In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de aftrek van omzetbelasting door een ondernemer die zonnepanelen op zijn woning heeft geplaatst. De eiser, die adviesdiensten verleent in de aerospace en defensiemarkt, had een woning gebouwd en zonnepanelen geïnstalleerd. De rechtbank oordeelde dat de zonnepanelen als roerende zaken moeten worden aangemerkt en geen bestanddelen van de woning zijn. Dit betekent dat de omzetbelasting op de aanschaf en installatie van de zonnepanelen aftrekbaar is, maar niet de omzetbelasting op de bouwkosten van de woning zelf.
De rechtbank verwierp het beroep van eiser op een eerder besluit van de staatssecretaris, omdat dit besluit enkel betrekking had op investeringsaftrek en niet op de aftrekbaarheid van de bouwkosten. De rechtbank volgde de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 november 2017 en concludeerde dat de zonnepanelen relatief eenvoudig te demonteren zijn, waardoor ze als zelfstandige roerende goederen worden beschouwd.
De rechtbank stelde vast dat het gebruik van de woning door de plaatsing van de zonnepanelen was gewijzigd, en dat een deel van het dak nu ook een zakelijke functie heeft. De rechtbank berekende het zakelijk gebruik van de woning op 21,5%, wat leidde tot een teruggaaf van € 4.048 aan de eiser. De rechtbank veroordeelde de verweerder in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.024 en droeg de verweerder op het betaalde griffierecht van € 170 aan eiser te vergoeden.