ECLI:NL:RBGEL:2018:706

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 februari 2018
Publicatiedatum
16 februari 2018
Zaaknummer
05/740218-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man wegens ontuchtige handelingen in het bijzijn van een minderjarige

Op 16 februari 2018 heeft de Rechtbank Gelderland een man van 30 jaar veroordeeld voor het zich aftrekken in het bijzijn van een jong meisje, dat op dat moment 8 jaar oud was. De man was in het huis van de ouders van het slachtoffer voor werkzaamheden. De rechtbank legde hem een werkstraf op van 120 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk, en verplichtte hem tot het volgen van een behandeling om herhaling te voorkomen. Daarnaast moet hij een schadevergoeding van € 500,- betalen aan het slachtoffer. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de moeder van het slachtoffer, die op 8 maart 2017 melding deed van het incident. Tijdens de zitting op 2 februari 2018 werd het bewijs besproken, waaronder de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar was en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, namelijk het masturberen in het bijzijn van een minderjarige met ontuchtig oogmerk. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, vooral gezien de impact op het slachtoffer, en oordeelde dat een forse werkstraf passend was. De verdachte had eerder geen strafblad, maar de rechtbank hield rekening met zijn seksverslaving en de noodzaak van behandeling. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door de ouders van het slachtoffer, vorderde schadevergoeding, die door de rechtbank werd toegewezen tot een bedrag van € 500,-. De rechtbank legde ook voorwaarden op aan de verdachte, waaronder meldplicht bij de reclassering en voortzetting van zijn behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/740218-17
Datum uitspraak : 16 februari 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1987 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] .
Raadsvrouw: mr. P.W.E. Hoezen, advocaat te Winterswijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 2 februari 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 27 februari 2017 te Voorst, in ieder geval in Nederland, een persoon van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij de
leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk er toe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele
handelingen, immers heeft verdachte zijn penis ontbloot en gemasturbeerd in het bijzijn van
[slachtoffer] , geboortedatum [geboortedatum 2] 2008;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 27 februari 2017 te Voorst de eerbaarheid heeft geschonden door zich op een niet openbare plaats, te
weten in de woning gelegen aan de [adres 2] met ontbloot geslachtsdeel te
bevinden en/of te masturberen, terwijl een ander, te weten [slachtoffer] ,
daarbij haars ondanks tegenwoordig was.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Op 8 maart 2017 is namens [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) door haar moeder [naam 1] (hierna: aangeefster) aangifte gedaan van het feit dat verdachte in het huis van aangeefster zou hebben gemasturbeerd in het bijzijn van [slachtoffer] . [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft betoogd dat er kanttekeningen moeten worden geplaatst bij de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] , gezien haar leeftijd, het tijdsverloop tussen het ten laste gelegde feit en het verhoor van [slachtoffer] , haar loyaliteit naar haar ouders en de onbewuste beïnvloeding door haar ouders, met name ten aanzien van de vraag in welke ruimte verdachte zou hebben gemasturbeerd. De raadsvrouw heeft voorts betoogd dat er geen sprake is van “ontuchtig oogmerk” en “ertoe bewegen”, zoals is vereist voor een bewezenverklaring van artikel 248d van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Zij heeft vrijspraak bepleit voor het primair ten laste gelegde feit en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Op 27 februari 2016 rond 10:45 uur in de ochtend is verdachte in het huis van aangeefster, de moeder van [slachtoffer] , aangekomen om de piano te stemmen. Iets voor 11:00 uur is aangeefster thuisgekomen en zag zij dat verdachte al binnen was gelaten. Zij heeft verdachte gesproken en hem verteld zij weg moest, dat haar dochter [slachtoffer] in de opkamer zat en dat verdachte wanneer hij klaar was of als er bijzonderheden waren dit tegen [slachtoffer] moest zeggen. De rechtbank acht het relaas van aangeefster ook op dit onderdeel betrouwbaar. Om 12:00 uur is aangeefster vertrokken om haar jongste zoon weg te brengen. Om 12:08 uur heeft [slachtoffer] meerdere keren geprobeerd aangeefster te bellen. Om 12:17 uur ontving aangeefster een WhatsApp bericht van [slachtoffer] waarin [slachtoffer] aangaf dat verdachte heel raar deed en of aangeefster meteen thuis wilde komen. Toen aangeefster thuiskwam was verdachte al vertrokken. [slachtoffer] was heel overstuur. [slachtoffer] heeft aangeefster toen uiteindelijk verteld dat verdachte in haar bijzijn zijn piemel uit zijn broek had gehaald en er aan was gaan trekken. [3] Dit heeft verdachte in de opkamer gedaan, in welke ruimte [slachtoffer] op de bank lag. [4]
Blijkens de verklaring van [slachtoffer] lag zij op de betreffende ochtend op de bank in de opkamer. Zij heeft toen gezien dat verdachte in de keuken stond en zijn piemel in zijn broek deed. [slachtoffer] is toen een filmpje gaan kijken op haar iPad. [slachtoffer] lag met haar gezicht naar de muur en hoorde verdachte het trapje vanuit de keuken naar de opkamer oplopen. Toen zij omkeek zag zij dat verdachte zijn piemel al uit de broek had gehaald en er met zijn handen aan ging zitten trekken. Zij heeft toen haar gezicht afgewend. [slachtoffer] weet niet hoe vaak verdachte aan zijn piemel trok omdat ze haar hoofd toen op haar hondje [naam 2] had gelegd omdat ze het niet wilde zien. Ze hoorde dat verdachte vervolgens de opkamer uit ging. Kort daarna heeft verdachte het huis verlaten. [5]
Verdachte zelf heeft verklaard dat hij in de woonkamer, waar hij via de keuken en de eetkamer naar toe is gelopen, de piano heeft gestemd, dat hij in de keuken heeft gemasturbeerd en dat [slachtoffer] hem daar heeft betrapt, waarna hij direct is opgehouden. Verdachte ontkent dat hij in de opkamer heeft gemasturbeerd. [6] Tegen zijn werkgever [naam 3] heeft verdachte in eerste instantie verklaard dat hij in de woonkamer bij de piano heeft gemasturbeerd. [7]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank overweegt dat uit het dossier volgt dat de opkamer een relatief kleine ruimte is, waarin een bank staat en enkele gebruiksvoorwerpen zoals manden. De opkamer is alleen te bereiken via een soort trappetje; er is dus maar één toegang. Niet in geschil is dat [slachtoffer] , door verdachte ook wel “het dochtertje” genoemd, overduidelijk jonger dan 16 jaar is.
Het dossier bevat verschillende verklaringen over de plaats waar verdachte zou hebben gemasturbeerd. Dit is van belang voor de bewezenverklaring. De rechtbank is van oordeel dat het masturberen heeft plaatsgevonden in de opkamer, waar [slachtoffer] op de bank lag, nadat verdachte eerder in de keuken zijn piemel in zijn broek deed. Voor dit oordeel is het volgende van belang.
[slachtoffer] heeft tijdens een daartoe ingericht kindvriendelijk studioverhoor verklaard dat verdachte in de opkamer heeft gemasturbeerd nadat hij het ook een keer in de keuken had gedaan. Ten aanzien van het voorval in de keuken heeft [slachtoffer] verklaard dat zij toen zag dat verdachte zijn piemel weer in zijn broek stopte. Uit de verklaringen van aangeefster blijkt dat [slachtoffer] kort na het incident aan haar moeder heeft verteld dat verdachte in de opkamer is gekomen, zijn piemel uit de broek haalde en er aan begon te trekken. Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] consistent is en op de hier relevante onderdelen concreet en specifiek. Dat geldt ook voor de volgorde waarin [slachtoffer] haar waarnemingen heeft gedaan (eerst de keuken, daarna de opkamer). De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer] dan ook betrouwbaar. Daartegenover staan de verklaringen van verdachte die niet consistent zijn over de plek in de woning waar hij gemasturbeerd heeft. Hij heeft immers aan zijn werkgever en een collega in eerste instantie verklaard dat hij in de woonkamer bij de piano heeft gemasturbeerd en dat [slachtoffer] hem toen zou hebben betrapt; later heeft verdachte verklaard dat dit in de keuken was.
Gelet hierop volgt de rechtbank dan ook de verklaring van [slachtoffer] , in die zin dat verdachte in de opkamer waar [slachtoffer] op de bank lag heeft gemasturbeerd.
De juridische vraag die vervolgens beantwoord moet worden is of deze gedraging seksueel corrumperen in de zin van artikel 248d Sr oplevert of schennispleging in de zin van artikel 239 Sr. Het eerstgenoemde artikel is een uitbreiding van de strafbaarstelling van laatstgenoemd artikel. Van belang voor deze beoordeling is de vraag of sprake is van een “ontuchtig oogmerk”. In de wetsgeschiedenis worden twee niet-limitatieve voorbeelden genoemd ten aanzien van de vraag wanneer van een ontuchtig oogmerk sprake is, namelijk het geval waarin die handelingen zijn bedoeld om de minderjarige negatief te beïnvloeden zodat deze in de toekomst eerder vatbaar is voor het ondergaan van ontuchtige handelingen en het geval waarin verdachte voor zijn eigen seksueel gerief een minderjarige aanwezig laat zijn bij seksuele handelingen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte voor zijn eigen seksueel gerief een minderjarige aanwezig laten zijn bij zijn seksuele handelingen. Dit blijkt uit de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte verrichtte zijn werkzaamheden in de woonkamer, waar hij kwam via de keuken en de eetkamer. Hij wist dat [slachtoffer] moeder weg was met het jongste zoontje en dat [slachtoffer] in de opkamer was. Die opkamer is alleen via de keuken bereikbaar. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij al enige tijd seksuele spanning had opgebouwd, dat hij die spanning via masturbatie kwijtraakt en dat hij het spannend vindt om het op een onbekende plaats te doen. [8] In de keuken is verdachte kennelijk eerst bezig geweest met masturberen. Vervolgens is verdachte naar de opkamer gegaan, een relatief kleine ruimte met weinig inrichting en maar één in-/uitgang, terwijl hij wist dat [slachtoffer] daar was. Bij het betreden van de opkamer kan het verdachte dan ook niet zijn ontgaan dat zij daar was. Vervolgens heeft hij in die ruimte zijn broek los gemaakt, zijn piemel er uit gehaald en gemasturbeerd, terwijl [slachtoffer] daarbij was en haar gezicht in de vacht van haar hondje verborg omdat ze niet wilde zien wat verdachte deed. Een situatie waaraan [slachtoffer] , toen 8 jaar oud, zich alleen kon onttrekken door langs verdachte heen te lopen, de opkamer uit. In de hiervoor beschreven gedragingen ligt besloten dat verdachte [slachtoffer] bewust heeft opgezocht om te masturberen, haar aldus ertoe heeft bewogen daarvan getuige te zijn en dat dit opzoeken zijn eigen seksueel gerief diende, zodat sprake is van een ontuchtig oogmerk.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks27 februari 2017 te Voorst
, in ieder geval in Nederland,een persoon van wie hij wist
of redelijkerwijs moest vermoedendat zij de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk er toe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele
handelingen, immers heeft verdachte zijn penis ontbloot en gemasturbeerd in het bijzijn van
[slachtoffer] , geboortedatum [geboortedatum 2] 2008.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
Met ontuchtig oogmerk iemand van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, er toe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier heeft gevorderd dat verdachte een werkstraf wordt opgelegd voor de duur van 120 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat als bijzonder voorwaarden worden gesteld dat verdachte zich bij de reclassering moet melden en dat verdachte zijn behandeling bij de psycholoog voortzet voor zover de reclassering dat noodzakelijk acht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor een (deels) voorwaardelijke werkstraf.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 20 december 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 26 januari 2018.
Uit de justitiële documentatie komt naar voren dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Het rapport van de reclassering vermeldt dat verdachte lijdt aan een seksverslaving. Hij is hiervoor in 2013 behandeld bij een GGZ-instelling. Deze behandeling is echter niet effectief gebleken en de verslavingsproblematiek is in de jaren na de behandeling weer toegenomen. Naar aanleiding van de onderhavige gebeurtenissen staat verdachte sinds maart 2017 onder behandeling bij de psychotherapiepraktijk ‘t Woold. De reclassering schat het recidiverisico in op laag gemiddeld. Nu verdachte inzicht heeft in zijn delictgedrag, een stabiele relatie en werkomgeving heeft en intrinsiek gemotiveerd is om behandeld te worden, adviseert de reclassering tot het opleggen van een voorwaardelijke werkstraf, zonder oplegging van bijzondere voorwaarden.
De rechtbank houdt bij de bepaling van de op te leggen straf, naast de persoonlijke omstandigheden van verdachte, in het bijzonder rekening met de volgende feitelijke omstandigheden. Bewezen is dat verdachte met een ontuchtig oogmerk heeft gemasturbeerd in het bijzijn van een achtjarig meisje. Dit heeft, begrijpelijkerwijs, een zeer grote indruk op haar gemaakt. Zij is hierdoor angstig geworden en haar vertrouwen in mensen is geschaad. Verdachte heeft dit bovendien gedaan op de plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen, namelijk bij haar thuis.
Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank een forse werkstraf gepast acht, in een omvang als door de officier van justitie gevorderd. Een deel van die straf zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen, waaraan de rechtbank als bijzonder voorwaarden zal verbinden dat verdachte zich zal melden bij de reclassering en dat verdachte zijn behandeling voor zijn seksverslaving voorzet voor zover de reclassering dat noodzakelijk acht. Weliswaar is verdachte nu al vrijwillig onder behandeling, echter de rechtbank constateert dat de eerder door verdachte ondergane behandeling hem niet heeft weerhouden van het plegen van dit feit. Bovendien gaat de rechtbank uit van een andere toedracht (kort gezegd: bewust, voor eigen gerief, masturberen in bijzijn van een jong kind) dan waarover verdachte heeft verklaard (toevallig betrapt worden bij masturberen), wat in het kader van de behandeling van belang is of kan zijn. Daarom is de rechtbank van oordeel dat een strafrechtelijk kader ter borging van de behandeling noodzakelijk is.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich als wettelijke vertegenwoordiger van [slachtoffer] in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.250,00 aan immateriële schadevergoeding. Daarnaast vordert zij een bedrag van € 2.420,00 voor kosten van rechtsbijstand. Tot slot heeft de benadeelde partij verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier heeft zich wat betreft de hoogte van de immateriële schadevergoeding gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en wat betreft de proceskosten betoogd dat deze in het kader van deze procedure niet voor vergoeding in aanmerking komen voor zover deze kosten gedekt zijn door de rechtsbijstandverzekering van de benadeelde partij.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor matiging van het schadebedrag en volledige afwijzing van de vordering tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen door verdachte schade heeft geleden waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft voor het begroten van de immateriële schadevergoeding aansluiting gezocht bij de hoogte van de vergoeding die wordt uitgekeerd door het Schadefonds geweldsmisdrijven. Een eventuele door het Schadefonds uit te keren bedrag biedt naar het oordeel van de rechtbank echter geen voldoende aanknopingspunten om de immateriële schadevergoeding te begroten. De rechtbank heeft gelet op bedragen die in soortgelijke gevallen door andere rechtscolleges worden toegewezen. Daarbij houdt de rechtbank rekening met de omstandigheden van dit geval, in het bijzonder het feit dat het hier een jong slachtoffer betreft en dat het feit in haar huis is gepleegd. Dit leidt de rechtbank ertoe in redelijkheid de immateriële schade te begroten op € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2017.
De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft de vordering met betrekking tot de kosten van rechtsbijstand onderbouwd door te wijzen op de uren die zijn besteed om de ouders van [slachtoffer] voor te lichten over het verdere verloop van het proces, een gesprek te voeren met de officier van justitie en het dossier door te nemen in verband met het uitgebreide spreekrecht.
Naar het oordeel van de rechtbank gaat het hier om werkzaamheden die uit hun aard niet voor vergoeding onder de noemer “proceskosten” in aanmerking komen. Verder overweegt de rechtbank dat het voegingsformulier door de ouders van [slachtoffer] is ingevuld en dat daarbij een korte bijlage zit op briefpapier van de advocaat met daarop standaard informatie. De advocaat heeft ter zitting niet kunnen specificeren welke tijd door haar is besteed aan welke werkzaamheden, waaronder het indienen van de vordering. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank een vergoeding van de proceskosten toekennen voor het verschijnen ter zitting, welke kosten de rechtbank vaststelt op € 60,00 (1 punt liquidatietarief sector kanton, categorie II).
De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen tot een bedrag van € 500,-- en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. Voor zover de benadeelde partij meent dat de schade een grotere omvang heeft, rest de mogelijkheid van een civiele procedure. De proceskosten worden toegekend tot het hiervoor genoemde bedrag.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f Sr de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedrag ten behoeve van genoemd slachtoffer.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f en 248d van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende 120 (eenhonderd en twintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de taakstraf groot 40 (veertig) uren,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen vijf werkdagen volgend op de datum waarop het vonnis wordt uitgesproken, zal melden bij de Reclassering Nederland op het adres Houtwal 16d te Zutphen. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, gedurende de proeftijd onder behandeling zal blijven bij psychotherapiepraktijk ’t Woold, dan wel een ambulante forensische zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn seksueel grensoverschrijdend gedrag, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling of behandelaar zullen worden gegeven.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
- veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [benadeelde], van een bedrag van
€ 500,00(vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
- legt aan verdachte de
verplichtingop om
aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde] , een bedrag
te betalen van € 500,00(vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 10 (tien) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
- bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- veroordeelt veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde] in het kader van deze procedure gemaakt, tot op heden begroot op € 60,00 (zestig euro), en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. Cenik (voorzitter), mr. M.C. van der Mei en mr. H.F.R. van Heemstra, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 februari 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017092412-12, gesloten op 23 mei 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , p. 18.
3.Proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , p. 18-24.
4.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p.15.
5.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , p. 26.
6.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 55.
7.Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 3] , p. 47.
8.Proces-verbaal ter terechtzitting