ECLI:NL:RBGEL:2018:944

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 maart 2018
Publicatiedatum
1 maart 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 2655
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing als herplaatsingskandidaat in het kader van de reorganisatie binnen de politie

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 1 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een ambtenaar bij de politie, en de korpschef van politie te Apeldoorn. Eiser was werkzaam in de functie van Medewerker ICT Onderzoek en was aangewezen als herplaatsingskandidaat in het kader van de reorganisatie binnen de politie. Eiser verzocht om plaatsing als functievolger in de LFNP-functie Bedrijfsvoeringspecialist C, maar de korpschef heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpsfunctie van eiser niet vergelijkbaar of uitwisselbaar is met de LFNP-functie Bedrijfsvoeringspecialist C, omdat twee essentiële elementen van deze functie, namelijk het bestrijken van het hele vakgebied en zelfstandigheid bij het uitvoeren van taken, niet aanwezig zijn in de functie van eiser. De rechtbank heeft geoordeeld dat de korpschef terecht heeft besloten om eiser aan te wijzen als herplaatsingskandidaat en dat het beroep van eiser ongegrond is verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van de formeel vastgestelde functieomschrijving bij functievergelijkingen in het kader van herplaatsing binnen de politie.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 17/2655

uitspraak van de meervoudige kamer van 1 maart 2018

in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

de korpschef van politie te Apeldoorn, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 juni 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser met ingang van 1 juli 2016 aangewezen als herplaatsingskandidaat en per die datum herplaatst in de functie Bedrijfsvoeringspecialist B, Informatie & Communicatietechnologie, Architectuur, met als plaats van tewerkstelling: Zeisterweg 1 te Odijk.
Bij besluit van 19 april 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2017. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.H. Horst en W.B.M. van Boggelen.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiser was werkzaam in de korpsfunctie Medewerker ICT Onderzoek. In het kader van de overgang naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) heeft de korpschef bij besluit van 16 december 2013 aan eiser per 1 januari 2012 de LFNP-functie van Bedrijfsvoeringspecialist B toegekend, welke functie is gewaardeerd op schaal 10.
1.2
Bij besluit van 1 december 2015 heeft verweerder vastgesteld dat voor eiser als oorspronkelijke functie geldt de functie Bedrijfsvoeringspecialist B, Informatie & Communicatietechnologie. Tegen dit besluit heeft eiser geen bezwaar gemaakt, zodat dit in rechte vaststaat.
1.3
Bij brief van eveneens 1 december 2015 heeft verweerder eiser op de hoogte gesteld van het voornemen hem aan te wijzen als herplaatsingskandidaat en hem, overeenkomstig het advies van de Plaatsingsadviescommissie (hierna: PAC) van 2 november 2015, te herplaatsen in de functie Bedrijfsvoeringspecialist B, Informatie & Communicatietechnologie, Applicatie ontwikkeling, gewaardeerd op schaal 10, in de formatie van het Politiedienstencentrum. Dienst ICT, Ontwikkeling, Softwareontwikkeling, Softwareontwikkeling.
Eiser heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid zijn bedenkingen kenbaar te maken. Naar aanleiding van de bedenkingen van eiser heeft de PAC op 15 april 2016 nader advies uitgebracht.
1.4
Bij het primaire besluit heeft verweerder eiser met ingang van 1 juli 2016 aangewezen als herplaatsingskandidaat en hem met ingang van die datum en met inachtneming van het nadere advies van de PAC, herplaatst in de functie Bedrijfsvoeringspecialist B, Informatie & Communicatietechnologie, Architectuur, gewaardeerd op schaal 10. Deze functie komt voor in de formatie van het Politiedienstencentrum, Dienst ICT, ICT ondersteuning, Technische Architectuur, Technische Architectuur. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en daarbij verzocht hem te plaatsen in de functie Bedrijfsvoeringspecialist C, Informatie & Communicatietechnologie, Infrastructuur ontwikkeling, gewaardeerd op schaal 11. Op 15 maart 2017 heeft de Bezwaaradviescommissie HRM kamer PREO (hierna: BAC) geadviseerd het plaatsingsbesluit waartegen bezwaar is gemaakt te herroepen en eiser alsnog aan te wijzen als functievolger in de functie van Bedrijfsvoeringspecialist C, Informatie & Communicatietechnologie, Infrastructuur ontwikkeling, gewaardeerd in schaal 11.
1.5
Bij het bestreden besluit heeft verweerder, in afwijking van het advies van de BAC, besloten de aanwijzing als herplaatsingskandidaat en herplaatsing in de functie Bedrijfsvoeringspecialist B, Informatie & Communicatietechnologie, Architectuur niet te herroepen.
2.1
De rechtbank overweegt over het juridisch kader als volgt.
Functievolger
2.2
In artikel 55l, eerste lid, van het Besluit Algemene rechtspositie Politie (Barp) is – voor zover van belang - bepaald dat de ambtenaar aangesteld in vaste dienst, die in verband met een reorganisatie boventallig is wordt aangewezen als herplaatsingkandidaat. Van boventalligheid is sprake indien de binnen de te reorganiseren organisatie of een onderdeel daarvan, meer ambtenaren een vergelijkbare of uitwisselbare functie vervullen en het totale aantal van die functies zodanig wordt verminderd dat onvoldoende van die functies voor de betrokken ambtenaren resteren.
In artikel 55lb, eerste lid, van het Barp is bepaald dat de ambtenaar met een vergelijkbaar of uitwisselbare functie in het kader van een reorganisatie wordt geplaatst op deze vergelijkbaar of uitwisselbare functie al dan niet in een andere plaats van tewerkstelling.
2.3
Volgens het Hoofdlijnenakkoord van 20 december 2013 wordt de uitgangspositie van de medewerker in de reorganisatie bepaald door de aan hem per 1 januari 2012 toegekende LFNP-functie. Dit in samenhang met het samenstel van werkzaamheden dat is vastgelegd in de uitgangspositie van de medewerker vóór de overgang naar een LFNP-functie. Voor de meeste medewerkers is de uitgangspositie de oude korpsfunctie zoals deze gold op 31 december 2011.
In fase 1 worden medewerkers geplaatst op functies in de nieuwe formatie. Zij worden geplaatst als functievolger, dan wel zij worden geplaatst vanuit de positie van herplaatsingskandidaat als in fase 1 een passende functie is gevonden.
Een functievolger volgt een vergelijkbare of uitwisselbare functie zoals bedoeld in artikel 55l van het Barp. Medewerkers met een vergelijkbare of uitwisselbare functie worden in de reorganisatie Politiewet 2012 allen aangewezen als functievolger, ongeacht de formatieruimte in de functie. Overbezetting in de vergelijkbare of uitwisselbare functie wordt dus geaccepteerd.
De vergelijkbare of uitwisselbare functies worden vastgesteld door functievergelijking. Dit gebeurt als volgt:
• Op basis van het samenstel van opgedragen werkzaamheden, vastgelegd in de uitgangspositie voor de overgang naar een LFNP-functie, wordt bepaald in welk taakgebied/werkveld de medewerker werkzaamheden zijn opgedragen;
• Aan de hand daarvan wordt vastgesteld in welk team in de nieuwe formatie dit taakgebied/werkveld terugkeert;
• Vastgesteld wordt of de LFNP-functie van de medewerker voorkomt in de formatie van het betreffend team. Werkterreinen, aandachtsgebieden en specifieke functionaliteiten worden hierbij buiten beschouwing gelaten. Als de LFNP-functie van de medewerker voorkomt in de formatie van het team, heeft de medewerker een vergelijkbare of uitwisselbare functie en wordt deze aangewezen als functievolger.
Kortom: het feitelijk samenstel van opgedragen werkzaamheden zoals vastgelegd in de uitgangspositie voor de overgang naar het LFNP bepaalt het team, de toegekende LFNP-functie bepaalt vervolgens of sprake is van een vergelijkbare of uitwisselbare functie die terugkeert in dat team.
Voor de stap van het bepalen van de taakgebieden/werkvelden en de vaststelling in welk team in de nieuwe formatie zij terugkeren, worden zogenoemde “Van werk naar team”-tabellen gemaakt. De korpschef stelt deze tabellen vast.
Als de LFNP-functie van de medewerker niet voorkomt in de formatie van het team waarin het taakgebied terugkeert, wordt de medewerker in beginsel aangewezen als herplaatsingskandidaat. De korpschef kan op basis van het feitelijk samenstel van werkzaamheden dat is vastgelegd in de uitgangspositie van de medewerker voor de overgang naar een LFNP-functie besluiten om de medewerker alsnog aan te wijzen als functievolger.
Herplaatsingskandidaat
2.4
Volgens artikel 55o, eerste lid, van het Barp is een passende functie elke functie die voor de krachten en bekwaamheden van de herplaatsingskandidaat is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd. Een passende functie is mogelijk zowel binnen het bereik van het bevoegd gezag als bij een andere werkgever.
Volgens het tweede lid van dit artikel is tevens een passende functie elke functie waarvoor naar het oordeel van het bevoegd gezag de herplaatsingskandidaat binnen een termijn van twee jaar om-, her- of bijgeschoold kan worden.
2.5
Volgens artikel 8, derde lid, van de Regeling landelijk sociaal statuut politie (LSS) wordt, indien uit het concept-personeelsplaatsingsplan blijkt dat er in de nieuwe organisatie onvervulde functies zijn, vervolgens bezien of de herplaatsingskandidaten daarop kunnen worden geplaatst. De volgorde van plaatsing voor herplaatsingskandidaten geschiedt dan met inachtneming van het volgende:
a. de functie is passend voor betrokkene;
b. een horizontale plaatsing gaat vóór een verticale plaatsing;
c. een verticaal positieve plaatsing gaat voor een verticaal negatieve plaatsing;
d. bij een horizontale of een verticale positieve plaatsing is, indien de functie voor meerdere ambtenaren passend is, de geschiktheid van de ambtenaar bepalend, bij gelijke geschiktheid gaat de ambtenaar met het hoogste aantal jaren in politiedienst voor de ambtenaar met een lager aantal jaren in politiedienst.
2.6
In het Hoofdlijnenakkoord is verder afgesproken dat voor herplaatsingskandidaten als beleid wordt gevoerd dat horizontale plaatsingen op functies met overbezetting aanvaard worden en tot een grotere overbezetting mogen leiden. Dit is mogelijk tot een mate die om redenen van financiën en/of bedrijfsvoering in redelijkheid kan worden aanvaard. Voorts geldt dat om redenen van continuïteit er een voorkeur is voor herplaatsingen in het team waar het taakgebied van de uitgangspositie voor de overgang naar het LFNP terugkeert (het eigen team).
2.7
Het voorgaande betekent, voor zover thans van belang, dat bij het plaatsen van herplaatsingskandidaten horizontaal plaatsen in het eigen team (waar het taakgebied terugkomt), voor gaat op verticaal plaatsen in het eigen team (en ook voor gaat op horizontaal plaatsen in een ander team). Bij verticaal plaatsen (één schaalniveau hoger of lager) geldt dat in de betreffende functie formatieruimte moet zijn. Pas als blijkt dat er met inachtneming van deze regels geen mogelijkheden binnen het eigen team zijn, dan wordt gekeken naar mogelijkheden om in een ander team te plaatsen, waarbij wederom geldt dat horizontaal plaatsen voor gaat op verticaal plaatsen.
3. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij had moeten worden geplaatst als functievolger in de functie van Bedrijfsvoeringspecialist C, Informatie & Communicatietechnologie, Infrastructuur Ontwikkeling in het team Pre Development binnen het team Pre Development van de sector Ontwikkeling van de dienst ICT, omdat zijn feitelijke werkzaamheden vergelijkbaar of uitwisselbaar zijn met deze LFNP functie. Hij heeft in dit verband voornamelijk verwezen naar het advies van de BAC van 15 maart 2017.
4. De rechtbank stelt, onder verwijzing naar het verhandelde ter zitting, vast dat thans uitsluitend in geschil is of eisers korpsfunctie van Medewerker ICT Onderzoek vergelijkbaar of uitwisselbaar is met de LFNP-functie Bedrijfsvoeringspecialist C.
5.1
Verweerder heeft vastgesteld dat een tweetal elementen van de LFNP-functie Bedrijfsvoeringspecialist C niet voorkomen in eisers korpsfunctie Medewerker ICT Onderzoek, namelijk: 1. het bestrijken van het hele vakgebied en
2. zelfstandigheid bij het uitvoeren van taken.
5.2
Over punt 1 heeft verweerder toegelicht dat de kern van de LFNP-functie bestaat uit de twee dominante elementen: praktijk- en beleidsinzet en dat blijkens de niveau-indicatoren bepalend is dat de activiteiten en te behalen resultaten op een zelfstandige wijze op de volle breedte van het vakgebied/de specialisatie worden behaald. De praktijkinzet van de LFNP-functie Bedrijfsvoeringspecialist C wordt blijkens de ‘Activiteiten en resultaten’ van de functiebeschrijving gekenmerkt door organisatorische coördinatie. Dit houdt in het organiseren en aansturen van de uitvoering van vastgestelde plannen van aanpak waarin de specialisatie leidend is, zodat de uitvoering ervan efficiënt en effectief verloopt. Dit houdt mede in het – in afstemming met de leidinggevende – vertalen van de in het vastgestelde plan van aanpak benoemde collectieve activiteiten en resultaten naar individuele werkafspraken; het in dat kader voeren van voortgangsgesprekken en functioneringsgesprekken met betrekking tot de kwalitatief geleverde prestaties in relatie tot de gemaakte uitvoerings- en randvoorwaardelijke afspraken met de hem toegewezen mensen; het informeren van de leidinggevende ten behoeve van het maken van ontwikkelafspraken en beoordeling. Organisatorische coördinatie in deze vorm komt, volgens verweerder, niet voor in de functiebeschrijving van eisers korpsfunctie Medewerker ICT Onderzoek.
Ook het element beleidsinzet zoals uitgewerkt in de ‘Kern van de functie’ komt niet, dan wel onvoldoende tot uitdrukking in de korpsfunctiebeschrijving van Medewerker ICT Onderzoek. In de korpsfunctie wordt geen beleidsinzet aangetroffen zoals bedoeld in de LFNP-functie, bijvoorbeeld de regiepositie op implementatie (beleids)producten / organisatie van implementatie en het analyseren, monitoren en evalueren van beleid.
5.3
Over punt 2 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eisers korpsfunctie niet die mate van zelfstandigheid in de volle breedte van het vakgebied kent, zoals die is vastgesteld in de kern en niveau-indicatoren van de LFNP-functie Bedrijfsvoeringspecialist C. Dit uit zich in de korpsfunctiebeschrijving door woorden te gebruiken als “in samenwerking met”, “draagt bij “, “organiseert mede” en “participeert”. Hieruit blijkt dat de resultaten onder een vorm van begeleiding worden behaald. De naasthogere korpsfunctie van ICT Onderzoeker heeft wel de verantwoordelijkheid hiervoor.
5.4
De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee voldoende overtuigend heeft gemotiveerd dat uit de korpsfunctie-beschrijving van de functie van eiser blijkt dat de werkzaamheden niet het gehele vakgebied van de LFNP-functie bestrijken en dat de inhoudelijke verschillen in verantwoordelijkheid en zelfstandigheid te groot zijn om vast te stellen dat sprake is van een vergelijkbare of uitwisselbare functie. Eiser is dan ook terecht aangewezen als herplaatsingskandidaat.
5.5
Anders dan eiser kennelijk meent, is doorslaggevend bij de functievergelijking de formeel vastgestelde functieomschrijving van Medeweker ICT Onderzoeker en niet de (invulling van de) feitelijke werkzaamheden zoals hij deze ter zitting heeft toegelicht. Deze feitelijke invulling is niet doorslaggevend. Maatgevend is immers de vergelijking van de functiebeschrijvingen.
6. Het beroep is ongegrond. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. van Wezel, voorzitter, mr. J.A. van Schagen en mr. B.J. Zippelius, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H.M. Steigenga-Gerritsen, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 1 maart 2018
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.