In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 23 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een sportvereniging (eiseres) en de burgemeester van de gemeente Nijmegen (verweerder) over een opgelegde bestuurlijke boete. Eiseres, die eigenaar is van een sportterrein met een kantine, kreeg een boete van € 1.360 opgelegd omdat zij in één geval niet had gecontroleerd of een persoon die alcoholhoudende drank had gekocht, de vereiste leeftijd van 18 jaar had bereikt. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar verweerder verklaarde het bezwaar ongegrond en handhaafde de boete.
Tijdens de zitting voerde eiseres aan dat er onvoldoende bewijs was voor de overtreding en dat verweerder niet bevoegd was om de boete op te leggen. De rechtbank oordeelde dat verweerder de identiteit van de getuige, die de verklaring had afgelegd over de overtreding, niet had bekendgemaakt, ondanks een verzoek van eiseres. Dit werd als een schending van het recht op een eerlijk proces beschouwd, zoals vastgelegd in artikel 6 van het EVRM. De rechtbank concludeerde dat het proces-verbaal niet als bewijs kon dienen voor de boete, omdat de identiteit van de getuige niet was onthuld.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit, waardoor de boete werd ingetrokken. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres. Deze uitspraak benadrukt het belang van transparantie en het recht op een eerlijk proces in bestuursrechtelijke procedures.