ECLI:NL:RBGEL:2019:1392

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 maart 2019
Publicatiedatum
1 april 2019
Zaaknummer
05/881771-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor meervoudige diefstal van dranghekken, kentekenplaten, pallets en plastic bakken

Op 29 maart 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 37-jarige man uit Aalten, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden voor de diefstal van dranghekken, kentekenplaten, pallets en plastic bakken. De rechtbank oordeelde dat de man, ondanks eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, opnieuw in de fout was gegaan. De diefstallen vonden plaats tussen november en december 2018, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte handelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van 125 dranghekken uit een open kapschuur, 19 dranghekken uit 's-Heerenberg, acht Europallets uit Winterswijk, kentekenplaten uit Beek en een plastic bak uit Zelhem. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en de aangiften van de slachtoffers als bewijs gebruikt. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zeven maanden geëist, maar de rechtbank legde een zwaardere straf op vanwege de ernst van de feiten en het recidiverende gedrag van de verdachte. Daarnaast moet de man ruim 1300 euro aan schadevergoeding betalen aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/881771-18
Datum uitspraak : 29 maart 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te PI Achterhoek - Ooyerhoekseweg te Zutphen.
Raadsman: mr. W.K. Cheng, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 maart 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 29 november 2018 in De Heurne, althans in de gemeente Aalten, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een open kapschuur bij een woning gelegen aan de [adres 2] , heeft weggenomen (in totaal) 125, althans een aantal, dranghekken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] ( [naam 1] )
en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 29 november 2018 te De Heurne, althans in de gemeente Aalten, één of meer goederen te weten 125 dranghekken heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed
wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 02 december 2018 tot en met 05 december 2018 in 's-Heerenberg, althans in de gemeente Montferland, (ter hoogte van café/restaurant " [naam 2] ") (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen, 19, althans een aantal, dranghekken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 november 2018 tot en met 27 november 2018 in de gemeente Winterswijk bij een bedrijf [slachtoffer 5] gevestigd aan de [adres 3] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, acht, althans een aantal, H1 Europallets, althans pallets, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
Primair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 november 2018 tot en met 30 november 2018 te Beek, gemeente Montferland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, vanaf een bedrijfsbus (merk Renault, type Traffic) twee, althans een aantal, kentekenpla(a)t(en) met kentekennummer [kenteken 1] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij in of omstreeks van 23 november 2018 tot en met 05 december 2018 te Beek, gemeente Montferland, en/of Aalten, althans in Nederland één of meer goederen te weten twee, althans een aantal, kentekenpla(a)t(en) met kentekennummer [kenteken 1] heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5.
hij op of omstreeks 30 november 2018 te Zelhem, gemeente Bronckhorst, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een plastic bak/container, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 8] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Op 2 december 2018 werd door [slachtoffer 2] een melding gedaan dat er op 29 november 2018 dranghekken waren gestolen uit een open schuur aan de [adres 2] in De Heurne, welke dranghekken op dat moment werden aangeboden op Marktplaats.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 primair, 2, 3, 4 primair en 5. De officier van justitie heeft ter terechtzitting de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De feiten 1, 2, 3 en 5 kunnen naar de mening van de raadsman wettig en overtuigend worden bewezen, nu verdachte ten aanzien van die feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte weliswaar een appje aan [medeverdachte] heeft gestuurd over het wegnemen van platen, maar verdachte ontkent iets met de diefstal van de kentekenplaten te maken te hebben. Primair heeft de raadsman verzocht verdachte vrij te spreken van de diefstal, subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat een bewezenverklaring ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde opzetheling kan volgen.
Beoordeling door de rechtbank
Er is ten aanzien van de feiten 1 primair, 2, 3 en 5 sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Feit 1 primair:
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 58 en 59;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 maart 2019.
Feit 2:
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , p. 197 en 198;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 maart 2019.
Feit 3:
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] , p. 262;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 maart 2019.
Feit 5:
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 8] , p. 237;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 maart 2019.
Feit 4
Op grond van de aangifte van [slachtoffer 7] stelt de rechtbank vast dat de kentekenplaten met kenteken [kenteken 1] tussen 23 november 2018 en 30 november 2018 uit Beek zijn gestolen. [2]
Op 28 november 2018 om 09:36 uur heeft verdachte aan “ [medeverdachte] .” een spraakbericht gestuurd via WhatsApp. In dat bericht schrijft verdachte: “trek ff ergens een paar platen aub zonder dat je iemand in de bus ziet stappen”. Op diezelfde dag om 10:16 uur stuurt verdachte wederom een spraakbericht aan [medeverdachte] met als tekst: “ik moet zo eerst even een paar nummerplaatjes vinden hier”. [3] Getuige [getuige] zag op 30 november 2018 omstreeks 07:30 uur een witte Crafter bus met kenteken eindigend op de combinatie [kenteken 2] . Toen hij op de Crafter af liep, reed deze met hoge snelheid weg. Omstreeks 11:00 uur zag hij dezelfde bus voorbij komen. De bus stopte bij het weiland van de buurman en twee mannen laadden daar een plastic bak in. Toen ze getuige zagen, reden ze met slippende banden weg. [4] Het kenteken van de bus was nu [kenteken 1] . [5] Verdachte heeft verklaard dat hij op dat moment samen met [medeverdachte] in de gehuurde bus zat. [6]
De rechtbank is van oordeel dat de aan verdachte ten laste gelegde diefstal in vereniging van de kentekenplaten wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte heeft met [medeverdachte] , de rechtbank begrijpt [medeverdachte] , via WhatsApp contact gehad over het wegnemen van kentekenplaten. In het eerste spraakbericht meldt verdachte dat [medeverdachte] ergens wat platen af moet trekken, maar in een later bericht zegt verdachte dat hij de platen moet vinden. De tijdspanne tussen het geven van de “opdracht” op 28 november 2018 en het waarnemen van de kentekenplaten op de bus van verdachte op 30 november 2018 door een getuige, waarmee verdachte en de medeverdachte een gestolen plastic bak vervoerde is kort. Verdachte heeft de diefstal van deze bak bekend. Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte ook ten aanzien van de gestolen kentekenplaat. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 4 primair en 5 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
Primair
hij op
of omstreeks29 november 2018 in De Heurne,
althans in de gemeente Aalten, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een open kapschuur bij een woning gelegen aan de [adres 2] , heeft weggenomen
(in totaal) 125, althanseen aantal, dranghekken,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1] ( [naam 1] )
en/of [slachtoffer 2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op één of meer tijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van
2 december 2018 tot en met
5 december 2018 in 's-Heerenberg,
althans in de gemeente Montferland,(ter hoogte van café/restaurant " [naam 2] ")
(telkens)met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, 19,
althans een aantal, dranghekken,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan de [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 26 november 2018 tot en met 27 november 2018 in de gemeente Winterswijk bij een bedrijf [slachtoffer 5] gevestigd aan de [adres 3] tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen, acht,
althans een aantal, H1 Europallets,
althans pallets,
in elk geval enig goed, die
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorden,
te wetenaan [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
Primair
hij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 23 november 2018 tot en met 30 november 2018 te Beek, gemeente Montferland, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen, vanaf een bedrijfsbus (merk Renault, type Traffic) twee,
althans een aantal,kentekenpla
(a)t
(en
)met kentekennummer [kenteken 1] ,
in elk geval enig goed, die
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorden,
te wetenaan [slachtoffer 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op
of omstreeks30 november 2018 te Zelhem, gemeente Bronckhorst, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, een plastic bak/container,
in elk geval enig goed, die
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde,
te wetenaan [slachtoffer 8] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feiten 1 primair en 2, telkens:
Diefstal;
Ten aanzien van feiten 3, 4 primair en 5, telkens:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2, 3, 4 primair en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven (7) maanden met aftrek.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft matiging van de door de officier van justitie geëiste straf bepleit. Verdachte heeft de zorg voor zijn kind en hij zet zich in om zijn schulden af te betalen. Verder moet rekening worden gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de raadsman verzocht een gevangenisstraf voor de duur van maximaal vijf (5) maanden met aftrek op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en met de omstandigheden waaronder dit is begaan. Ook is rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 29 januari 2019 en een reclasseringsrapport gedateerd 8 maart 2019.
De rechtbank heeft in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich in een korte periode schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander. Uit het zich in het dossier bevindende uittreksel justitiële documentatie van verdachte maakt de rechtbank op dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, en daarbij tot een stevige gevangenisstraf is veroordeeld. Kennelijk heeft dit verdachte er niet van weerhouden om opnieuw zogenaamde strooptochten uit te voeren; want zo kwalificeert de rechtbank het gedrag van verdachte. Daarbij is verdachte uiterst planmatig te werk gegaan door (in een aantal gevallen) eerst te bekijken waar de goederen stonden, deze daarna op Marktplaats aan te bieden, er aldus een koper bij te zoeken en de goederen vervolgens – op bestelling – weg te nemen. Het feit dat verdachte en zijn mededader bij deze stooptochten (gestolen) kentekenplaten op de door hen gehuurde bus plaatsten om betrapping te voorkomen, is bovendien zeer berekenend en doortrapt.
Verdachtes handelen getuigt verder van weinig respect voor andermans eigendommen. Dit weegt naar het oordeel van de rechtbank extra zwaar ten aanzien van het eerste feit, waar verdachte de dranghekken nota bene vanaf het erf behorende bij de woning van [slachtoffer 2] heeft weggenomen. Een dergelijk feit brengt in het algemeen gevoelens van onveiligheid en onbehagen teweeg.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf aansluiting gezocht bij de Oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van strafsectoren (LOVS). Strafvermeerderend bij de feiten 3, 4 primair en 5 acht de rechtbank dat verdachte de diefstallen samen met een ander heeft gepleegd.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, zoals blijkt uit het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke delicten. Verder houdt de rechtbank rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Uit het reclasseringsadvies van 8 maart 2019 komt naar voren dat de reclassering het recidiverisico als hoog inschat. De reclassering heeft geadviseerd een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat de reclassering geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Verdachte heeft bij de reclassering verklaard dat hij de delicten heeft gepleegd uit financiële noodzaak.
Gelet op de bewezenverklaarde feiten, met name de impact bij feit 1 waarbij verdachte van een besloten erf een groot aantal dranghekken heeft weggenomen, het strafblad van verdachte en de oriëntatiepunten van de LOVS komt de rechtbank tot een hogere straf dan door de officier van justitie geëist. Alles overwegende zal de rechtbank de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van tien (10) maanden met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering is doorgebracht. Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel of een andere modaliteit ziet de rechtbank geen aanleiding, gelet op het rapport van de reclassering.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 763,-.
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 600,-.
De benadeelde partij [slachtoffer 8] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 5 bewezenverklaarde feit. Op de vordering is geen bedrag ingevuld. [slachtoffer 8] wenst “slechts” zijn gestolen bakken terug.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] voor toewijzing vatbaar zijn, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van [slachtoffer 8] dient naar de mening van de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu op de vordering geen bedrag is ingevuld en het strafrecht in dit geval geen mogelijkheid biedt tot teruggave .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering van [slachtoffer 1] te matigen en de vordering tot een bedrag van 200 euro toe te wijzen.
De vordering van [slachtoffer 8] dient naar de mening van de raadsman niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu op de vordering geen bedrag is ingevuld.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 5] .
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] als gevolg van het onder 1 primair en 3 bewezen verklaarde handelen schade hebben geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de door [slachtoffer 1] gestelde schade van € 763,- voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde feit dat deze aan hem als gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 november 2018.
De vordering van [slachtoffer 5] is naar het oordeel van de rechtbank eveneens in zijn geheel voor toewijzing vatbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 november 2018. De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.
Het strafrecht kent aan de benadeelde partij slechts de mogelijkheid toe tot het vorderen van een (financiële) schadevergoeding en niet tot teruggaaf van goederen (als ze niet in beslag zijn genomen). De benadeelde partij [slachtoffer 8] zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu op de vordering geen bedrag is ingevuld. De benadeelde partij kan desgewenst een vordering aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8.Ad informandum gevoegd zaken

De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen de ter kennisneming gevoegde zaken, bekend onder parketnummer 05/881771-18, nu aannemelijk is geworden dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Verdachte heeft deze feiten, de aanwezigheid van een busje traangas en de aanwezigheid van een gebruikershoeveelheid hennep, bij de politie en ter terechtzitting bekend en de officier van justitie heeft toegezegd dat voor die feiten geen verdere strafvervolging zal volgen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 primair tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 763,- (zevenhonderddrieënzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag
te betalen van € 763,- (zevenhonderddrieënzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 14 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 3 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 5], van een bedrag van
€ 600,- (zeshonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 5] , een bedrag
te betalen van € 600,- (zeshonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 12 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 verklaart de
benadeelde partij[slachtoffer 8]
niet-ontvankelijkin haar vordering;

heft ophet – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Ouweneel, voorzitter, D.R. Sonneveldt en mr. I.C.E. Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Hoesstee-ter Haar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 maart 2019.
Mr. Ouweneel en mr. Draisma zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , brigadier van de politie eenheid Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, basisteam Achterhoek-Oost, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018571644, gesloten op 17 januari 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] , p. 285.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 155.
4.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 241.
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 242.
6.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 174.