ECLI:NL:RBGEL:2019:1276

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 maart 2019
Publicatiedatum
25 maart 2019
Zaaknummer
05/740019-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf en TBS met voorwaarden voor grooming en ontucht met minderjarige

Op 15 maart 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 32-jarige verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan grooming en ontucht met een minderjarige. De verdachte heeft via internet contact gezocht met een 14-jarige en heeft haar ontuchtige handelingen voorgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 14 tot 19 augustus 2016, via WhatsApp een ontmoeting heeft voorgesteld aan het slachtoffer, met het oogmerk om ontuchtige handelingen te plegen. Tijdens deze ontmoeting heeft de verdachte daadwerkelijk ontuchtige handelingen gepleegd door het slachtoffer seksueel binnendringen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en haar moeder als geloofwaardig beoordeeld, en heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten, waaronder het in bezit hebben van kinderporno en het verstrekken van schadelijke afbeeldingen aan een minderjarige.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 328 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast is de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden opgelegd, omdat de rechtbank van oordeel is dat de veiligheid van anderen het opleggen van deze maatregel eist. De verdachte heeft een antisociale persoonlijkheidsstoornis en er is een hoog recidiverisico. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van de feiten op het slachtoffer en de noodzaak van behandeling voor de verdachte. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding van € 2.500,- toegewezen gekregen, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740019-18
Datum uitspraak : 15 maart 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats 1]
Raadsman: mr. T. Kemper, advocaat te Rosmalen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 16 november 2018 en 1 maart 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 14 augustus 2016 tot en met 19 augustus 2016 te Beek, gemeente Ubbergen, in ieder geval in Nederland,
door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst, te weten via internet (WhatsApp),
met [benadeelde] , [geboortedatum 2] , van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen met die [benadeelde] te plegen,
waarbij verdachte handelingen heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, door met die [benadeelde] een tijdstip (vrijdag 19 augustus 2016, omstreeks 13.00 uur) en locatie ( [adres 1] ) voor hun ontmoeting af te spreken, waarna verdachte en die [benadeelde] elkaar toen en daar ook daadwerkelijk hebben ontmoet;
2.
hij op of omstreeks 19 augustus 2016 te Beek, gemeente Ubbergen, in ieder geval in Nederland,
met [benadeelde] , [geboortedatum 2] ,
die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , immers heeft verdachte één of meer van zijn vingers in haar vagina gebracht;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2016 tot en met 19 augustus 2016 te Beek Ubbergen, in ieder geval in Nederland,
met [benadeelde] , [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, één of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
immers heeft die [benadeelde] zichzelf op verzoek van verdachte uitgekleed terwijl dit voor verdachte middels een openstaande videoverbinding op zijn telefoon (videobellen en/of Skype) zichtbaar was;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2016 tot en met 19 augustus 2016 te Beek, gemeente Ubbergen, in ieder geval in Nederland,
meermalen, één of meer afbeeldingen waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, te weten afbeeldingen van een penis, heeft verstrekt, aangeboden of vertoond aan de minderjarige [benadeelde] , [geboortedatum 2] , van wie verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden, dat deze jonger was dan zestien jaar;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2016 tot en met 19 augustus 2016 te Den Dolder, in ieder geval in Nederland,
een aantal afbeeldingen/multimediafiles (te weten foto’s en/of filmfragmenten),
danwel, één of meerdere gegevensdragers (te weten een Samsung GSM en/of een HP Notebook) bevattende die afbeeldingen/multimediafiles,
van (telkens) (een) seksuele gedraging(en) waarbij een minderjarige was betrokken,
in zijn bezit heeft gehad en/of één of meerdere van die afbeelding(en)/multimediafile(s) heeft verworven,
en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst (WhatsApp, Skype) de toegang heeft verschaft,
welke afgebeelde seksuele gedraging(en) in algemene zin (telkens) heeft/hebben bestaan uit de geheel en/of gedeeltelijk ontklede minderjarig [benadeelde] , [geboortedatum 2] , terwijl deze [benadeelde] geheel of gedeeltelijk naakt poseerde (waarbij de afbeelding (aldus) telkens een onmiskenbaar seksuele strekking had en/of strekte tot seksuele prikkeling).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van 14 augustus 2016 tot en met 16 augustus 2016, heeft verdachte door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst, te weten via internet (WhatsApp) met [benadeelde] , [geboortedatum 2] wonende in [woonplaats 2] , contact gehad, terwijl hij wist dat zij nog geen zestien jaar oud was. [2]
Op 16 augustus 2016 heeft verdachte via WhatsApp een ontmoeting voorgesteld aan [benadeelde] . [3] Zij hebben hierbij afgesproken dat de ontmoeting zou plaatsvinden op 19 augustus 2016 omstreeks 13.00 uur in het Kabouterbos nabij [adres 1] in Beek-Ubbergen. Waarna verdachte en [benadeelde] elkaar ook daadwerkelijk hebben ontmoet. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ‘grooming’ (feit 1) en dat tijdens deze ontmoeting ook daadwerkelijk de ontuchtige handeling door seksueel binnendringen heeft plaatsgevonden (feit 2).
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het oogmerk had om ontuchtige handelingen te plegen bij het voorstellen van de ontmoeting (feit 1), zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat verdachte enkel het oogmerk had om [benadeelde] een knuffel te geven, dit is geen handeling met een ontuchtig karakter.
Ten aanzien van het plegen van een ontuchtige handeling door seksueel binnendringen (feit 2) stelt de verdediging zich primair op het standpunt dat de verklaring van [benadeelde] onbetrouwbaar en leugenachtig is, zodat deze niet voor het bewijs gebruikt kan worden. Daartoe is aangevoerd dat deze verklaring te veel evidente onjuistheden bevat, gelet op de rest van de bewijsmiddelen in het dossier. Het feit kan zonder deze verklaring niet wettig en overtuigend worden bewezen, zodat verdachte om deze reden van dit feit moet worden vrijgesproken.
Subsidiair stelt de verdediging dat voor de verklaring van [benadeelde] onvoldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is, zodat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte die ontuchtige handeling met haar heeft gepleegd. Verdachte moet dan ook worden vrijgesproken van dit feit.
Meer subsidiair stelt de verdediging dat in elk geval geen overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is voor het door verdachte plegen van die ontuchtige handeling met [benadeelde] , zodat verdachte ook om die reden van dit feit moet worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Grooming (feit 1)
De vraag is of verdachte de hiervoor vermelde ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk om ontuchtige handelingen met [benadeelde] te plegen. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Voorafgaand aan de ontmoeting – op 13 augustus 2016 – zijn onder andere de volgende seksueel getinte chatberichten gewisseld tussen verdachte en [benadeelde] :
[naam 1] (de rechtbank begrijpt: verdachte): Zal blij zijn als het zover is dat we elkaar zien.
[telefoonnummer] (de rechtbank begrijpt: [benadeelde] ): Wat wil je dan doen?
(…)
[naam 1] : Ik wil en ga je dan sws knuffelen en kussen (…) Ik wil je wel zo lang mogelijk in me armen voelen (…) Jou lippen op de mijne voelen (…) Mijn lippen in je nek.
[telefoonnummer] ( [benadeelde] ): Nee dat kan niet.
[naam 1] : Alles kan
[telefoonnummer] ( [benadeelde] ): Nee (…) dat niet.
[naam 1] : Nee want anders komt de rest ook wss
[telefoonnummer] ( [benadeelde] ): We kunnen geen seks hebben
[naam 1] : Hoeft ook niet de eerste keer (…) En tweede keer ook nog niet eens (…) Maar stel dat we alle twee zin houden hebben……zou je het ergens buiten durven doen waar niemand ons kan zien
[telefoonnummer] ( [benadeelde] ): Nee dat durf ik niet dus daarom
[naam 1] : Dan moeten we snel dat hotel maar gaan doen (…) Zou je het erg vinden als ik alleen een beetje zou voelen.
[telefoonnummer] ( [benadeelde] ): Nee
[naam 1] : Dus ik zou je bv wel ergens waar we niet gezien worden mogen vingeren……en niet dat ik dat ook echt wil hoor….maar stel
[telefoonnummer] ( [benadeelde] ): Ja….
(…)
[naam 1] : Denk als ik met jou ga spelen en je bent echt geil dat je het dan wel durf (…) Weet wel dat het lekker zou zijn als we het gaan doen [5]
De rechtbank acht op grond van bovenstaand chatgesprek niet aannemelijk dat verdachte [benadeelde] enkel een knuffel wilde geven, nu hieruit niets anders blijkt dan een seksueel motief voor een afspraak. Verdachte en [benadeelde] hebben zich ook daadwerkelijk naar de afgesproken plek begeven en elkaar ontmoet. Daarmee kan naar het oordeel van de rechtbank ‘grooming’ (feit 1) worden bewezen.
Dit oordeel wordt bovendien ondersteund, door het feit dat een ontuchtige handeling door seksueel binnendringen daadwerkelijk heeft plaatsgevonden bij de afspraak tussen verdachte en [benadeelde] op 19 augustus 2016 in Beek-Ubbergen, zoals blijkt uit het volgende.
Ontuchtige handeling door seksueel binnendringen (feit 2)
Verklaring [benadeelde]
verklaart dat verdachte bij de afspraak op 19 augustus 2016 in het Kabouterbos de knoop en rits van haar broek open deed. Verdachte deed toen zijn hand in haar broek. Hij ging eerst met zijn vingers over haar vagina heen en daarna ging hij met twee vingers in haar vagina. Het ging heel diep die vingers en dat deed pijn aan de binnenkant van haar vagina. [6]
Emotionele toestand [benadeelde] na de ontmoeting met verdachte
Omstreeks 15.30 uur heeft verdachte de plek van de afspraak verlaten, omdat [benadeelde] om 16.00 uur thuis moest zijn. [7] Toen [benadeelde] om 16.11 uur thuis kwam na de afspraak was zij hevig geëmotioneerd en rende direct de trap op. Vlak daarna hoorde haar moeder de douche lopen en was [benadeelde] heel hard aan het huilen. [8] De rechtbank maakt hieruit op dat [benadeelde] zich onmiddellijk na de ontmoeting vies voelde. De rechtbank concludeert dat dit past bij de verklaring van [benadeelde] .
[benadeelde] heeft daarna haar moeder verteld dat hij aan haar had gezeten en dat hij in haar had gezeten. Haar moeder begrijpt hieruit dat [benadeelde] [verdachte] bedoelt
(rechtbank: verdachte). Haar moeder heeft verder verklaard dat [benadeelde] een hele andere blik krijgt als ze tegen haar liegt. Ze was na de ontmoeting met verdachte alleen maar aan het huilen en had geen controle over haar emoties. Als ze liegt heeft ze dat wel. [9] Dit maakt dat moeder geloofde dat [benadeelde] de waarheid sprak en de rechtbank volgt haar daarin.
Conclusie
De verklaring van [benadeelde] is gedetailleerd en wordt ondersteund door de verklaring van haar moeder. Daar komt bij dat verdachte, zoals eerder vastgesteld, voor de ontmoeting met [benadeelde] heeft verklaard dat hij haar tijdens een afspraak wel wilde vingeren. De rechtbank heeft dan ook geen enkele reden om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van [benadeelde] verklaring en acht bewezen dat verdachte een ontuchtige handeling met haar heeft gepleegd door zijn vingers in haar vagina te brengen terwijl zij 14 jaar oud was.
Ontuchtige handelingen met kind (feit 3)
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor aangeefster van [benadeelde] , p. 184;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 maart 2019.
Vertonen van schadelijke afbeeldingen (feit 4)
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , p. 174 en 176;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 maart 2019.
Het in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal (feit 5)
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal (TBKK), p. 292 t/m 298;
- het proces-verbaal van verhoor aangeefster [benadeelde] p. 185;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 maart 2019.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 14 augustus 2016 tot en met 19 augustus 2016 te Beek-
gemeenteUbbergen, in ieder geval in Nederland,
door middel van een geautomatiseerd werk ofmet gebruikmaking van een communicatiedienst, te weten via internet (WhatsApp),
met [benadeelde] , [geboortedatum 2] , van wie hij wist
of redelijkerwijs moest vermoedendat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen met die [benadeelde] te plegen,
waarbij verdachte handelingen heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, door met die [benadeelde] een tijdstip
(vrijdag 19 augustus 2016, omstreeks 13.00 uur
)en locatie
([adres 1]
)voor hun ontmoeting af te spreken, waarna verdachte en die [benadeelde] elkaar toen en daar ook daadwerkelijk hebben ontmoet;
2.
hij op
of omstreeks19 augustus 2016 te Beek
, gemeente-Ubbergen,
in ieder geval in Nederland,
met [benadeelde] , [geboortedatum 2] ,
die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , immers heeft verdachte één of meer van zijn vingers in haar vagina gebracht;
3.
hij in
of omstreeksde periode van 1 mei 2016 tot en met 19 augustus 2016 te Beek-Ubbergen, in ieder geval in Nederland,
met [benadeelde] , [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, één of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
immers heeft die [benadeelde] zichzelf op verzoek van verdachte uitgekleed terwijl dit voor verdachte middels een openstaande videoverbinding op zijn telefoon (videobellen en
/ofSkype) zichtbaar was;
4.
hij in
of omstreeksde periode van 1 mei 2016 tot en met 19 augustus 2016 te Beek
, gemeente-Ubbergen, in ieder geval in Nederland,
meermalen, één of meer afbeeldingen waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, te weten afbeeldingen van een penis, heeft verstrekt, aangeboden of vertoond aan de minderjarige [benadeelde] , [geboortedatum 2] , van wie verdachte wist
of redelijkerwijs moest vermoeden, dat deze jonger was dan zestien jaar;
5.
hij in
of omstreeksde periode van 1 mei 2016 tot en met 19 augustus 2016 te Den Dolder, in ieder geval in Nederland,
een aantal afbeeldingen/multimediafiles (te weten foto’s en
/offilmfragmenten),
danwel, één of meerdere gegevensdragers (te weten een Samsung GSM en
/ofeen HP Notebook) bevattende die afbeeldingen/multimediafiles,
van (telkens)
(een)seksuele gedraging
(en
)waarbij een minderjarige was betrokken,
in zijn bezit heeft gehad en
/oféén of meerdere van die afbeelding(en)/multimediafile(s) heeft verworven,
en
/ofzich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en
/ofmet gebruikmaking van een communicatiedienst
(WhatsApp, Skype
)de toegang heeft verschaft,
welke afgebeelde seksuele gedraging
(en
)in algemene zin
(telkens
) heeft/hebben bestaan uit de geheel en
/ofgedeeltelijk ontklede minderjarig [benadeelde] , [geboortedatum 2] , terwijl deze [benadeelde] geheel of gedeeltelijk naakt poseerde
(waarbij de afbeelding
(aldus
)telkens een onmiskenbaar seksuele strekking had en/of strekte tot seksuele prikkeling
).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Met gebruikmaking van een communicatiedienst een ontmoeting voorstellen aan iemand van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt met het oogmerk ontuchtige handelingen te plegen met die persoon, welk voorstel tot ontmoeting is gevolgd door enige handeling gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting
Ten aanzien van feit 2:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
Ten aanzien van feit 3:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen
Ten aanzien van feit 4:
Een voorwerp, waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, vertonen aan een minderjarige van wie de dader wist, dat deze jonger is dan zestien jaar, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 5:
Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, verspreiden, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, gelet op de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van verdachte geëist dat hij ter zake van het onder de feiten 1 t/m 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht.
Daarnaast vordert de officier van justitie dat de maatregel van terbeschikkingstelling met de voorwaarden zoals vermeld in het Reclasseringsadvies van Inforsa, gedateerd 11 februari 2019, en een contactverbod met [benadeelde] en haar gezinsleden wordt opgelegd. De tbs-maatregel met bijzondere voorwaarden dient dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard.
Voor wat betreft het beslag stelt de officier van justitie dat de Samsung gsm moet worden onttrokken aan het verkeer en de HP Notebook verbeurd moet worden verklaard, nu daar de grooming mee is gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, in geval van bewezenverklaring, op het standpunt gesteld dat een tbs-maatregel met voorwaarden niet aan de orde is. Daartoe is aangevoerd dat de noodzaak tot behandeling niet is gebleken, nu verdachte reeds een behandeling ondergaat en waarschijnlijk binnenkort een plek heeft binnen een begeleid wonen omgeving. Bovendien is verdachte in de twee jaren na de onderhavige feiten niet meer in contact gekomen met politie en justitie. Van enig risico op recidive is dus niet gebleken. De verdediging heeft verder opgemerkt dat verdachte, gelet op de door de gedragsdeskundigen uitgebrachte adviezen, verminderd toerekeningsvatbaar moet worden verklaard.
Ten aanzien van de op te leggen straf of maatregel stelt de verdediging dat een voorwaardelijke straf – wellicht met bijzondere voorwaarden – in dit geval passend is, omdat het gaat om slechts een chatgeschiedenis met één slachtoffer, waar vijf feiten uit voort zijn gekomen. Daarnaast dient, in verband met het bepaalde in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht, een onvoorwaardelijk strafdeel gelijk aan de voorlopige hechtenis te worden opgelegd.
Tot slot heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de redelijke termijn is overschreden en dat dit verdisconteerd moet worden in de strafmaat.
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over het beslag.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 4 februari 2019;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 24 mei 2018;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 11 februari 2019;
- een multidisciplinair rapport van [naam 2] , psycholoog, gedateerd 10 augustus 2018 en van [naam 3] , psychiater, gedateerd 20 augustus 2018.
Verdachte heeft als 32-jarige via internet contact gezocht met de destijds 14-jarige [benadeelde] en zich vervolgens schuldig gemaakt aan grooming, het plegen van ontucht inclusief seksueel binnendringen, het sturen van foto’s van zijn penis en het in bezit hebben van kinderporno (naaktfoto’s van [benadeelde] ). De uitgewisselde chatberichten met [benadeelde] waren grotendeels seksueel getint. Door verdachte is na veelvuldig chatten een afspraak gemaakt met [benadeelde] om haar te ontmoeten met de bedoeling om ontuchtige handelingen bij haar te plegen. Op 19 augustus 2016 heeft deze ontmoeting plaatsgevonden, waarbij ook daadwerkelijk een ontuchtige handeling door bij haar binnen te dringen met zijn vingers door verdachte bij [benadeelde] werd gepleegd. Het is verdachte zeer kwalijk te nemen dat hij misbruik heeft gemaakt van het overwicht dat hij had door het grote leeftijdsverschil, het vertrouwen dat [benadeelde] in hem had gesteld en haar kwetsbaarheid, die hem bekend was. Verdachte heeft bij dit alles vooral aan zichzelf en zijn eigen belangen gedacht. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van zedendelicten vaak lange tijd op diverse leefgebieden negatieve gevolgen blijven ondervinden van wat hen is overkomen. In beginsel is voor dergelijke feiten een lange gevangenisstraf op zijn plek.
De rechtbank houdt echter ook rekening met de over verdachte opgemaakte deskundigenrapporten. Hierin is het volgende opgenomen:
Verdachte heeft een ziekelijke stoornis, namelijk een antisociale persoonlijkheidsstoornis met vermijdende trekken. Hij heeft verder een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm en van een onrijpe persoonlijkheid met een neiging tot een terugval naar een kinderlijk niveau van functioneren. Dit brengt verdachte met zijn delictgedrag, te weten het chatten met minderjarige meisjes en ook daadwerkelijk afspreken met een van die meisjes, tot uiting. Ten tijde van de bewezenverklaarde feiten was de persoonlijkheidsstoornis van verdachte aanwezig. Zeer waarschijnlijk werden zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het bewezenverklaarde ook door deze stoornis beïnvloed. De leegheid die verdachte op dat moment voelde, werd gevuld met veelvuldig chatten waarbij intimiteit en seksualiteit gemakkelijk werden verward, door zijn zwakke identiteit en emotionele achterstand. In een regressieve tendens raakte hij vervolgens in de ban van het contact met [benadeelde] en stelde aan haar voor om met hem af te spreken, waarna het tot de bewezenverklaarde ontucht kwam. Gelet op het voorgaande wordt geadviseerd om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. De rechtbank neemt dit advies over.
Doordat verdachte een zwakke en onrijpe persoonlijkheid heeft, is het recidiverisico op een zedendelict matig tot hoog. Bovendien zijn er nauwelijks beschermende en recidive verlagende factoren aanwezig. Het ontbreekt verdachte aan een innerlijke norm waarmee hij zijn omgeving tegemoet kan treden en zichzelf kan blijven. Zonder duidelijke externe normen heeft verdachte daardoor de neiging om keuzes te maken waarmee hij zichzelf en anderen in de problemen brengt. Het nadeel van een behandeling in het kader van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf is dat verdachte mogelijk toch zijn behandeling zal vermijden en ervoor zal kiezen zijn straf uit te zitten. In dat geval zou hij onbehandeld op straat komen te staan. Volgens de psychiater is het dan ook van belang dat verdachte zeer langdurig kan worden gevolgd, dat er een stevig dwingend kader aanwezig is om zijn extrinsieke motivatie te neutraliseren en om te voorkomen dat verdachte onbehandeld terug de maatschappij in gaat. De psychiater adviseert dan ook aan de rechtbank om verdachte een klinische behandeling op te leggen met als dwingend kader een tbs-maatregel met voorwaarden. Met dit kader is de kans immers het grootst dat verdachte zijn behandeling succesvol zal doorlopen, dat hij langdurig gevolgd wordt en zelf het stuur in handen krijgt om zich in de toekomst te onthouden van verder delict gedrag.
In het reclasseringsrapport en door de psychiater en reclasseringswerker ter zitting is vermeld dat verdachte niet het achterste van zijn tong laat zien, ontwijkend is, weinig zelfinzicht heeft en externaliserend is. De reclassering verwacht daarom, dat het door middel van de huidige behandeling moeilijk is om de recidiverisico’s te verlagen. De enige beschermende factor die de reclassering kan benoemen, is een langdurige klinische behandeling specifiek gericht op zedenproblematiek.
De rechtbank is met de deskundigen van oordeel dat een klinische behandeling noodzakelijk is. Gelet op wat hiervoor is omschreven is de rechtbank van oordeel dat de huidige behandeling van verdachte niet voldoende is, nu deze niet specifiek is gericht op zedenproblematiek. Verder is een behandeling in het kader van een voorwaardelijk strafdeel niet afdoende. De kans dat verdachte behandeling zal vermijden en ervoor gaat kiezen om zijn straf uit te zitten is daarvoor te groot. Het risico op recidive wanneer verdachte onbehandeld terugkomt in de maatschappij is te hoog. Het enige kader dat daadwerkelijk de zekerheid biedt dat verdachte goed wordt behandeld is dan ook de maatregel van terbeschikkingstelling.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. De bewezenverklaarde feiten onder 2, 3 en 5 zijn misdrijven die behoren tot een van de misdrijven genoemd in artikel 37a, eerste lid onder 1 van het Wetboek van Strafrecht, waarvoor de maatregel van terbeschikkingstelling mogelijk is. Nu is voldaan aan alle wettelijke voorwaarden daartoe en de rechtbank een klinische behandeling in een strak kader tezamen met andere voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte noodzakelijk acht zal aan verdachte de tbs-maatregel met voorwaarden worden opgelegd.
Er moet tevens ernstig rekening worden gehouden met het feit dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, indien hij niet behandeld wordt. De rechtbank zal om die reden de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Gelet op al wat hiervoor is overwogen, is naar het oordeel van de rechtbank ter afdoening van onderhavige zaak, naast de terbeschikkingstelling van verdachte met voorwaarden, een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen met aftrek van de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht passend en geboden. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn is overschreden. Daartoe overweegt zij dat verdachte op 20 augustus 2016 is aangehouden waardoor de redelijke termijn is gaan lopen. De zaak is na deze aanhouding pas ruim twee jaren later op zitting aangebracht en op 15 maart 2019 is vonnis gewezen. Dit is twee jaar, zeven maanden en zeven dagen later. De rechtbank is van oordeel dat dit verzuim aanleiding geeft om de hiervoor vermelde gevangenisstraf te matigen met 10%, zodat dit uitkomt op een gevangenisstraf voor de duur van 328 dagen. De rechtbank zal deze gevangenisstraf dan ook aan verdachte opleggen.
Het beslag:Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet: Samsung gsm.
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan: HP Notebook.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [wettelijk vertegenwoordiger] heeft zich namens [benadeelde] in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de bewezenverklaarde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.500,- bestaande uit uitsluitend immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij volledig kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daartoe heeft zij gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en redelijk voorkomt.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. Daartoe is aangevoerd dat het een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert om te onderzoeken welk deel van de psychische problemen van [benadeelde] is ontstaan door het handelen van verdachte en welk deel daarvoor al aanwezig was.
Subsidiair stelt de verdediging dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, omdat deze onvoldoende is onderbouwd. Immers is gebruik gemaakt van oude gedragskundige rapporten en vonnissen die niet zien op vergelijkbare situaties.
Meer subsidiair heeft de verdediging gesteld dat het gevorderde bedrag moet worden gematigd.
Beoordeling door de rechtbank
Gelet op de grote impact van met name het onder feit 2 bewezenverklaarde acht de rechtbank het aannemelijk dat [benadeelde] hierdoor immateriële schade heeft opgelopen. Eens te meer acht de rechtbank dit aannemelijk, nu benadeelde duidelijk heeft onderbouwd dat zij mede door het handelen van verdachte te kampen heeft met psychische klachten. [benadeelde] had al psychische klachten voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten waarvan verdachte ook op de hoogte was, dit heeft hem er echter niet van weerhouden om de bewezenverklaarde feiten alsnog te plegen. De rechtbank acht dan ook dat de gevolgen die de bewezenverklaarde feiten voor [benadeelde] hebben gehad, in combinatie met vergelijkbare gevallen, een schadevergoeding van € 2.500,- rechtvaardigen.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, dan ook komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen een bedrag van € 2.500,- schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde en toegewezen vergoeding voor proceskosten is daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 19 augustus 2016.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 37a, 38, 38a, 240a, 240b, 245, 247 en 248e van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
  • een gevangenisstraf voor de duur van
  • beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
En voorts:

gelastdat verdachte
ter beschikkingwordt
gestelden stelt voor de duur van de
terbeschikkingstelling de volgende
voorwaarden betreffende het gedrag van de veroordeelde vastdat veroordeelde:
1. zich niet schuldig maakt aan het plegen van strafbare feiten en zich niet in risicovolle situaties begeeft;
2. zich houdt aan de door het IFZ geïndiceerde klinische behandeling en meewerkt aan het door de behandelaren en de reclassering voorgestelde vervolgtraject, ook als dat inhoudt dat hij zich zal houden aan het door de behandelaren voorgeschreven behandeltraject;
3. zich houdt aan de door de behandelaren voorgestelde behandeling door een nog nader te bepalen forensische polikliniek aansluitend op de klinische behandeling;
4. meewerkt aan een nog te bepalen vervolgtraject van begeleid/beschermd wonen indien de reclassering dit noodzakelijk acht;
5. zijn financiën inzichtelijk maakt aan de reclassering, indien de reclassering dit nodig acht. Indien externe begeleiding op het gebied van financiën door de reclassering nodig wordt geacht, moet veroordeelde hieraan meewerken en zich begeleidbaar opstellen ten aanzien van een door de reclassering nader aan te wijzen externe partij, zoals een bewindvoerder of budgetbeheerder;
6. geen drugs en alcohol gebruikt. Hij dient mee te werken aan urinecontroles en blaastesten indien de reclassering dit noodzakelijk acht;
7. streeft naar het verkrijgen en behouden van een structurele en controleerbare dagbesteding. Veroordeelde zal niet, zonder overleg en toestemming van de reclassering, de dagbesteding veranderen;
8. openheid geeft over zijn sociale netwerk aan de reclassering. Veroordeelde geeft toestemming om, indien de reclassering dit nodig acht, contact met hen op te nemen;
9. zich begeleidbaar opstelt en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering. Veroordeelde geeft openheid van zaken en toestemming om contact op te nemen, met voor het traject relevante derden;
10. meewerkt aan forensisch psychiatrisch toezicht, inclusief een time-out;
11. zich op welke wijze dan ook onthoudt van:
a. het op digitale wijze met seksuele intentie communiceren met minderjarigen;
b. gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin pornografisch materiaal van minderjarigen kan worden verkregen;
c. gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd.
Veroordeelde verleent zijn medewerking aan controle door de politie van zijn computer(s) en andere apparatuur waarop afbeeldingen (kunnen) worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd;
12. zich niet buiten de Nederlandse landsgrenzen begeeft zonder toestemming van de reclassering en het Openbaar Ministerie;
13. op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de volgende personen:
- [benadeelde] , [geboortedatum 2] , wonende te [adres 2] , en
- [wettelijk vertegenwoordiger] , geboren op [geboortedatum 3] , wonende te [adres 2] ,
zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft GGZ Reclassering Inforsa Utrecht opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveeltdat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
Voor het beslag:
  • beveelt de
  • verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een computer (notebook) HP, kleur zwart.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [wettelijk vertegenwoordiger] .
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Hamaker (voorzitter), mr. W. Bruins en mr. B.F. Schuver, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 maart 2019.
mr. B.F. Schuver en mr. E.W.A. Nabbe zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [naam 4] en [naam 5] van de politie Eenheid Oost Nederland, dienst regionale recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2016409173, gesloten op 9 januari 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , p. 173 en 177, de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 maart 2019 en het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 161.
3.Het proces-verbaal van bevindingen (chatgesprekken), p. 243.
4.Het proces-verbaal van bevindingen (chatgesprekken), p. 424 en 425, de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 1 maart 2019 en het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , p. 178.
5.Het proces-verbaal van bevindingen (chatgesprekken), p. 318 t/m 320.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , p. 178 en 179.
7.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 59.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [wettelijk vertegenwoordiger] , p. 227.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige [wettelijk vertegenwoordiger] , p. 227.