ECLI:NL:RBGEL:2018:666

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 februari 2018
Publicatiedatum
14 februari 2018
Zaaknummer
05/880664-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van de rechtbank Gelderland over dubbele moord met voorbedachte rade

Op 14 februari 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 48-jarige man uit Almere, die werd beschuldigd van het plegen van een dubbele moord. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig jaar en een TBS-maatregel met dwangverpleging. De zaak betreft de moord op twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], op 23 maart 2017 in een hotel in Arnhem. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte met voorbedachte rade handelde, gezien zijn gewelddadige fantasieën en de voorbereiding van de moorden, waaronder de aankoop van een mes en tie-wraps. De verdachte had eerder een TBS-maatregel opgelegd gekregen voor een poging tot moord en was tijdens de feiten onttrokken aan deze maatregel. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet alleen met opzet, maar ook met voorbedachte rade heeft gehandeld, wat blijkt uit de grote hoeveelheid messteken die hij heeft toegebracht aan beide slachtoffers. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, evenals de psychische problematiek van de verdachte, die een hoge kans op herhaling met zich meebrengt. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van de samenleving een lange gevangenisstraf en een TBS-maatregel vereist.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/880664-17
Datum uitspraak : 14 februari 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te PPC Zwolle,
raadsvrouw: mr. C.W. Langereis, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 6 december 2017 en 31 januari 2018.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Verdachte wordt verweten dat hij [slachtoffer 1] (feit 1) en [slachtoffer 2] (feit 2) heeft vermoord of opzettelijk heeft gedood.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [2]
Met betrekking tot de feiten 1 en 2:
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] met voorbedachte raad heeft gedood en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan twee moorden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van beide feiten bepleit. Er kan niet worden bewezen dat verdachte de persoon is geweest die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedood. Hiertoe is aangevoerd dat de bloedsporen van verdachte in het hotel en op de slachtoffers door de bloedende vinger van verdachte kunnen worden verklaard, op de kleding van verdachte geen DNA van de slachtoffers is gevonden en tot slot een onbekende dader niet kan worden uitgesloten.
Als de rechtbank de betrokkenheid van verdachte bij de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wel bewezen vindt, dan bepleit de verdediging vrijspraak van het bestanddeel “voorbedachte raad”. Hiertoe is aangevoerd dat verdachte door zijn gewelddadige fantasieën de controle over zichzelf heeft verloren en vervolgens in een opwelling – zonder hier verder over na te kunnen denken – heeft gehandeld. Ook het aantal messteken is daar een aanwijzing voor.
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet heeft gedood. Hij kan zich alleen nog herinneren dat hij naar zijn kamer is gegaan en uiteindelijk via de kliko en het dak het hotel heeft verlaten. De rest is een waas voor hem. Verder heeft verdachte verklaard dat hij de tie-wraps heeft gekocht om zijn laptoptas dicht te kunnen maken en dat hij geen fantasieën over het doden van personen met een mes heeft gehad.
Beoordeling door de rechtbank
Melding en aantreffen slachtoffers
Op 23 maart 2017 werd door de getuige [getuige] omstreeks 19:03 dan wel 19:08 uur (
rechtbank: omstreeks vijf tot tien minuten voor het bericht van 19:13 uur) een alarm gehoord. Hij liep in de richting van het geluid en hoorde dat het geluid van Hotel [naam 1] af kwam. Vervolgens belde hij om 19:19 uur de politie. [3]
Meerdere verbalisanten gingen ter plaatse. Zij troffen vrijwel direct na het betreden van het hotel aan de [straatnaam] in [plaatsnaam 4] – de deur was geopend – op de overloop van de trap naar de eerste verdieping het lichaam van een man aan. De verbalisant [verbalisant 1] zag daarbij veel bloed bij de nek en borststreek van de man. De verbalisant [verbalisant 2] voelde geen hartslag of ademhaling meer. Het lichaam voelde nog wel warm aan. Na het zien van verdere bloedsporen liep de verbalisant [verbalisant 2] door naar de eerste verdieping. Daar zag hij links aan het einde van de gang een vrouw liggen, met bloed aan haar handen en gezicht. De verbalisant voelde dat de vrouw niet meer ademde en geen hartslag meer had. Haar lichaam was nog warm. Er bevond zich verder niemand in het hotel. [4]
De man en vrouw die levenloos in het hotel zijn aangetroffen, zijn aan de hand van hun identiteitsbewijzen geïdentificeerd als [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . [5]
Doodsoorzaak
[slachtoffer 1]
Bij het onderzoek naar het lichaam van [slachtoffer 1] zijn circa 121 steek- dan wel snijverwondingen vastgesteld. Het gaat daarbij vooral om letsels aan de nek, rug en voorzijde van de romp, maar ook aan het gezicht. Bij veel letsels is daarbij een rechtlijnig patroon met een puntig en stomp uiteinde waargenomen. In de borstkas zijn onder meer het hart en de long (
rechtbank: letsels L en K) geraakt. Het steekkanaal bij de long is minimaal negen centimeter geweest. Bij het hart is een steekkanaal van maximaal circa drie centimeter waargenomen. De grote hoeveelheid steek- en snijletsels – waaronder aan het hart en de long – hebben fors bloedverlies en functiestoornissen in het hart en de longen veroorzaakt, als gevolg waarvan [slachtoffer 1] is overleden.
Verder zijn bij de sectie verwondingen aan de onderarmen en handen waargenomen, passend bij afweerletsels. In de rechteronderarm (
rechtbank: letsel R) is tot slot een fragmentje aangetroffen, waarvan wordt gedacht dat het van een mespunt afkomstig kan zijn. [6]
[slachtoffer 2]
Bij het onderzoek naar het lichaam van [slachtoffer 2] zijn onder meer 26 steek- dan wel snijverwondingen vastgesteld. Het gaat hierbij onder meer om verwondingen aan de hals (
rechtbank: letsels B en C met beiden een steekkanaal van zes centimeter) en de borstkas (
rechtbank: letsels D en E, telkens een steekkanaal van circa zeven centimeter). Bij deze letsels zijn onder meer de aorta, de long, het hartzakje en de halsslagader geraakt met fors bloedverlies, functiestoornissen aan het hart en de longen en uiteindelijk de dood tot gevolg. Bij een deel van de letsels – waaronder aan de hals (B) en borstkas (D) – is net als bij [slachtoffer 1] een rechtlijnig patroon met een puntig en stomp uiteinde aangetroffen. Dit is waarschijnlijker als de verwondingen met een voorwerp met één snijkant zijn toegebracht. De letsels aan de linkerarm en de krasletsels passen bij afweerletsels. [7]
Kleding
Ook de kleding van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is onderzocht. [slachtoffer 1] is op het plateau van de trap naar de eerste verdieping in onder meer een groene ribbroek
(SIN: [nummer 1] )aangetroffen. [8] Verspreid over de broek zijn bloedsporen gevonden. In de bemonsteringen van de bloedspat aan de voorzijde van de linkerbroekspijp (#05) en de bloedvlekken in de rechtersteekzak van de broek (#10) en op de achterzijde van de linkerbroekspijp (#16) is een DNA-profiel aangetroffen dat matcht met verdachte. Verder is op de achterzijde van de rechterbroekspijp een bloedspoor rondom een beschadiging van de broek veiliggesteld (#22). Het DNA-mengprofiel dat in dit spoor is aangetroffen, matcht met [slachtoffer 1] en verdachte. De matchkans bij deze genoemde bemonsteringen is kleiner dan één op één miljard. In de overige bemonsteringen bevinden zich enkel DNA-profielen die matchen met [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] . [9]
[slachtoffer 2] is op de eerste verdieping aangetroffen in onder meer een rode trui met daaronder een grijs/blauw shirt (
SIN: [nummer 2]). [10] Aan de binnenzijde van het shirt is een bloedvlek veiliggesteld (#01). Het DNA-profiel uit deze bemonstering matcht met het DNA van verdachte. De matchkans is kleiner dan één op één miljard. [11]
Mes
Op de begane grond is in de receptie van het hotel een dolkmes gevonden. Het betrof een mes ( [merk] ) met een groen/zwart heft en een lemmet met één snijkant van ongeveer 10 centimeter. Er ontbrak van het puntje van het lemmet naar schatting enkele millimeters. De totale lengte van het mes (
SIN: [nummer 3]) bedroeg ongeveer 22 centimeter. [12]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij (naar schatting) enkele dagen voor de feiten dit mes heeft gekocht. [13] Dit mes is onderzocht, waarbij verspreid over het mes (waaronder op het heft) sporen zijn aangetroffen. Daarbij is zowel bij de bemonsteringen – onder meer bestaande uit bloedsporen – op het heft (
SIN: [nummer 3] #01, #02, #03, #04 en #13) als op het lemmet (
SIN: [nummer 3] #5 en #6) een DNA-(meng)profiel aangetroffen dat matcht met verdachte. De matchkans bij de sporen op het heft van het mes is – met uitzondering van de eerste bemonstering waarbij de kans niet is berekend – steeds kleiner dan één op één miljard. Bij de mengprofielen op het lemmet is gelet op de voorgaande resultaten alleen de matchkans van het hoofdprofiel berekend, dat matcht met [slachtoffer 1] (#5) en verdachte (#6). De matchkans is ook kleiner dan één op één miljard. Bij de bemonsteringen zijn geen verdere matches geconstateerd. [14]
Zoals genoemd is in de rechteronderarm van [slachtoffer 1] een fragmentje aangetroffen, waarvan werd gedacht dat het van een mespunt afkomstig kon zijn. Dit metaaldeeltje is veiliggesteld (
SIN: [nummer 4]) en vergeleken met de kenmerken van het genoemde [merk] mes (
SIN: [nummer 3]). De resultaten van dit onderzoek zijn, aldus het NFI, extreem veel waarschijnlijker (
rechtbank: meer dan één miljoen keer waarschijnlijker) als het metaaldeeltje één geheel heeft gevormd met het mes dan als het afkomstig is van een ander mes. [15] Gelet op al dit voorgaande vindt de rechtbank bewezen dat [slachtoffer 1] met dit mes is gestoken.
Naast het slachtoffer [slachtoffer 2] is in de gang voor hotelkamer 2 een lege groene schede van een mes aangetroffen. Deze hoes is van het merk [merk] , [16] welk merk overeenkomt met het mes waarmee [slachtoffer 1] is gestoken.
Nu verder zoals genoemd dit mes één snijkant heeft en bij zowel de lichamen van [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] letsels zijn aangetroffen met een patroon dat meer past bij het steken dan wel snijden met een dergelijk mes, acht de rechtbank op grond van al het voorgaande bewezen dat de verwondingen van [slachtoffer 2] ook door het steken/snijden met dit mes zijn ontstaan.
Tie-wraps
Om het hoofd van [slachtoffer 2] zijn tie-wraps (kabelbinders) aangetroffen. Het betreffen – zoals uit nader onderzoek is gebleken – drie met elkaar verbonden tie-wraps
(
SIN: [nummer 5]). [17] Op de eerste verdieping zijn op het bed in de kamer van verdachte soortgelijke tie-wraps – zowel de kleur, vorm als grootte komen overeen – gevonden. Het gaat daarbij om twee met elkaar verbonden zwarte tie-wraps (
SIN: [nummer 6]) en een verpakking van de bouwmarkt [naam 2] (
SIN: [nummer 7]). Verdachte heeft verklaard dat alle spullen op het bed in zijn kamer – waaronder de tie-wraps – van hem zijn. Hij heeft de tie-wraps bij een [naam 2] in de richting van [plaatsnaam 3] gekocht. [18] In de verpakking van de tie-wraps (vijftig stuks van 360 x 4,8 mm) op het bed zijn nog 45 tie-wraps aangetroffen. [19] Op 20 maart 2017 is bij de [naam 2] in [plaatsnaam 2] een dergelijke verpakking van kabelbinders/tie-wraps met deze afmeting verkocht. [20]
Verdachte heeft zoals voornoemd ter terechtzitting verklaard dat hij enkele dagen voor de feiten een mes heeft gekocht. Dit mes was bedoeld om de tie-wraps – bestemd voor zijn tas – los te snijden. De rechtbank acht niet aannemelijk dat het mes en de tie-wraps met dit doel zijn gekocht en overweegt hiertoe het volgende.
Zowel de tie-wraps om het hoofd van [slachtoffer 2] als op de kamer van verdachte zijn verder onderzocht. Van de tie-wraps op het bed – waarop geen bloed is aangetroffen – zijn drie sporen veiliggesteld (aan het kortste en het langste uiteinde en aan de gehele lus). In deze bemonsteringen (
SIN: [nummer 6] # 01 t/m 03) is een DNA-profiel gevonden dat matcht met verdachte. De matchkans is kleiner dan één op één miljard. [21] Bij de politie heeft verdachte hierover verklaard dat hij met deze tie-wraps iemand wilde wurgen of vastbinden. [22] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij al jarenlange fantasieën heeft over het van het leven beroven van personen, waaronder door verwurging. [23]
Verder zijn de minst bebloede uiteinden van de tie-wraps om het hoofd van [slachtoffer 2] bemonsterd (
langste uiteinde, SIN: [nummer 5] #02). In dit spoor is een DNA-mengprofiel aangetroffen, waarin slachtoffer [slachtoffer 1] past. Het DNA-profiel van verdachte kan hierbij niet worden uitgesloten. [24] Vervolgens is nader onderzoek naar de waarschijnlijkheid van de aanwezigheid van het DNA van verdachte gedaan. Het NFI concludeert daarbij dat de resultaten meer dan tien miljoen keer waarschijnlijker zijn als de bemonstering DNA van [slachtoffer 1] en verdachte bevat dan als het gaat om DNA van [slachtoffer 1] en een willekeurig onbekende derde. In de overige bemonsteringen van deze tie-wraps zijn DNA-profielen aangetroffen die matchen met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . [25]
Gelet op het voorgaande en in het bijzonder nu:
  • op de tie-wraps op het bed het DNA van verdachte is aangetroffen (verdachte heeft ook erkend dat ze van hem zijn);
  • het gaat om tie-wraps met een afmeting van 360 bij 4,8 mm;
  • uit de verpakking op het bed vijf tie-wraps missen en vervolgens twee soortgelijke aan elkaar verbonden tie-wraps op het bed en drie om het hoofd van [slachtoffer 2] zijn gevonden (wat maakt dat geen andere tie-wraps zijn gebruikt voor de tas);
  • de resultaten van het onderzoek naar de tie-wraps om het hoofd door het NFI meer dan tien miljoen keer waarschijnlijker worden geacht als het gaat om DNA van [slachtoffer 1] en verdachte dan als het gaat om DNA van [slachtoffer 1] en een willekeurige onbekende derde;
  • het DNA van verdachte ook op meerdere plaatsen – waaronder op het heft en lemmet van het mes – in het hotel is aangetroffen; en tot slot
  • verdachte heeft verklaard al jarenlang gewelddadige fantasieën te hebben over het van het leven beroven van personen, waaronder door verwurging;
vindt de rechtbank de verklaring van verdachte – inhoudende dat hij de tie-wraps voor het sluiten van zijn tas en het mes voor het losmaken van de tie-wraps heeft gekocht – niet geloofwaardig. Zij vindt bewezen dat het mes en de tie-wraps zijn gekocht voor het doden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Verdachte
Op 24 maart 2017 omstreeks 20:30 uur heeft verdachte zich bij de politie gemeld. Hij verklaarde dat hij anderhalve week geleden niet bij zijn TBS-kliniek (
rechtbank: op 15 maart 2017) is teruggekeerd. De verbalisanten zien daarbij dat de handen van verdachte verbonden zijn met verband en pleisters. [26] Dit letsel is daarna omschreven als “op snijwond gelijkende verwondingen”. [27]
Verdachte heeft verklaard dat hij in hotel [naam 1] heeft gelogeerd en op 23 maart 2017 omstreeks 17:00-18:00 uur naar het hotel is teruggekeerd. Hij is vervolgens naar zijn kamer gegaan. Hij heeft daar alleen de eigenaar en de vrouw gezien, ook in de dagen ervoor. Verdachte verklaart verder dat hij het hotel via de achterzijde heeft verlaten – terwijl de voordeur aldus de verbalisanten open was – en via de kliko op de binnenplaats op het dak is geklommen. Vervolgens is hij van het dak af gesprongen. [28]
Verdachte heeft verder verklaard dat hij op 24 maart 2017 naar [plaatsnaam 1] is gelopen. Daar heeft hij bij een sportzaak zijn bebloede broek afgegeven. Zijn bebloede sokken heeft hij weggegooid. Hij heeft zich ’s avonds bij de politie gemeld. [29]
Conclusie
Op grond van al het voorgaande en in het bijzonder nu:
  • omstreeks 19:00 uur het alarm van Hotel [naam 1] is gehoord;
  • kort daarna de nog warme lichamen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn gevonden;
  • de lichamen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] veel messteken vertoonden;
  • op de kleding van beide slachtoffers het bloed van verdachte is aangetroffen;
  • verdachte in de dagen voorafgaand aan de feiten een mes en tie-wraps heeft gekocht;
  • zich op het heft en lemmet van dit mes, waarmee zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] is gedood, het DNA van verdachte bevindt;
  • om het hoofd van [slachtoffer 2] tie-wraps zijn aangetroffen, soortgelijk aan de tie-wraps die door verdachte zijn gekocht;
  • de onderzoeksresultaten van de tie-wraps om het hoofd van [slachtoffer 2] meer dan tien miljoen keer waarschijnlijker zijn als het gaat om DNA van [slachtoffer 1] en verdachte dan als het gaat om DNA van [slachtoffer 1] en een willekeurige onbekende derde;
  • verdachte tijdens het doden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in het hotel aanwezig was, en al sinds jaren fantasieën over het doden van personen – waaronder door verwurging – heeft en bij de politie ook heeft verklaard dat de tie-wraps hiervoor waren bedoeld;
  • verdachte het hotel – hoewel de voordeur open was – via het dak aan de achterzijde heeft verlaten;
  • verdachte voorafgaand aan zijn aanhouding op 24 maart 2017 een bebloede broek en sokken heeft afgegeven dan wel heeft weggegooid – wat onder meer het ontbreken van sporen van de slachtoffers op zijn kleding kan verklaren –;
  • bij verdachte na zijn aanhouding “op snijwond gelijkende verwondingen” zijn aangetroffen;
  • verdachte ook zelf geen andere personen in het hotel heeft gezien;
  • het uitgebreide politieonderzoek geen enkele aanwijzing op betrokkenheid van andere personen heeft opgeleverd; en
  • ook technisch onderzoek niet wijst in richting van betrokkenheid van derden,
vindt de rechtbank bewezen dat de sporen van verdachte (op zowel de kleding van de slachtoffers, het moordwapen en de tie-wraps) afkomstig zijn van een verwonding van verdachte die door het steken van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is veroorzaakt. Zij acht op grond van al dit voorgaande bewezen dat verdachte de persoon is geweest die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opzettelijk met het [merk] mes heeft gedood.
Moord of doodslag?
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of dit moord of doodslag oplevert. Bij doodslag handelt de dader in een opwelling, bijvoorbeeld uit woede. Van moord is sprake als de dader besluit het slachtoffer te doden, hij enige tijd nadenkt over de gevolgen van dit besluit en vervolgens zijn slachtoffer doodt (“met voorbedachte rade”).
Het kan lastig zijn om moord te bewijzen. Alleen de dader weet immers of hij over de gevolgen van zijn daad heeft nagedacht. Als de dader moord ontkent en ander bewijs ontbreekt, kan de rechter toch tot een bewezenverklaring van moord komen. Een belangrijke aanwijzing hiervoor is dat verdachte de tijd heeft gehad om over de gevolgen van zijn daad na te kunnen denken. Er moet ook worden gekeken naar (andere) contra-indicaties: feiten en omstandigheden die er op wijzen dat verdachte in een opwelling heeft gehandeld.
Voorafgaand aan de beantwoording van deze vraag overweegt de rechtbank dat hierbij tijdens de zitting door de officier van justitie meermalen is verwezen naar de uitlatingen van verdachte tegenover de rapporteurs in het Pieter Baan Centrum. Nu het gaat om uitspraken van verdachte binnen een vertrouwensrelatie met de psycholoog en psychiater, zullen deze uitlatingen door de rechtbank (zoals ook volgens vaste rechtspraak is bepaald) niet voor het bewijs worden gebruikt.
Voorbedachte raad?
Verdachte heeft verklaard dat hij al jarenlange fantasieën heeft over het van het leven beroven van mensen. Tijdens zijn onttrekking aan de TBS-kliniek werd hij onrustig. Hij wilde verder weg en was bang dat zijn onttrekking op televisie zou komen. In deze periode namen zijn gewelddadige fantasieën toe. Verdachte heeft verklaard dat hij iemand wilde “wurgen, doodrijden of schieten”. [30] Hij heeft echter ook verklaard dat hij niet boos was op de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en dat zij hem ook niet irriteerden. [31] Verdachte heeft ontkend dat hij fantasieën over het vermoorden van personen met een mes heeft gehad.
Zoals overwogen vindt de rechtbank het ongeloofwaardig dat verdachte de tie-wraps en het mes heeft gekocht voor reparatie van zijn tas. Zij vindt bewezen dat verdachte deze goederen heeft gekocht om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door verwurging en/of messteken te doden. Deze tie-wraps werden drie dagen voor het doden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gekocht. Voor de aanval op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft verdachte tie-wraps gekoppeld tot boeien en/of een strop.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat verdachte voorafgaand aan het doden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op meerdere momenten (ruimschoots) in de gelegenheid is geweest om over zijn besluit en de gevolgen hiervan na te denken.
Vervolgens moet de rechtbank nagaan of er indicaties zijn dat verdachte uiteindelijk alsnog in een opwelling tot het doden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is overgegaan. Volgens de verdediging kan uit de hoeveelheid messteken worden afgeleid dat de dader in een staat van blinde razernij heeft gehandeld.
Dat verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedood met respectievelijk 121 en 26 messteken zou erop kunnen wijzen dat hij handelde in blinde razernij. Verdachte heeft echter zoals genoemd verklaard dat hij niet boos was op de slachtoffers en dat zij hem niet irriteerden. Daarom vindt de rechtbank dat de grote hoeveelheid messteken kan worden verklaard doordat verdachte zijn gewelddadige fantasieën heeft uitgeleefd. Andere aanwijzingen voor het handelen van verdachte in een opwelling ontbreken.
Daarom vindt de rechtbank bewezen dat verdachte niet alleen met opzet maar ook met voorbedachte raad [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedood. Zij komt dan ook tweemaal tot een bewezenverklaring van moord.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is bewezen dat de verdachte de feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks23 maart 2017 te Arnhem de heer [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer 1] meermalen met een scherp en
/ofpuntig voorwerp in het gezicht, de nek, de borst en
/ofelders in het lichaam te steken, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] is overleden;
2.
hij op
of omstreeks23 maart 2017 te Arnhem mevrouw [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer 2] meermalen, met een
scherp en
/ofpuntig voorwerp, in de hals, romp en
/ofelders in het lichaam te steken, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] is overleden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de feit 1 en 2, telkens:
Moord.
5. De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte volledig uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van de straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de dubbele moord wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig jaar met aftrek van de tijd die hij al heeft vastgezeten. Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een TBS-maatregel met dwangverpleging wordt opgelegd.
Hiertoe is aangevoerd dat het gaat om twee zeer ernstige feiten, welke onder verontrustende omstandigheden zijn gepleegd. Verdachte heeft gedurende langere tijd rondgelopen met moordgedachten en vervolgens twee willekeurige slachtoffers met veel geweld om het leven gebracht. Verder is meegewogen dat deze feiten tijdens een onttrekking van zijn TBS-maatregel (opgelegd voor een poging tot moord) zijn gepleegd en hij eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld. Tot slot is door de officier van justitie rekening gehouden met de problematiek van verdachte, de verminderde toerekeningsvatbaarheid en de omstandigheid dat nog een reëel behandelperspectief bestaat.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht aan verdachte enkel een TBS-maatregel dan wel deze maatregel met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. Hiertoe is aangevoerd dat bij verdachte sprake is van ernstige en chronische problematiek, welke heeft doorgewerkt in de feiten. Verder is sprake van een hoge kans op herhaling en kan binnen
de gevangenis niet de juiste zorg en behandeling worden geboden. Verdachte heeft verklaard dat hij hulp nodig heeft – welke niet in de gevangenis geboden wordt – en dat hij de voorkeur heeft voor een plaatsing op de longstay-afdeling.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 28 december 2017;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 10 januari 2018;
- een multidisciplinair rapport van [naam 3] , GZ-psycholoog, gedateerd 24 februari 2017 en [naam 4] , psychiater, gedateerd 7 februari 2017 (rapportages in het kader van de verlenging van de TBS-maatregel van verdachte);
- een multidisciplinair gedragskundige triple rapport van [naam 5] , psychiater, [naam 6] , GZ-psycholoog en [naam 7] , forensisch milieuonderzoeker, gedateerd 15 december 2017;
- een brief van de rapporteurs [naam 5] en [naam 6] , gedateerd 18 januari 2018.
Op 15 maart 2017 nam verdachte een bestelbusje van zijn werk mee en ging niet terug naar de TBS-kliniek. Hij kampte al jaren met gewelddadige fantasieën en wilde nog even genieten voordat het weer mis zou gaan. Tijdens de onttrekking nam de onrust bij verdachte toe en besloot hij zijn fantasieën in de praktijk te brengen. Hij koos daarbij voor makkelijke slachtoffers, namelijk de twee andere aanwezigen in het verlaten hotel [naam 1] . Hij kocht tie-wraps en een mes, bond de tie-wraps aan elkaar vast en bracht vervolgens op 23 maart 2017 [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op gruwelijke wijze om het leven. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij geen conflict met de slachtoffers had. Zij bevonden zich op het verkeerde moment op de verkeerde plaats.
Door verdachte is vele malen op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in gestoken. Het kan gelet op de afweerletsels niet anders dan dat de slachtoffers dit gedeeltelijk hebben meegemaakt. Zij zullen zich daarbij hebben gerealiseerd dat zij deze aanval niet zouden overleven. Deze laatste momenten moeten voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onvoorstelbaar angstig zijn geweest.
Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan één van de meest ernstige strafbare feiten die het Wetboek van Strafrecht kent: moord. Op moord staat een strafmaximum van dertig jaren of levenslang.
Verdachte heeft bij de politie alleen over de momenten voorafgaand aan en na de moorden verklaard. Hij kan zich verder niets herinneren, aldus verdachte bij de politie.
Dit verandert echter bij het Pieter Baan Centrum, waar verdachte de psycholoog en psychiater wel meer over de moorden zelf vertelt. Geconfronteerd met deze uitlatingen op de zitting, verklaart verdachte echter opnieuw zich niets van de feiten zelf of zijn uitspraken bij het Pieter Baan Centrum te kunnen herinneren. De rapporteurs van het Pieter Baan Centrum worstelen met de vraag of verdachte een gevoelloos persoon (meedogenloze gewetensloosheid) is, dan wel gevoelens niet adequaat kan uiten of zich processueel berekenend opstelt. Hoewel verdachte uiteraard het recht heeft om te zwijgen, lijkt er sprake van een berekenende proceshouding. Met name omdat de psychiater geen aanwijzingen heeft gevonden voor een stoornis in het geheugen. Bovendien valt moeilijk te verklaren dat de herinneringen van verdachte zich beperken tot de gebeurtenissen direct voor en na de steekpartij. Bij de psychiater weet hij van de steekpartij ook flarden te herinneren, maar op de zitting zegt hij daarvan helemaal niets te kunnen herinneren en ontkent hij de feiten. De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de houding van verdachte.
Verder weegt de rechtbank mee dat verdachte in het verleden vaker voor geweldsdelicten – waaronder straatroven, afpersing en vrijheidsberoving – is veroordeeld. In 2006 is aan verdachte voor onder meer een poging tot moord een TBS-maatregel (met dwangverpleging) opgelegd, welke maatregel in 2010, 2012, 2013 en 2015 is verlengd. Bij het laatste advies, een maand voor de feiten, wordt positief over verdachte gerapporteerd. Inmiddels is gebleken dat verdachte de kliniek op het verkeerde been heeft gezet door opzettelijk te zwijgen over zijn gewelddadige fantasieën. Deze fantasieën hebben uiteindelijk tot de explosie van geweld in Hotel [naam 1] geleid.
Door de rapporteurs is beschreven dat de kern van de problematiek van verdachte bestaat uit het onvermogen om zich aan anderen te hechten en om met lastige en negatieve gevoelens om te gaan. Verdachte heeft daarbij zichzelf in het verleden meermalen verloren in gokken en alcohol. Door dit patroon zijn, aldus de rapporteurs, ook trekken van psychopathie (zoals de agressieve en gewelddadige fantasieën van verdachte) ontstaan.
De rapporteurs stellen bij verdachte verder een persoonlijkheidsstoornis vast en beschrijven onder meer antisociale trekken van verdachte. Zo bekommert verdachte zich niet om gevoelens van anderen en is er sprake van een gebrek aan geweten. Door de rapporteurs worden verder het egoïstisch denken van verdachte en het gebrek aan empathie als narcistische trekken aangemerkt. Tot slot noemen de rapporteurs de emotionele vervreemding van verdachte en het onvermogen om zijn agressieve gevoelens een halt toe te roepen (borderline trekken).
Los van deze persoonlijkheidsproblematiek zijn verder nog een ernstige gokstoornis en stoornis in het alcoholgebruik vastgesteld.
De rapporteurs concluderen dat deze problematiek ook ten tijde van de feiten aanwezig is geweest. Nadat verdachte zich aan het toezicht van de TBS-kliniek onttrok, viel hij immers terug in het gebruik van alcohol en ging hij ook weer gokken. In deze periode nam verder niet alleen de onthechting (hij zwierf zonder enige structuur rond), maar namen ook de frustraties toe. Onder deze omstandigheden verloor verdachte steeds meer de controle over zichzelf, wat ook ruimte gaf aan zijn gewelddadige fantasieën. Nu naar de mening van de rapporteurs verdachte in deze periode beperktere mogelijkheden had om zich te herpakken, adviseren zij de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank zal dit advies overnemen.
Door de rapporteurs wordt de kans op herhaling – die verband houdt met de onverminderde problematiek van verdachte – hoog ingeschat. De rapporteurs merken echter ook op dat dit gevaar kan worden beperkt door verdachte in een klinische omgeving te plaatsen waar hij een zekere structuur ervaart, waar medicatie kan worden voorgeschreven en waar de aan hem gestelde eisen te overzien zijn. De vervolgvraag is wat hiermee binnen een nieuw TBS-kader – omdat deze feiten tijdens een onttrekking zijn gepleegd – kan worden bereikt.
Nu de problematiek van verdachte na de jarenlange TBS-behandeling nog altijd ernstig is, wordt een verandering op korte termijn door de rapporteurs niet waarschijnlijk geacht. De prognose is daarmee niet direct gunstig. Dat betekent echter niet, aldus de rapporteurs, dat een behandeling onmogelijk is. Een nieuwe behandeling zal veel tijd, inzet en volharding van zowel verdachte als de behandelaren vergen, maar is mogelijk en reëel. Omdat behandeling van de problematiek van verdachte volgens de rapporteurs noodzakelijk is om herhaling in de toekomst te voorkomen en deze behandeling binnen de gevangenis of binnen andere kaders onvoldoende kan worden geboden, adviseren de rapporteurs een nieuwe TBS-maatregel (met dwangverpleging) op te leggen.
De rechtbank vindt dat het gaat om zulke ernstige feiten dat – ondanks de problematiek van verdachte – uit oogpunt van vergelding een zeer lange gevangenisstraf op zijn plaats is. Gelet op het planmatige karakter van de feiten, de berekenende houding van verdachte en de omstandigheid dat hij de moorden tijdens een onttrekking aan zijn TBS-maatregel heeft gepleegd, vindt de rechtbank daarbij een kortere gevangenisstraf dan dertig jaar niet aan de orde. De vervolgvraag is of met deze gevangenisstraf, in combinatie met een TBS-maatregel, kan worden volstaan of dat alleen een levenslange gevangenisstraf de maatschappij voldoende bescherming biedt.
De rechtbank merkt als eerste op dat in Nederland als uitgangspunt een levenslange gevangenisstraf ook echt levenslang duurt. Het is echter niet uit te sluiten dat verdachte na 25 jaar, onbehandeld, door een toetsingscommissie in vrijheid zal worden gesteld.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat het gevaar voor de samenleving, bij een eventuele in de (verre) toekomst liggende terugkeer van verdachte in de maatschappij, door een langdurige gevangenisstraf in combinatie met een nieuwe TBS-maatregel, beter kan worden ingeperkt. Ook wordt verdachte daarmee niet ieder perspectief op terugkeer in de samenleving ontnomen.
Aan de vereisten voor oplegging van de TBS-maatregel wordt voldaan. Het gaat immers om misdrijven waarvoor aldus artikel 37a Wetboek van Strafrecht oplegging van een TBS-maatregel mogelijk is, er is tijdens de feiten sprake geweest van een stoornis dan wel gebrekkige ontwikkeling en tot slot eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van deze nieuwe TBS-maatregel met dwangverpleging. De duur van deze maatregel zal gelet op de feiten (nu deze waren gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam) onbeperkt kunnen worden verlengd.
Alles overziende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van dertig jaar en een TBS-maatregel met dwangverpleging opleggen. Dit betekent dat verdachte over 20 jaar, dus pas op 68 jarige leeftijd, met zijn vermoedelijk langdurige behandeling in een TBS-kliniek kan beginnen. Dit past bij de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, geeft verdachte nog enig perspectief en biedt de samenleving voldoende bescherming tegen het zeer gewelddadige gedrag van verdachte.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 37a, 37b, 38e, 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) jaren;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
En verder:
 gelast dat verdachte
ter beschikkingwordt
gestelden beveelt dat de ter beschikking gestelde
van overheidswege zal worden verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.P.M. Kester-Bik (voorzitter), mr. J.J.H. van Laethem en mr. M.A. Jansen-van Leeuwen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.T.P.J. Damen en S.A.A.M. van der Heijden, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 februari 2018.
BIJLAGE:
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 maart 2017 te Arnhem de heer [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer 1] meermalen met een scherp en/of puntig voorwerp in het gezicht en/of de nek en/of de borst en/of elders het in
lichaam te steken tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] is overleden;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 23 maart 2017 te Arnhem de heer [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer 1] meermalen met een scherp en/of puntig voorwerp in het gezicht en/of de nek en/of de borst en/of elders het in lichaam, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] is
overleden;
2.
hij op of omstreeks 23 maart 2017 te Arnhem mevrouw [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer 2] meermalen, met een
scherp en/of puntig voorwerp, in de hals en/of de romp en/of elders in het lichaam te steken, tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] is overleden;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 23 maart 2017 te Arnhem mevrouw [slachtoffer 2] , opzettelijk van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer 2] meermalen met een scherp en/of puntig voorwerp in de hals en/of de romp en/of elders in het lichaam te steken, tengevolgde waarvan die [slachtoffer 2]
is overleden.

Voetnoten

1.De volledige inhoud van de tenlastelegging is in de bijlage opgenomen.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2017132608 (
3.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige] , p. 1049 en 1051.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1028 t/m 1030, het proces-verbaal van bevindingen, p. 1031, het proces-verbaal van bevindingen, p. 1032 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 1034.
5.Het proces-verbaal identificatie-onderzoek slachtoffers, p. 3019.
6.Het NFI-rapport, p. 3600 t/m 3602, 3605-3606 en 3612.
7.Het NFI-rapport, p. 3575 t/m 3578, p. 3580 en 3587.
8.Het proces-verbaal overlijdensonderzoek misdrijf, p. 3021-3022 en 3025.
9.Het NFI-rapport, p. 3467 en 3472-3473.
10.Het proces-verbaal overlijdensonderzoek misdrijf, p. 3055 t/m 3057.
11.Het NFI-rapport, p. 3469 en 3474.
12.Het proces-verbaal sporenonderzoek, p. 3147-3148 en het NFI rapport, p. 3512-3513.
13.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 31 januari 2018.
14.Het NFI-rapport, p. 3438-3439 en 3442-3443 en de eigen waarneming van de rechtbank van de foto’s op pagina 3446.
15.NFI-rapport, p. 3623-3624 en 3630 en het proces-verbaal, p. 78.
16.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1030, het proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming DNA-deskundige, p. 3452 en het NFI-rapport, p. 3512 t/m 3514.
17.Het proces-verbaal overlijdensonderzoek en lijkschouw, p. 3055 t/m 3057 en het proces-verbaal, p. 3011 en 3013.
18.Het proces-verbaal sporenonderzoek, p. 3296 t/m 3300, het proces-verbaal, p. 3011, het proces-verbaal verhoor verdachte, p. 5044 en het proces-verbaal verhoor verdachte, p. 5055-5056.
19.Het proces-verbaal onderzoek stuk van overtuiging, p. 3313.
20.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1234.
21.Het NFI-rapport, p. 3438 t/m 3440.
22.Het proces-verbaal verhoor verdachte, p. 5079.
23.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 31 januari 2018.
24.Het NFI-rapport, p. 3438 t/m 3440.
25.Het NFI-rapport, p. 3440 t/m 3444.
26.Het proces-verbaal van verdenking, p. 5013 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 5020.
27.Het proces-verbaal, p. 3118.
28.Het proces-verbaal verhoor verdachte, p. 5050-5051, het proces-verbaal verhoor verdachte, p. 5056 en het proces-verbaal verhoor verdachte, p. 5080-5081.
29.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 31 januari 2018 en het proces-verbaal verhoor verdachte, p. 5035-5036.
30.Het proces-verbaal verhoor verdachte, p. 5084 en het proces-verbaal verhoor verdachte, p. 5050.
31.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 31 januari 2018.