ECLI:NL:RBGEL:2018:927

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 februari 2018
Publicatiedatum
1 maart 2018
Zaaknummer
05/740291-17 en 05/740003-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

Op 28 februari 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van poging tot doodslag en bedreiging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 8 juli 2017 in Nijmegen, waar de verdachte met een mes meerdere keren heeft gestoken naar [slachtoffer 1] en dreigende bewegingen heeft gemaakt richting [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een conflict in een horecagelegenheid, door de portier naar buiten is gewerkt, maar vervolgens terugkwam met een mes. Getuigen hebben verklaard dat de verdachte met het mes heeft gezwaaid en heeft gestoken, wat leidde tot verwondingen bij [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als betrouwbaar beoordeeld en heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs is voor de tenlastelegging. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en moet schadevergoeding betalen aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij [slachtoffer 1] € 1.649,95 en [slachtoffer 2] € 600,- aan immateriële schade heeft gevorderd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag en bedreiging, en heeft de verbeurdverklaring van het gebruikte mes gelast.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/740291-17 en 05/740003-18
Datum uitspraak : 28 februari 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats] , wonende te [adres]
raadsman: mr. G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 18 oktober 2017, 10 januari 2018 en 14 februari 2018.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
Poging tot het opzettelijk van het leven te beroven van [slachtoffer 1] dan wel een poging tot zwaar lichamelijk letsel toebrengen bij [slachtoffer 1] (parketnummer 05/740291-17)
Bedreiging van [slachtoffer 2] (parketnummer 05/740003-18);
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit met parketnummer 05/740291-17 en het tenlastegelegde feit met parketnummer 05/740003-18.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van parketnummer 05/740291-17 op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte ten aanzien van het primair tenlastegelegde feit opzet heeft gehad om [slachtoffer 1] van het leven te willen beroven. Er is immers geen bewijs dat verdachte [slachtoffer 1] potentieel fataal heeft verwond of heeft willen verwonden. De raadsman van verdachte stelt dat de verklaringen van [slachtoffer 2] en [getuige 1] onvoldoende betrouwbaar zijn om tot het bewijs te kunnen dienen. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegd feit merkt de raadsman van verdachte op dat niet kan worden bewezen dat [slachtoffer 1] in of rondom zijn borst is gestoken of is geprikt. De raadsman van verdachte verzoekt om verdachte van het primair en het subsidiair tenlastegelegde feit vrij te spreken.
Ten aanzien van parketnummer 05/740003-18 is de raadsman van verdachte van mening dat de aangifte van [slachtoffer 2] niet zou mogen worden gebruikt voor het bewijs, omdat zijn verklaring te onbetrouwbaar is gelet op de verschillen met de overige getuigenverklaringen en de camerabeelden. Bovendien heeft [slachtoffer 2] geen aangifte van bedreiging gedaan, noch heeft hij in zijn verklaring gesproken over het feit dat hij zich bedreigd voelde of heeft gevoeld. Om die reden dient vrijspraak te volgen wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 8 juli 2017 bij [plaats] was te Nijmegen. Hij had die avond een wit T-shirt en een witte broek aan. [3]
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 8 juli 2017 werkzaam was als portier bij [plaats] . Binnen bij de bar bij de uitgang was er een conflict tussen twee mannen. Eén van de mannen had een wit T-shirt en een witte broek aan. Aangever heeft vervolgens de man met de witte kleren gepakt en naar buiten gewerkt. De man probeerde steeds weer naar binnen te komen. Aangever heeft de man een harde duw naar achteren gegeven waardoor de man een stuk naar achteren ging. De man kwam met versnelde pas in de richting van aangever lopen. Hij maakte zwaaiende bewegingen. De man maakte meermalen slaande bewegingen richting aangever en zijn zoon, [slachtoffer 2] . De zoon van aangever zei tegen aangever dat de man een mes had. Aangever heeft toen een barkkruk gepakt en voor zich gehouden. De man is vervolgens weggelopen. Aangever kwam erachter dat hij een snee in zijn linkerarm had en dat hij een gat in zijn T-shirt had ter hoogte van zijn borst. [4]
De getuige [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 8 juli 2017 werkzaam was in [plaats] . Hij hoorde over de portofoon dat er ruzie was. [slachtoffer 2] heeft de man samen met aangever, [slachtoffer 1] , naar buiten begeleid omdat deze betrokken was geweest bij een ruzie.
[slachtoffer 2] zag dat de man weer terug naar binnen wilde en dat aangever hem naar buiten duwde verder de straat op. [slachtoffer 2] zag dat de man uit zijn broeksband ter hoogte van zijn ballen een mes tevoorschijn trok. Hij hield het mes in zijn rechter hand. De man hield het mes boven zijn hoofd, zodat het lemmet naar beneden stak. [slachtoffer 2] zag dat de man met kracht het mes naar beneden stak op de borst van aangever. De man deed dat daarna nog een keer, waarna hij in de arm van aangever stak. De man was heel wild met het mes om zich heen aan het slaan. De man kwam ook op [slachtoffer 2] af. [slachtoffer 2] stond in het hoekje van het halletje. De man hield het mes weer boven zijn hoofd en een maakte stekende beweging naar beneden. [slachtoffer 2] kon het mes nog maar net ontwijken door naar links te leunen. De man heeft meerdere malen geprobeerd [slachtoffer 2] te raken met het mes. [5]
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 8 juli 2017 een bezoeker was in [plaats] . Hij zag dat een jongen met een versnelde pas richting de voordeur van [plaats] kwam. [getuige 1] stond op dat moment één meter van de voordeur vandaan. Hij zag dat de jongen bovenhands stak met een mes in de buik van [slachtoffer 1] . Het mes was ongeveer 25 cm lang. Het was een zwart heft en een zilveren lemmet. Na het steken liep de jongen weg. [6]
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij 8 juli 2017 in [plaats] was. In [plaats] zag hij [verdachte] , althans zo noemt hij hem. Dat is een Marokkaan waar hij een half jaar geleden woorden mee heeft gehad in [plaats] . [verdachte] stond inmiddels in het halletje. [getuige 2] zag hem een slaande bewegingen maken richting [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . [getuige 2] zag dat [verdachte] iets in zijn hand had. Later zag dat [slachtoffer 1] bloedde aan zijn arm, direct na de slaande bewegingen van [verdachte] . Opeens gooide [verdachte] een voorwerp het café in en ging hij naar buiten. [7]
De getuige [getuige 3] heeft verklaard hij op 8 juli 2018 werkzaam was bij de garderobe in [plaats] . [getuige 3] zag dat de man met de lichte trui door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar buiten werd gewerkt. De man trachtte diverse malen weer naar binnen te gaan. Hij was door het dolle heen en hij had een waas voor zijn ogen. Hij maakte ook slaande bewegingen richting
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Een en ander speelde zich op ongeveer 1,5 – 2 meter van hem vandaan af. De laatste keer dat de man naar binnen probeerde te komen zag [getuige 3] dat de man een voorwerp in zijn hand had waar hij stekende en zwaaiende bewegingen mee maakte in de richting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . [getuige 3] zag dat [slachtoffer 2] met zijn rug tegen de muur stond en geen kant uit kon om die man te ontwijken. Toen zag [getuige 3] ineens bloed aan de arm van [slachtoffer 1] . In de hoek bij de bar zag [getuige 3] tijdens het opruimen een mes liggen. [8]
De getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij de eigenaar was van de eettent tegenover [plaats] . [getuige 4] had een incident in juli 2017 gezien. Een man in witte kleren werd door [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] naar buiten gewerkt. [getuige 4] stond voor zijn zaak. De man haalde een voorwerp uit zijn zak en maakte een zwaaiende beweging richting [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . [getuige 4] zag zijn armen bewegen. [getuige 4] zag de man naar binnen gaan terwijl zijn rechterarm een zwaaiende beweging maakte. Ook heeft [getuige 4] gezien dat net voordat de man naar buiten werd gewerkt hij iets naar binnen gooide. [9]
Op 8 juli 2017 is contact met de politie opgenomen omdat er een mes op de grond in [plaats] was aangetroffen. Het mes is middels met de daarvoor bestemde koker veiliggesteld. [10] Het mes is door het NFI onderzocht. Uit het DNA-onderzoek komt naar voren dat de sporen met SIN [X 1] #01 en SIN [X 2] #01 afkomstig kan zijn van verdachte (de matchkans met een willekeurige persoon is kleiner één op één miljard) met DNA-nevenkenmerken van [slachtoffer 1] . [11]
Ten aanzien van parketnummer 05/740291-17:
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Gelet op het voorgaande in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank wettig en overtuigend dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit, poging tot doodslag. Hierbij gaat de rechtbank uit van de aangiften van [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] en de getuigenverklaringen die zijn afgelegd. Nu deze in grote lijnen overeenkomen, heeft de rechtbank geen reden om aan deze verklaringen te twijfelen. De verklaringen worden dan ook voor het bewijs gebezigd.
Uit voornoemde verklaringen komt naar voren dat meerdere getuigen hebben gezien dat verdachte uit [plaats] werd gezet en weer naar binnen wilde. Op enig moment had verdachte een voorwerp in zijn handen. [slachtoffer 2] en [getuige 1] hebben gezien dat het een mes was. Met het mes heeft verdachte zwaaiende en stekende bewegingen gemaakt richting [slachtoffer 1] en is
twee maal gestoken. Eénmaal in zijn arm en éénmaal ten hoogte van zijn borst, er zat namelijk een gat in het T-shirt van [slachtoffer 1] . Vervolgens hebben [getuige 2] en [getuige 4] verklaard dat verdachte iets naar binnen heeft gegooid. In [plaats] is een mes gevonden, waarop niet alleen het DNA van [slachtoffer 1] maar ook het DNA van verdachte is aangetroffen.
Het opzet op de dood.
Vast staat dat verdachte met een mes, bovenhands, stekende en zwaaiende bewegingen rondom de borst en arm van [slachtoffer 1] heeft gemaakt. Gezien de handelwijze van de verdachte, gelet op de uiterlijke verschijningsvormen, waren zijn handelingen zo zeer gericht op het doden van [slachtoffer 1] , dat daaruit het opzet op dat gevolg van verdachte blijkt. Dat dit gevolg bij
niet is ingetreden, is buiten het handelen van de verdachte gelegen, maar is voorkomen door het dragen van een steekwerend vest. Door zijn handelen had verdachte vitale organen kunnen raken waardoor [slachtoffer 1] had kunnen komen te overlijden.
Ten aanzien van parketnummer 05/740003-18:
Gelet op het voorstaande in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich met een mes richting [slachtoffer 2] heeft begeven en dat hij stekende bewegingen richting [slachtoffer 2] heeft gemaakt, waardoor een dreigende situatie is ontstaan. Niet alleen gaat de rechtbank uit van de verklaring van [slachtoffer 2] maar ook van de verschillende getuigenverklaringen. Over de betrouwbaarheid van de genoemde verklaringen heeft de rechtbank zich hierboven al uitgelaten.
Dat [slachtoffer 2] geen aangifte van bedreiging heeft gedaan en niet expliciet heeft verklaard dat hij zich bedreigd heeft gevoeld, maakt dat naar oordeel van de rechtbank niet anders. Door in een dergelijke situatie, in een hoekje van een halletje – een benauwde situatie – te staan, terwijl iemand op een dusdanige manier met een mes stekende bewegingen maakt, die nog maar net kunnen worden ontweken, is er naar objectieve maatstaven sprake van een situatie waarbij de vrees kan ontstaan dat iemand het leven laat.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/740291-17 primair:
hij op
of omstreeks8 juli 2017 in de gemeente Nijmegen,
althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, die Janssen met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp, één ofmeermalen in en/of rondom zijn borst,
althans in zijn (boven)lichaamen
/ofin zijn (linker)arm, heeft gestoken
en/of geprikt en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
Ten aanzien van parketnummer 05/740003-18:
hij op
of omstreeks8 juli 2017 te Nijmegen, gemeente Nijmegen,
in elk geval in Nederland,[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend :
- met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp,in zijn hand, zich (lopend) in de richting van die [slachtoffer 2] begeven en
/of
- met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp, één ofmeerdere
stekende en/of hakkende en/of prikkendebeweging
(en
)in de richting van die [slachtoffer 2] gemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/740291-17 primair:
Poging tot doodslag
Ten aanzien van parketnummer 05/740003-18:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld – mocht er tot een bewezenverklaring worden gekomen – dat er sprake is van lichte verwondingen en geen medisch ingrijpen. Verdachte heeft al 6 maanden in voorlopige hechtenis doorgebracht en is bereid om reclasseringstoezicht te ondergaan. Ook zou een horecaverbod en meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek tot de bijzondere voorwaarden kunnen behoren die aan een voorwaardelijk strafdeel worden verbonden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 24 januari 2018;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 12 september 2017.
Verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven. Nadat hij uit [plaats] was gezet, nam verdachte daar geen genoegen mee en ging verhaal halen. Verdachte heeft [slachtoffer 1] met een mes gestoken en [slachtoffer 2] met een mes bedreigd. Doordat [slachtoffer 1] een steekwerend vest heeft gedragen is het letsel beperkt gebleven, maar dat is niet aan verdachte te danken. Het hoeft geen betoog dat dergelijke feiten een groot gevoel van onveiligheid bij de slachtoffers hebben veroorzaakt. Daarnaast zijn veel omstanders getuigen geweest van dit incident. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk.
Vervolgens houdt de rechtbank er ook rekening mee dat verdachte, na zich volgens getuigen hinderlijk te hebben gedragen, door [slachtoffer 1] hardhandig naar buiten is gewerkt.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat de verdachte blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 januari 2018 niet recentelijk voor geweldsmisdrijven is veroordeeld.
Blijkens het rapport over de verdachte opgemaakt door de reclassering, gedateerd 12 september 2017, is verdachte een arbeidsongeschikte man, zonder structurele dagbesteding, met schulden inclusief bewindvoerder. Hij lijkt geen positief of steunend sociaal netwerk te hebben. Tevens is het contact met familie beperkt. Er is onduidelijkheid over het emotioneel welzijn van verdachte en het al dan niet bestaan van psychische problemen. Er zijn geen concrete aanwijzingen van problematisch middelengebruik, wel bestaan er twijfels over de eerlijkheid van verdachte gezien het feit dat hij veel ontkent aangaande wat er ooit over hem is gerapporteerd. Hij lijkt een positief beeld van zichzelf neer te willen zetten, waarbij bij neigt naar sociaal wenselijke antwoorden, maar ook discussies met stemverheffing aangaat. en het moeilijk los kunnen laten hiervan. Mocht verdachte schuldig worden bevonden dan heeft hij bewust gekozen dit gedrag te ontkennen. Hierdoor worden er door de reclassering geen mogelijkheden voor gedragsbeïnvloeding gezien. De reclassering ziet geen meerwaarde in verplicht reclasseringscontact en onthoudt zich van advies over een sanctie.
Op grond van het voorstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van dertig maanden passend en geboden. De rechtbank wijkt af van de eis van de officier van justitie omdat de rechtbank meer rekening houdt met de feiten en omstandigheden en de persoon van verdachte. Gelet op het advies van de reclassering acht de rechtbank een deels voorwaardelijke straf met daaraan bijzondere voorwaarden verbonden geen meerwaarde hebben.
Over het beslag
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, volgens opgave van verdachte toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met betrekking tot welke het onder parketnummer 05/740291-17 bewezenverklaarde is begaan, te weten: een mes, 19 cm, met zwart heft (beslagnummer 1489326).
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerpen aan de veroordeelde, te weten: een witte broek (beslagnummer 1489548) en een witte poloshirt (beslagnummer 1489551).
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de bewezenverklaarde feiten.
Door de benadeelde partij [slachtoffer 1] wordt (ten aanzien van parketnummer 05/740291-17) een bedrag gevorderd van € 10.796,60 aan materiele schade en € 5.000,- aan immateriële schade. Het totaal gevorderde bedrag bedraagt € 15.796,60, met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. Ter terechtzitting is de schadepost met betrekking tot het steekwerend vest ingetrokken, het totaal gevorderde bedrag van de vordering bedraagt nu
€ 15.305,30.
Door de benadeelde partij [slachtoffer 2] wordt (ten aanzien van parketnummer 05/740003-18) een bedrag gevorderd van € 600,- immateriële schade met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] op het standpunt gesteld dat de schadeposten met betrekking tot de kleding voldoende zijn onderbouwd. De kosten voor extra beveiliging zijn onvoldoende onderbouwd, niet is gebleken dat de benadeelde partij niet in staat was om deze werkzaamheden uit te voeren. Ten aanzien van de immateriële schade vraagt de officier van justitie de schade te schatten op een bedrag van € 2.500,-.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] is de officier van justitie van mening dat deze vordering kan worden toegewezen.
De officier van justitie verzoekt om beide vorderingen te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] op het standpunt gesteld dat de kosten ten aanzien van de broek en het shirt kunnen worden toegewezen, maar niet ten aanzien van de trui. De kosten voor wat betreft de beveiliging dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard nu deze onvoldoende zijn onderbouwd. Voor wat betreft de immateriële schade is de hoogte afhankelijk van de bewezenverklaring, maar uit de verklaring van de getuige El Azmani blijkt niet dat [slachtoffer 1] bang is uitgevallen. Daar dient bij de hoogte van het bedrag rekening te worden gehouden.
De verdediging heeft zich – wanneer tot een bewezenverklaring wordt gekomen – ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De materiële schadeposten die zien op het shirt, € 50,- en de broek, € 99,95, voor een totaalbedrag van € 149,95 worden toegewezen.
De kosten voor het inhuren van beveiligers zijn onvoldoende onderbouwd. Om die reden wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard voor dit deel van de vordering.
Ten aanzien van de immateriële schade zal de rechtbank gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en het bedrag schatten op bedrag van € 1.500,00. Voor het overige deel van de immateriële schade zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
Van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] wordt dus een totaalbedrag van € 1.649,95 toegewezen.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 8 juli 2017.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Nu de verdediging zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank zal het gevorderde bedrag aan immateriële schade van € 600,- worden toegewezen.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 8 juli 2017.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van de genoemde benadeelde partijen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 57, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voor het beslag:
  • verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een mes, 19 cm, met zwart heft (beslagnummer 1489326);
  • gelast de

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van parketnummer 05/740291-17 tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van parketnummer 05/740003-18 tot betaling van
  • legt aan veroordeelde de
Dit vonnis is gewezen door mr. H.P.M. Kester (voorzitter), mr. J.J.H. van Laethem en mr. J.H. Steverink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 februari 2018.
BIJLAGE 1
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/740291-17:
hij op of omstreeks 8 juli 2017 in de gemeente Nijmegen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, die Janssen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, één of meermalen in en/of rondom zijn borst, althans in zijn (boven)lichaam en/of in zijn (linker)arm, heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 8 juli 2017 in de gemeente Nijmegen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die Janssen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, één of meermalen in en/of rondom zijn borst, althans in zijn (boven)lichaam
en/of in zijn (linker)arm, heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van parketnummer 05/740003-18:
hij op of omstreeks 8 juli 2017 te Nijmegen, gemeente Nijmegen, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend:
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn hand, zich (lopend) in de richting van die [slachtoffer 2] begeven en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, één of meerdere stekende en/of hakkende en/of prikkende beweging(en) in de richting van die [slachtoffer 2] gemaakt;

Voetnoten

1.De volledige tenlastelegging is in bijlage I opgenomen.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, basisteam Nijmegen-Noord, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2017390274, gesloten op 22 augustus 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 februari 2018.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , ZD-0011-ZD0012.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , ZD-0025-ZD-0026.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige van [getuige 1] , ZD-0033.
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , ZD0038-ZD0039.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , ZD-0041-ZD0042 alsmede het proces-verbaal getuigenverhoor [getuige 3] kabinet rechter-commissaris, d.d. 7 februari 201.
9.Het proces-verbaal getuigenverhoor van [getuige 4] kabinet rechter-commissaris, d.d. 13 februari 2018.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, ZD-0085.
11.Een schriftelijk bescheid, te weten het rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een steekincident in Nijmegen op 8 juli 2017, van het NFI, d.d. 25 oktober 2017.