Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.vennootschap onder firma [gedaagde sub 1],
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
Rechtbank Gelderland
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Gelderland, stond de civiele aansprakelijkheid van een strafrechtelijk veroordeelde gewoonteopzetheler centraal. De eiser, de Stichting Verzekeringsbureau Voertuigcriminaliteit (VbV), vorderde schadevergoeding van de gedaagden, waaronder een vennootschap onder firma en twee natuurlijke personen, voor schade die was ontstaan door de heling van gestolen voertuigen. De rechtbank had eerder tussenvonnissen gewezen waarin de vorderingen waren geschorst en de eiser was opgedragen bewijs te leveren van de betalingen van verzekeringspenningen. In het vonnis van 14 februari 2018 oordeelde de rechtbank dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor de betalingen die zij had gesteld te hebben gedaan. De rechtbank wees de vordering af voor een aantal auto’s die waren geheeld toen een van de gedaagden minderjarig was. Uiteindelijk werd de gedaagde sub 3 aansprakelijk gesteld voor de schade van 33 auto’s, en de vennootschap onder firma werd hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade van de overige auto’s. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, ondanks het verzoek van gedaagde sub 3 om dit niet te doen, en compenseerde de proceskosten tussen de partijen. De zaak tegen gedaagde sub 2 werd geschorst en naar de parkeerrol verwezen.