In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil over nadeelcompensatie als gevolg van waardevermindering van een bedrijfspand door het tracébesluit van de Rijksweg 31 in Leeuwarden. Eiseres, een eigenaar van het bedrijfspand, had in 2016 een schadevergoeding van € 463.440 toegekend gekregen, maar na bezwaar werd dit bedrag verhoogd naar € 497.450. Eiseres ging echter in beroep tegen deze beslissing, omdat zij vond dat de berekeningswijze van de waardedaling onjuist was aangepast door verweerder, de minister van Infrastructuur en Waterstaat.
De rechtbank oordeelde dat voor een juiste schadevergoeding zowel een correcte taxatie van de waarde van het pand als een juiste berekening van de waardedaling noodzakelijk zijn. De rechtbank stelde vast dat de berekeningswijze van de waardevermindering door de taxateur De Waard, die door verweerder was ingeschakeld, niet in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht. Eiseres had betoogd dat de eerdere taxatie door Bruining niet had moeten worden verworpen, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder terecht twijfels had over deze taxatie en de berekening door De Waard had mogen volgen.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de beslissing op bezwaar, voor zover deze de hoogte van de schadevergoeding betrof, vernietigd moest worden. De rechtbank stelde de schadevergoeding vast op € 497.700, en verweerder werd veroordeeld in de proceskosten van eiseres. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet in een nadeliger positie was gekomen door de beslissing van verweerder, aangezien de schadevergoeding was verhoogd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.