slachtoffers. Zijn dochters zullen deze ervaringen hun hele leven met zich mee moeten dragen, waarbij nu nog niet valt in te schatten hoeveel psychische schade zij hierdoor hebben opgelopen.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen het Pro Justitiarapport van 21 februari 2019, opgemaakt door drs. [naam 3] , psycholoog. Daaruit komt naar voren dat door identiteitsschade in de jeugd van verdachte zich een persoonlijkheidsstoornis heeft ontwikkeld met narcistische en paranoïde trekken. Er is een groot gebrek aan vertrouwen in de ander en een gebrek aan mogelijkheden om tot wederkerigheid te komen. Verdachte zet de ander in om zijn zelfbeeld te stutten en zijn doelen te verwezenlijken. Er is ook sprake van een groot gebrek aan empathie. Verdachte gaat er vanuit dat zijn belang ook dat van de ander is, dat de ander ten dienst van hem staat. Wat betreft het seksuele misbruik zou verdachte slechts gedreven zijn door de behoefte aan troost en geruststelling in voor hem zeer roerige en onoverzichtelijke en daarmee bedreigende tijden. Toen hij de grip op het leven terugkreeg, stopte het seksuele misbruik echter niet en bleek het onderdeel te zijn geworden van de manier waarop verdachte met spanningen omging. Gezien het totale gebrek aan inlevingsvermogen passend bij de persoonlijkheidsstoornis waarbij het hem aan inzicht in de dynamiek ontbreekt en hij zichzelf in de relaties centraal stelt, wordt geadviseerd de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Het recidiverisico wordt als matig ingeschat. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijk strafdeel op te leggen met als bijzondere voorwaarde een behandeling in een forensische polikliniek voor een intensieve dagbehandeling gericht op het verwerven van inzicht in eigen dynamiek en het door verdachte gepleegde misbruik. De neiging de gebeurtenissen te minimaliseren en de verantwoording ervoor buiten zichzelf te leggen, moet centraal staan. Er dient aandacht te zijn voor inzicht in eigen tekorten in relaties en hoe hij daarmee kan omgaan zonder anderen te schaden.
De rechtbank neemt de conclusie dat de feiten in verminderde mate aan verdachte zijn toe te rekenen over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank heeft ook in aanmerking genomen de reclasseringsrapporten van 20 november 2018, 16 januari 2019 en 7 maart 2019. Uit het reclasseringsrapport van 7 maart 2019 komt naar voren dat de hulpverlening aan het gezin inmiddels is gestart en dat er voorzichtig positieve signalen waarneembaar zijn. Er is meer rust gekomen in het gezin.
De reclassering acht het recidiverisico gemiddeld en heeft mede gelet op het advies van de psycholoog eveneens geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling, een contactverbod en een locatieverbod met elektronische controle. De reclassering meent dat zowel op gedragsverandering als op controle dient te worden ingezet.
De rechtbank heeft verder de justitiële documentatie van verdachte in aanmerking genomen. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke zaken.
De rechtbank overweegt, alles in aanmerking nemend, dat gelet op de ernst van de feiten, de lange duur van het seksuele misbruik en de jonge leeftijd van zijn dochters, alleen een gevangenisstraf van langere duur dan de tijd die in voorarrest is doorgebracht, passend is. Anders dan de raadsvrouw heeft de rechtbank er geen vertrouwen in dat de combinatie van werken en een ambulante behandeling van meerdere dagen per week goed naast elkaar zal verlopen. Het risico bestaat dat verdachte zal worden overvraagd als hij gedurende minimaal drie dagen in de week een behandeling volgt en daarnaast fulltime werkt. Daardoor zullen spanningen gaan oplopen, hetgeen gepaard kan gaan met lichamelijke dan wel psychische klachten. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verdachte in het verleden geconfronteerd is geweest met psychoses. Daarnaast had hij in de periode van het seksuele misbruik ook te kampen met spanningen. Die spanningen probeerde hij te reduceren door troost te zoeken bij zijn beide dochters in de vorm van seksueel misbruik. De rechtbank overweegt verder dat de werkgever van verdachte er niet van op de hoogte is voor welke misdrijven verdachte in voorarrest zit. Niet kan worden uitgesloten dat verdachte zijn werk verliest als deze informatie bij zijn werkgever bekend wordt.
Alles in aanmerking nemend acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 3 jaren passend en geboden. De rechtbank zal, overeenkomstig de vordering van de officier van justitie een deel daarvan, te weten 1 (één) jaar, voorwaardelijk opleggen om te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt. De rechtbank zal de proeftijd vaststellen op vier jaren en de bijzondere voorwaarden opleggen zoals door de reclassering is geadviseerd in het rapport van 7 maart 2019. Nu de reclassering ervan uitgaat dat de ambulante behandeling binnen vier jaar zal zijn afgerond, ziet de rechtbank geen aanleiding tot het opleggen van een langere proeftijd zoals door de raadsvrouw bepleit.
De rechtbank ziet, gezien de lange duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf, geen noodzaak tot het dadelijk uitvoerbaar verklaren van de bijzondere voorwaarden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 244, 248 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
  • verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
  • verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
  • verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
  • verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
  • veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
  • bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 1 (één) jaar,
  • stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen twee dagen na beëindiging van de detentie zal melden bij de reclasseringsafdeling in de omgeving van de plaats waar hij zich op dat moment heeft gevestigd/verblijft en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- zich onder (deeltijd/dag) behandeling zal stellen van De Tender/Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met zijn dochters [benadeelde 2] en [benadeelde 1] , beiden geboren op [geboortedatum 2] , tenzij na overleg en met toestemming van de reclassering. Veroordeelde zal zich houden aan de afspraken en aanwijzingen van jeugdzorg en/of andere verantwoordelijke instantie(s) met betrekking tot het onderhouden van contact met zijn kinderen, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
- zich niet in de gemeente Barneveld bevindt, gedurende een periode van zes maanden of zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Veroordeelde zal meewerken aan elektronische controle op dit locatieverbod. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering;
  • geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • stelt als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • stelt als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A. van Hoof (voorzitter), mr. L.M. Vogel en mr. S.H. Keijzer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F. Badji, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 maart 2019.
Mr. Van Hoof is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 4] van de politie Oost Nederland, dienst Regionale Recherche, afdeling Thematische opsporing, team Zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018499836, gesloten op 12 december 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 maart 2019.
3.Verslag verbatim studioverhoor getuige [benadeelde 2] , p. 088, 090; Verslag verbatim studioverhoor getuige [benadeelde 1] , p. 115-116, 119, 123.
4.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 maart 2019.
5.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 045.
6.Meldingsformulier Veilig Thuis Midden Gelderland, p. 59-61
7.Verslag verbatim studioverhoor getuige [benadeelde 2] , p. 096.
8.Verslag verbatim studioverhoor getuige [benadeelde 1] , p. 118, 123.
9.Verslag verbatim studioverhoor getuige [benadeelde 2] , p. 089, 95-96.
10.Verslag verbatim studioverhoor getuige [benadeelde 1] , p. 119, 130.
11.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , p. 068-070.
12.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , p. 080.
13.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 023.
14.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 maart 2019.