In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 10 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkgever (eiseres) en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) over de toekenning van een IVA-uitkering aan een ex-werkneemster. De ex-werkneemster ontvangt momenteel een WGA-uitkering, gebaseerd op 80-100% arbeidsongeschiktheid. De werkgever stelt dat de arbeidsongeschiktheid van de ex-werkneemster duurzaam is, omdat het vermijden van behandeling deel uitmaakt van haar ziektebeeld. De rechtbank oordeelt echter dat er voldoende behandelmogelijkheden zijn die kunnen leiden tot verbetering van de belastbaarheid van de ex-werkneemster. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een progressief of stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden, en dat verbetering van de situatie te verwachten is.
Het proces begon met een besluit van verweerder op 4 november 2016, waarin werd vastgesteld dat de uitkering van de ex-werkneemster niet gewijzigd zou worden. Dit besluit werd bevestigd in een later besluit op 13 april 2017, waartegen de werkgever beroep instelde. Tijdens de zitting op 8 december 2017 was de werkgever niet aanwezig, maar verweerder was vertegenwoordigd. De rechtbank heeft de feiten vastgesteld, waaronder de ziektegeschiedenis van de ex-werkneemster, die zich op 16 november 2010 ziek meldde vanwege psychische klachten.
De rechtbank heeft de argumenten van de werkgever beoordeeld, waaronder de claim dat de ex-werkneemster niet onder behandeling wil gaan, en dat dit een indicatie is van duurzame arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er behandelingen zijn die de belastbaarheid kunnen verbeteren, en dat de ex-werkneemster niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet WIA. De rechtbank heeft het beroep van de werkgever ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.