ECLI:NL:RBGEL:2018:864

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 februari 2018
Publicatiedatum
26 februari 2018
Zaaknummer
05/820123-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met ernstig letsel door onoplettend rijgedrag op de A18 te Wehl

Op 17 november 2016 vond er een ernstig verkeersongeval plaats op de A18 te Wehl, gemeente Doetinchem, waarbij een 83-jarige man en een 81-jarige vrouw gewond raakten. De verdachte, bestuurder van een Honda Civic, botste met hoge snelheid achterop een langzamer rijdende Suzuki Vitara. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet adequaat had geanticipeerd op de verkeerssituatie en de weersomstandigheden. De rechtbank constateerde dat de verdachte oprecht schuldbewust was en lering had getrokken uit zijn onvoorzichtige rijgedrag. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 90 uren en een deels voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. De slachtoffers hebben door het ongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen, wat hun leven dramatisch heeft veranderd. De rechtbank benadrukte de ernst van de gevolgen van het ongeval en de noodzaak voor verkeersdeelnemers om alert te zijn, vooral onder slechte weersomstandigheden. De verdachte werd schuldig bevonden aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij hij de verkeersveiligheid in gevaar had gebracht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/820123-16
Datum uitspraak : 26 februari 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
raadsman mr. R. Stam, advocaat te Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
12 februari 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 november 2016 te Wehl in de gemeente Doetinchem, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), komende uit de richting Didam en/of gaande in de richting
Doetinchem, daarmee rijdende op de weg, de A18,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
heeft gereden met een grotere snelheid, dan de aldaar voor hem, verdachte,
geldende maximum snelheid van 130 kilometer per uur, althans een te hoge
snelheid gelet op de situatie en/of weersomstandigheden aldaar en/of
heeft hij verdachte niet of in onvoldoende mate gelet en/of blijven letten op
het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg (A18) en/of
heeft hij, verdachte in strijd met het gestelde in artikel 19 van het
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van dat door hem,
verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet zodanig geregeld dat hij,
verdachte in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te
brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (A18) kon overzien
en waarover deze vrij was en/of
is hij, verdachte met die snelheid, althans nagenoeg die snelheid gebotst
tegen, althans in aanrijding gekomen met een voor hem, verdachte uit op die
weg (A18)langzamer rijdend ander motorrijtuig (personenauto),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander/en (genaamd [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 17 november 2016 te Wehl in de gemeente Doetinchem, als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Didam
en/of gaande in de richting Doetinchem, daarmee op de weg, de A18 heeft
gereden met een grotere snelheid, dan de aldaar voor hem, verdachte, geldende
maximum snelheid van 130 kilometer per uur, althans met een te hoge snelheid
gelet op de situatie en/of weersomstandigheden aldaar en/of
is hij, verdachte met die snelheid, althans nagenoeg die snelheid gebotst
tegen, althans in aanrijding gekomen met een voor hem, verdachte uit op die
weg (A18)langzamer rijdend ander motorrijtuig (personenauto),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 17 november 2016 heeft er op de A18 - toegestane maximum snelheid 130 km per uur - te Wehl, gemeente Doetinchem, een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij een personenauto Honda Civic en personenauto Suzuki Vitara waren betrokken. In verband met dit ongeval is [verdachte] , zijnde de bestuurder van de Honda Civic, als verdachte aangemerkt. Twee passagiers van de Suzuki Vitara, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , hebben bij het ongeval ernstig letsel opgelopen en worden overgebracht naar het ziekenhuis. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde, te weten aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht aan de hand van zijn schriftelijk requisitoir.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. Ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet, heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ter terechtzitting heeft de raadsman het standpunt van de verdediging toegelicht aan de hand van zijn schriftelijke aantekeningen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het tenlastegelegde uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Uit de bevindingen van de Verkeers Ongevallen Analyse komt naar voren dat de beide betrokken bestuurders voorafgaande aan het ongeval met hun voertuig over rijstrook 2
van de A18, komende uit de richting van Didam en gaande in de richting van Doetinchem, reden. De bestuurder van de Honda botste met de voorzijde van zijn voertuig tegen
de achterzijde van de Suzuki. Hierbij schoof de Honda met de voorzijde onder de achterzijde van de Suzuki. Na de botsing raakten beiden bestuurders met hun voertuig in een ongecontroleerde slip en eindigden beiden in de naast gelegen droge sloot. Twee inzittenden van de Suzuki raakten bij dit ongeval gewond. [3]
Verdachte heeft met betrekking tot het ongeval verklaard dat hij vanuit richting Didam kwam naar de autosnelweg A18. Hij reed de autosnelweg op richting Doetinchem. Hij reed op de rechter rijstrook met een snelheid van ongeveer 130 a 140 km per uur. Hij heeft de auto waarmee hij de aanrijding had, over het hoofd gezien. Hij is bekend met (het traject op) de autosnelweg A18, hij rijdt er elke dag. Het ongeval vond plaats op de rechter rijstrook. Hij heeft de andere auto over het hoofd gezien. Hij heeft de andere auto aan de achterzijde geraakt. [4]
De bestuurder van de Suzuki Vitara heeft verklaard dat hij op die avond op de A18 ter hoogte van Wehl, gaande richting Doetinchem reed. Op de bijrijdersstoel zat [slachtoffer 1] en links achterin zat [slachtoffer 2] . Hij reed hij ongeveer 95 km per uur. Hij reed op de rechterbaan. Hij zag in de achteruitkijkspiegel de koplampen van een auto naderen. Die auto reed sneller dan hij en hij zat te wachten dat deze auto hem ging in halen, maar dat gebeurde niet. Hij voelde en hoorde ineens een harde klap en werd gelanceerd, de auto raakte uit controle. Hij weet verder alleen nog dat ze tot stilstand zijn gekomen in een droogstaande sloot naast de A18. [5]
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij die avond op de A18 reed ter hoogte van Didam, rijdende in de richting van Doetinchem. Hij reed met een snelheid van ongeveer 130 km per uur. Hij werd ingehaald door een witte auto. Vervolgens zag hij dat verderop brokstukken op de weg lagen. Hij zag dat er twee voertuigen in de greppel lagen. Hij zag dat de witte auto die hem had ingehaald, bij het ongeval betrokken was. Hij hoort de bestuurder van de witte auto zeggen: "Ik heb ze niet gezien”. [6]
Het slachtoffer [slachtoffer 1] kan zich de aanrijding zelf niet herinneren, alleen een denderende klap, gekraak en dat hij bekneld zat. De gevolgen zijn aanzienlijk geweest. Hij is per ambulance naar het Radboud Ziekenhuis in Nijmegen vervoerd. Gedeeltelijke dwarslaesie. Hoofd ingesnoerd, bewegingen waren te riskant, veel pijn in rug en ledematen. Beweging was nauwelijks mogelijk. Hij moest opnieuw leren lopen. Na drie weken overgeplaatst Revalidatiekliniek Sint Maarten in Nijmegen. Intensieve fysio- en ergotherapie. Momenteel na drie maanden Maartenskliniek kan hij zij het met veel strubbelingen, zelfstandig uit- en aankleden, achter de rollator kan hij enige honderden meters lopen. Met behulp van een stok kan hij zelfstandig een korte afstand lopen en dat geldt ook voor het fietsen met een aangepaste fiets. Het gevoel in zijn vingers, handen en armen zal nooit meer optimaal terugkomen. Ook zijn vrouw wordt dagelijks herinnerd aan het ongeval. Zij is afhankelijk van een rollator, kan niet meer fietsen, pijn kneuzingen is dagelijks voelbaar. [7]
Het andere slachtoffer [slachtoffer 2] is op 30 augustus 2017 telefonisch door de politie gehoord. Na het ongeluk bleek zij vier ingezakte borstwervels te hebben, kneuzingen van wervels en ribben. Dit veroorzaakte heftige rugpijn gedurende enkele maanden. Ook op dat moment nog was het zitten op een stoel of bank vanwege de pijnlijke plek in de rug problematisch. Het is moeilijk om langere tijd te staan. Voor het lopen buitenshuis heeft zij een rollator moeten aanschaffen. [8]
Door de huisarts is een medische verklaring opgemaakt met betrekking tot [slachtoffer 2] voornoemd. Deze verklaring houdt in dat er een vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel is. Betrokkene heeft sinds het ongeval pijn en instabiliteitsklachten van de bovenrug. Op foto 4 osteoporotische wervelinzakkingen. Dit verklaart de klachten. [9]
De rechtbank komt op basis van voormelde bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. Uit de bewijsmiddelen kan – anders dat de raadsman stelt – niet anders volgen dan dat verdachte gedurende langere tijd onoplettend en onachtzaam moet zijn geweest, nu hij de voor hem rijdende auto en het verschil in snelheid tussen hem en de andere auto totaal niet heeft opgemerkt. In de gegeven omstandigheden – verdachte zegt zelf dat sprake was van duister en regenachtig weer – dient een bestuurder extra alert te zijn op de verkeerssituatie om hem heen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks17 november 2016 te Wehl in de gemeente Doetinchem, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), komende uit de richting Didam en
/ofgaande in de richting
Doetinchem, daarmee rijdende op de weg, de A18,
zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
heeft gereden met
een grotere snelheid, dan de aldaar voor hem, verdachte,
geldende maximum snelheid van 130 kilometer per uur, althanseen te hoge
snelheid gelet op de
situatie en/ofweersomstandigheden aldaar en
/of
heeft hij, verdachte, niet
of in onvoldoende mategelet en
/ofis niet blijven letten op
het direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg (A18) en
/of
heeft hij, verdachte, in strijd met het gestelde in artikel 19 van het
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van dat door hem,
verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet zodanig geregeld dat hij,
verdachte, in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te
brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg (A18) kon overzien
en waarover deze vrij was en
/of
is hij, verdachte, met die snelheid
, althans nagenoeg die snelheid gebotst
tegen, althansin aanrijding gekomen met een voor hem, verdachte, uit op die
weg (A18) langzamer rijdend ander motorrijtuig (personenauto),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander
/en (genaamd [slachtoffer 1]
en
/of[slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 90 uren subsidiair 45 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden met aftrek van de tijd dat het rijbewijze ingevorderd is geweest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat voor het geval er een veroordeling mocht volgen, verdachte verzoekt om de ontzegging van de rijbevoegdheid deels voorwaardelijk op te leggen. Verdachte is voor zijn werk afhankelijk van zijn rijbewijs, gelet op het feit dat verdachte woonachtig is te Hengelo en werkzaam is in Didam. Verdachte trekt zich de gevolgen die het ongeval heeft gehad voor de inzittenden van de andere auto bijzonder aan.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 25 januari 2018.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen
dat verdachte op 17 november 2016 in Doetinchem een verkeersongeval heeft veroorzaakt, ten gevolge waarvan twee inzittenden van de andere auto (zwaar) lichamelijk letsel hebben opgelopen met een lange herstelperiode. Verdachte heeft niet geanticipeerd op de verkeerssituatie en weersomstandigheden waarin hij zich bevond. Hij heeft de voor hem rijdende auto niet opgemerkt, terwijl juist op een autosnelweg waarbij mensen met wisselende snelheden rijden en voortdurende alertheid is vereist.
Het ongeval heeft grote gevolgen gehad voor de slachtoffers, 83 en 81 jaar oud. Hun leven is door het ongeval op dramatische wijze veranderd, ten gevolge van de beperkingen die resteren.
In het voordeel van verdachte weegt mee dat hij niet eerder voor verkeersdelicten met justitie in aanraking is gekomen. Ook heeft hij zich schuldbewust opgesteld en hij realiseert zich naar de indruk van de rechtbank heel goed welke gigantische omwenteling zijn onoplettend en onvoorzichtig rijgedrag in het leven van de slachtoffers tot gevolg heeft gehad.
De rechtbank acht, mede gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS en de gevolgen die het ongeval voor de slachtoffers heeft gehad, een taakstraf zoals door de officier van justitie gevorderd op zijn plaats. Daarnaast acht de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid als strafmodaliteit zonder meer passend, maar in dit geval zal de rechtbank het merendeel van deze bijkomende straf voorwaardelijk opleggen. Niettemin vindt de rechtbank dat verdachte, ook al is het maar kort, even nog aan den lijve moet ondervinden wat de waarde van een rijbewijs kan zijn. Daarbij speelt een rol dat verdachte naar de indruk van de rechtbank oprecht schuldbewust is en lering heeft getrokken uit hetgeen hij heeft veroorzaakt. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe om verdachte in te scherpen dat hij dat zich bewust moet blijven van de verantwoordelijkheden die hij als verkeersdeelnemer heeft.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
taakstrafgedurende
90 (negentig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 45 dagen;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het
bewezen verklaardede
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
6 (zes) manden;
 bepaalt, dat
een gedeeltevan deze bijkomende straf
groot 5 (vijf) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
 bepaalt, dat de
tijd, gedurende welke het rijbewijsvan de veroordeelde ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden,
ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf
geheel in minderingzal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kleinrensink, voorzitter, mr. T.C. Henniphof en mr. I.C.E. Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van L.E.M. van Bun, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 februari 2018.
Mr. Draisma voornoemd is buiten staat mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, doorgenummerde dossierpagina 2, 3 en 4
3.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, doorgenummerde dossierpagina 23
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina 39, 40 en 41
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , doorgenummerde dossierpagina 47
6.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , doorgenummerde dossierpagina 49
7.Proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer 1] , doorgenummerde dossierpagina 53 en 54
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , proces-verbaal nummer PL0600-2016565309-16
9.Geneeskundige verklaring gedateerd 5 september 2017