Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 5 januari 2018;
- het schriftelijke verweer van de rechter van 18 januari 2018.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak hebben verzoekers een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. W.H. van Empel, rechter bij de Rechtbank Gelderland, in een civiele procedure tussen Stichting Woonstede en verzoekers. Het wrakingsverzoek is ingediend op 5 januari 2018, terwijl de laatste proceshandeling in de civiele zaak op 29 november 2017 heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekers vanaf begin december 2017 op de hoogte waren van de feiten en omstandigheden die aan het wrakingsverzoek ten grondslag lagen. Verzoekers hebben verklaard dat zij zich eerst wilden beraden op verdere juridische stappen en dat er enige tijd overheen ging door een tussentijdse vakantie en de feestdagen.
De rechtbank oordeelt dat het wrakingsverzoek te laat is ingediend en dat verzoekers geen bijzondere omstandigheden hebben aangevoerd die deze late indiening rechtvaardigen. Hierdoor zijn verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek tot wraking. De rechtbank wijst erop dat de klachten van verzoekers in wezen gericht zijn tegen de wijze waarop hun zaak door de rechter is behandeld en dat dergelijke procedurele beslissingen niet door middel van een wrakingsverzoek kunnen worden aangevochten. Dit kan alleen door een rechtsmiddel, zoals verzet of hoger beroep, tegen de beslissing aan te wenden. De rechtbank komt daarom niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de gronden van het wrakingsverzoek.
De beslissing is openbaar uitgesproken op 20 februari 2018 door de meervoudige wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.