ECLI:NL:RBGEL:2019:1015

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 maart 2019
Publicatiedatum
12 maart 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 4125
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van subsidie voor accommodatie stichtingskosten en de toetsing van beslisruimte door de bestuursrechter

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 maart 2019 uitspraak gedaan over de weigering van een subsidieaanvraag voor accommodatie stichtingskosten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oude IJsselstreek. Eiseres, een vereniging opgericht op 12 juni 1979, had een subsidie aangevraagd voor de aankoop van een deel van het 'ketelhuis' op het DRU Industriepark, nadat de huurcompensatie voor haar huidige huisvesting zou eindigen. De gemeente weigerde de subsidie, omdat de aankoop een bewuste keuze van eiseres was en de gemeente geen verantwoordelijkheid voelde voor de realisatie van een andere accommodatie. Eiseres stelde dat de gemeente haar bevoegdheid had misbruikt door de subsidie te weigeren om te voorkomen dat zij zou verhuizen.

De rechtbank oordeelde dat de gemeente in redelijkheid tot de weigering van de subsidie had kunnen komen. De rechtbank stelde vast dat de huidige huisvesting in goede staat was en dat er geen dringende noodzaak was voor eiseres om te verhuizen. De rechtbank benadrukte dat een bestuursorgaan een grote mate van beslisruimte heeft bij het verlenen of weigeren van subsidies en dat de rechter zich terughoudend moet opstellen bij de beoordeling van dergelijke besluiten. De rechtbank concludeerde dat de motivering van de gemeente voldoende was en dat de weigering van de subsidie niet in strijd was met de beginselen van behoorlijk bestuur. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 18/4125

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. S. van Gent),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oude IJsselstreekte Gendringen, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 januari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de specifieke subsidieaanvraag van eiseres afgewezen.
Bij besluit van 21 juni 2018 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het besluit van 26 januari 2018 met een aanvullende motivering in stand gelaten.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit 1 beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 5 november 2018 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder het bestreden besluit 1 in zoverre gewijzigd dat het bezwaar ongegrond is verklaard.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2018. Namens eiseres zijn [eiseres] (secretaris) en [eiseres] (penningmeester) verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M. Nijman en
H. Boesveld.

Overwegingen

1. Verweerder heeft in het bestreden besluit 2 vermeld dat het bestreden besluit 1 een kennelijke verschrijving bevat, in die zin dat het bezwaarschrift gegrond is verklaard in plaats van ongegrond. Uit de onderliggende gedingstukken blijkt inderdaad dat verweerder bedoeld heeft het bezwaar ongegrond te verklaren. Bij het bestreden besluit 2 heeft verweerder dat duidelijk gemaakt. Omdat de motivering van het besluit niet is gewijzigd, zal de rechtbank beoordelen of verweerder terecht de afwijzing van de subsidie heeft gehandhaafd.
2.1.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiseres is opgericht op 12 juni 1979 en heeft als doel beoefening in de ruimste zin van het woord van de geschiedenis van de voormalige gemeente Gendringen, het bewaken en bewaren van de historische identiteit van de streek, instandhouding en bescherming van oudheidkundige monumenten in de gemeente Gendringen en bevordering van deze doelstellingen door onder meer het wekken van belangstelling daarvoor in brede kring.
2.2.
In 2009 is eiseres voor haar huisvesting gebruik gaan maken van de [bedrijf] in [woonplaats]. De gemeenteraad heeft in verband met de verhuizing van eiseres en andere verenigingen naar de [bedrijf] een garantie afgegeven voor de duur van maximaal 10 jaar voor compensatie van de huur. Eiseres heeft een subsidie van verweerder ontvangen voor deze huisvestingskosten van laatstelijk € 1.307,46 per maand. Deze huurcompensatie eindigt in juli 2019.
2.3
Door het naderende einde van de huurcompensatie is eiseres gaan uitzien naar alternatieve en betaalbare huisvesting. Na diverse huisvestingsmogelijkheden te hebben onderzocht heeft eiseres besloten een deel van het “ketelhuis”, eveneens gelegen op het DRU Industriepark, te kopen en gebruiksklaar te maken. De koopovereenkomst voor het betreffende deel van het ketelhuis is gesloten op 4 april 2017. Voor de koop en de noodzakelijke verbouwing heeft eiseres een begroting gemaakt van in totaal € 165.000,-. In verband hiermee heeft eiseres bij brief van 25 april 2017 bij verweerder subsidie voor accommodatie stichtingskosten aangevraagd. Op 3 april 2018 is van de koop de akte van levering opgemaakt.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder deze aanvraag afgewezen, omdat de aankoop van het “ketelhuis” een bewuste keuze en eigen verantwoordelijkheid is van eiseres. Verweerder stelt zich op het standpunt geen verantwoordelijkheid te hebben in de realisatie van een andere accommodatie voor eiseres. Verweerder heeft als voorkeur dat eiseres gebruik blijft maken van de huidige ruimte in de [bedrijf] om ‘reuring’ te behouden. Verweerder geeft prioriteit aan een gecombineerd gebruik van voorzieningen en streeft naar clustering van activiteiten in bestaande voorzieningen en acht dit belangrijker dan het vertrek van eiseres op basis van een eigen keuze. Ook is niet gebleken dat eiseres niet met de [bedrijf] tot overeenstemming kon komen over de huurprijs van de huidige huisvesting in het Portiersgebouw. Daarnaast past de aanvraag van eiseres niet in de visie die de gemeente heeft ten aanzien van de [bedrijf].
4. Op grond van artikel 4:23, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verstrekt een bestuursorgaan slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteit subsidie kan worden verstrekt. De rechtbank stelt vast dat die wettelijke grondslag in dit geval is gelegen in de Algemene Subsidieregeling 2008 en de daarop gebaseerde Uitvoeringsregels Basissubsidie Welzijn, Cultuur en Sport 2018 (hierna: de Uitvoeringsegels).
5.1.
Eiseres voert in de eerste plaats aan dat verweerder bij de afwijzing van de aangevraagde subsidie voor accommodatie stichtingskosten heeft gehandeld in strijd met het in artikel 3:3 van de Awb neergelegde verbod om een bevoegdheid te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor die is toegekend. Volgens eiseres heeft verweerder de subsidie geweigerd omdat hij niet wil dat eiseres vertrekt uit de gehuurde ruimte in de [bedrijf]. Die weigeringsgrond houdt onvoldoende verband met het doel van de subsidie. Het kan niet zo zijn dat de gemeente bepaalt of tracht te bepalen waar verenigingen zich moeten vestigen door het al dan niet toekennen van een accommodatie stichtingskostensubsidie.
5.2.
Deze grond slaagt niet. Verweerder heeft in het verweerschrift toegelicht dat de Uitvoeringsregels zijn vastgesteld om op een juiste wijze invulling te geven aan besteding van gemeenschapsgeld. Om organisaties te ondersteunen bij huisvestingsproblemen is in artikel 5.1 van de Uitvoeringsregels de mogelijkheid gecreëerd om organisaties te ondersteunen bij huisvestingsproblemen, waarbij ook de betreffende voorwaarden zijn vermeld. De beoordeling begint met het bepalen of verweerder verantwoordelijk is voor de realisatie van een specifieke verenigingsaccommodatie. Daarbij wordt rekening gehouden met de vastgestelde prioritering en de door de gemeenteraad bepaalde financiële ruimte. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat subsidie voor accommodatie stichtingskosten bijvoorbeeld wordt verleend als extra kleedkamers nodig zijn door een toename van het ledenaantal van een vereniging. Verweerder heeft toegelicht dat het eiseres uiteraard vrij staat om een nieuwe locatie te realiseren, hetgeen eiseres ook daadwerkelijk heeft gedaan, maar dat verweerder niet verantwoordelijk is voor het verstrekken van een subsidie voor deze specifieke locatie. Verweerder heeft daarbij in aanmerking kunnen nemen dat er geen dringende noodzaak was de huidige locatie te verlaten, omdat de locatie in goede staat is en verlenging van het huurcontract mogelijk was. Gelet hierop heeft verweerder zijn bevoegdheid niet gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die is toegekend.
6.1.
Eiseres betoogt verder dat verweerder ten onrechte de subsidie heeft geweigerd. Zij voldoet aan de criteria van de Uitvoeringsregeling om voor de accommodatie stichtingskostensubsidie in aanmerking te komen. Dit volgt alleen al uit het feit dat zij voorkomt in de lijst van artikel 4.1 van de Uitvoeringsregels en uit het feit dat zij 10 jaar huurcompensatie heeft gekregen. Hieruit blijkt dat verweerder zich verantwoordelijk voelt voor de huisvesting van eiseres. Nu verweerder bovendien geen prioriteiten heeft gesteld, als bedoeld in artikel 5.1 van de Uitvoeringsregeling, kan de subsidie niet geweigerd worden. Daar komt bij dat eiseres wel degelijk overleg heeft gevoerd met de [bedrijf] over de hoogte van de huurprijs, omdat zij de huur niet kan opbrengen. Voor eiseres is er derhalve wel degelijk een dringende noodzaak om uit te zien naar een andere accommodatie. Eiseres betoogt dat het bestreden besluit daarom in strijd is met de rechtszekerheid.
6.2.
De rechtbank stelt voorop dat een bestuursorgaan, volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 14 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1731) bij het verlenen, verminderen of beëindigen van subsidie een grote mate van beslisruimte heeft. Dit geldt ook voor de weigering subsidie toe te kennen. De rechter dient zich bij de beoordeling van een dergelijk besluit dan ook terughoudend op te stellen. De rechtbank beoordeelt of een weigering van subsidie in strijd is met een of meer door betrokkene ingeroepen algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Zo zal een dergelijk besluit zorgvuldig moeten worden voorbereid en van een inzichtelijke motivering moeten worden voorzien, waarbij de relevante beoordelingscriteria zijn betrokken. Beoordeeld moet worden of het bestuursorgaan, met inachtneming van de hierboven genoemde beginselen, in redelijkheid, bij afweging van de betrokken belangen tot dat besluit heeft kunnen komen.
6.3.
Verweerder heeft tijdens de zitting toegelicht dat er geen lijst of overzicht bestaat met prioritering met betrekking tot de wenselijkheid om een accommodatie te realiseren. De regeling wordt zo uitgevoerd dat per geval een beoordeling van de prioriteit wordt gemaakt. Wel is het zo dat verweerder prioriteit toekent aan de clustering van voorzieningen. Niet gezegd kan worden dat verweerder de gegeven beslisruimte daarmee op een onjuiste wijze heeft ingevuld. Het enkele feit dat eiseres voorkomt in de lijst van artikel 4.1 van de Uitvoeringsregels en dat zij al 10 jaar huurcompensatie heeft gekregen, leidt dus niet zonder meer tot het moeten toekennen van de gevraagde subsidie.
Het ligt in de eerste plaats op de weg van eiseres om aannemelijk te maken dat verhuizing noodzakelijk is en dat zij om die reden is aangewezen op de gevraagde subsidie. Eiseres is hierin niet geslaagd. Verweerder heeft in de eerste plaats onweersproken gesteld dat de huidige huisvesting in de [bedrijf] in goede staat verkeert en dat eiseres hier in beginsel had kunnen blijven zitten. Dat eiseres de huur bij een langer verblijf in de [bedrijf] niet zou kunnen opbrengen, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt. Daarbij geldt dat verweerder met de [bedrijf] heeft afgesproken dat maatschappelijke tarieven worden gehanteerd en dat verweerder het aan partijen overlaat wat dat tarief is. Wel is afgesproken dat verweerder de [bedrijf] en niet de betreffende vereniging die een ruimte huurt, hierin zal compenseren. Dat eiseres niet voor die weg heeft gekozen maar reeds voorafgaand aan het subsidieverzoek in april 2017 de beslissing heeft genomen om een alternatieve ruimte aan te kopen, heeft verweerder dan ook op goede gronden voor rekening van eiseres gelaten.
7. Tot slot heeft eiseres aangevoerd dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering. Hoewel de motivering van het bestreden besluit vrij summier is, is de rechtbank van oordeel dat die motivering wel toereikend is. De Commissie bezwaarschriften heeft de bezwaren van eiseres uitvoerig beschreven en heeft uiteindelijk geadviseerd om met name het punt van de prioritering nader te motiveren. Hieraan heeft verweerder in het bestreden besluit in voldoende mate voldaan.
8. Het beroep is ongegrond. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, voorzitter, mr. W.P.C.G. Derksen en mr. H.J.M. Besselink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H.M. Steigenga-Gerritsen, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Bijlage met het wettelijk kader.
Artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht
1. (…)
2. Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.
Artikel 1.2 van de Algemene Subsidieregeling 2008
Deze regeling is van toepassing op alle door het gemeentebestuur te verstrekken subsidies, voorzover in bijzondere subsidieregels of bij afzonderlijk subsidiebesluit van de gemeenteraad, niet anders is bepaald.
Artikel 1.3 van de Algemene Subsidieregeling 2008
1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het nemen van besluiten betreffende verstrekking van subsidie krachtens deze regeling of indien zij in een bijzondere regeling dan wel bij bijzonder besluit bevoegd zijn verklaard.
2. Burgemeester en wethouders kunnen voor de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het eerste lid uitvoeringsregels vaststellen.
…….
In onderdeel 5.1 van de Uitvoeringsregels basissubsidie welzijn, cultuur en sport Oude IJsselstreek 2018 is het volgende opgenomen
“Aan organisaties die opgenomen zijn in deze uitvoeringsregels (hoofdstuk 4) en waarvoor het gemeentebestuur van oordeel is dat zij een verantwoordelijkheid heeft in de realisatie van een specifieke verenigingsaccommodatie kan een accommodatie stichtingskostensubsidie worden toegekend in de door het college aanvaarde stichtingskosten.
• De subsidie bedraagt een vastgesteld percentage van de werkelijke, door het college aanvaarde, stichtingskosten.
Toekenning van de accommodatie stichtingskostensubsidie is afhankelijk van de door het college gestelde prioriteiten met betrekking tot de wenselijkheid om een accommodatie te realiseren en van de door de gemeenteraad bepaalde financiële ruimte en prioriteiten.
Onder stichtingskosten worden verstaan: grondkosten, bouwkosten, aansluitkosten, architectkosten en directiekosten.
Een verzoek om een accommodatie stichtingskostensubsidie dient vóór 1 mei in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de bouwwerkzaamheden plaatsvinden te worden ingediend. De aanvraag is tenminste voorzien van:
- een beschrijving van nut en noodzaak van de voorgenomen bouwwerkzaamheden;
- een omschrijving van het bouwplan, inclusief bouwtekeningen;
- een representatieve bouwbegroting, onderbouwd met offertes;
- een aan de investering gerelateerd, onderbouwd dekkingsplan;
- De goedgekeurde en vastgestelde jaarrekening (staat van baten en lasten én de balans) over het meest recente afgesloten boekjaar;
- Een prognose van baten en lasten, waarmee de aanvrager aantoont dat ook na de bouwwerkzaamheden meerjarig een sluitende exploitatiebegroting wordt overlegd.