ECLI:NL:RBGEL:2018:653

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 februari 2018
Publicatiedatum
13 februari 2018
Zaaknummer
6500369 \ HA VERZ 17-243 \ 428 \ 682
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging arbeidsovereenkomst en rechtsgeldigheid van ontslag op staande voet

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 9 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [Verzoeker], en haar werkgever, Coop Supermarkten B.V. De werknemer verzocht de rechter om de opzegging van haar arbeidsovereenkomst door Coop te vernietigen, omdat zij van mening was dat er geen rechtsgeldige beëindiging had plaatsgevonden. De werknemer was sinds 29 augustus 2016 in dienst bij Coop en had haar arbeidsovereenkomst op 28 september 2017 als beëindigd beschouwd, maar betwistte dat zij zelf ontslag had genomen. Coop stelde dat de werknemer op staande voet was ontslagen vanwege ongeoorloofde afwezigheid en het niet melden van ziekte. De rechter oordeelde dat de werknemer niet duidelijk had aangegeven dat zij haar arbeidsovereenkomst had opgezegd en dat er geen rechtsgeldig ontslag op staande voet was gegeven. De kantonrechter vernietigde zowel het ontslag op 28 september 2017 als het voorwaardelijke ontslag op 9 oktober 2017. Tevens werd Coop veroordeeld tot betaling van achterstallig loon en vakantietoeslag aan de werknemer, en werd Coop in de proceskosten veroordeeld. De rechter concludeerde dat de arbeidsovereenkomst van de werknemer doorliep tot en met 28 november 2017, en dat de aanzegverplichting door Coop was nageleefd, maar dat de werknemer recht had op de gevorderde bedragen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 6500369 \ HA VERZ 17-243 \ 428 \ 682
uitspraak van 9 februari 2018
beschikking
in de zaak van
[Verzoeker]
[woonplaats]
verzoekende partij
gemachtigde mr. A.O.C.A. van Schravendijk
toevoeging verleend nr. 2FO1150
en
de besloten vennootschap
Coop Supermarkten B.V.
gevestigd te Velp
verwerende partij
gemachtigde mr. A. Klaassen
Partijen worden hierna [Verzoeker] en Coop genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 28 november 2017 met producties
- het verweerschrift, tevens bevattende een zelfstandig tegenverzoek, van 4 januari 2018 met producties
- het verweerschrift tegen het zelfstandig tegenverzoek van 11 januari 2018 met een productie.
1.2.
Op 19 januari 2018 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier
heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun stadpunten naar voren
hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[Verzoeker] is per 29 augustus 2016 voor de duur van zeven maanden voor 24 uur per week bij Coop (filiaal aan het [straatnaam] [huisnummer] te Arnhem) in dienst getreden in de functie van aankomend verkoop-/kassamedewerker. De overeenkomst is per 29 maart 2017 verlengd tot en met 28 november 2017. Met ingang van 14 augustus 2017 is [Verzoeker] bevorderd tot verkoop-/kassamedewerker. Zij verdiende laatstelijk € 6,54 bruto per uur ofwel € 627,84 bruto per vier weken. In de arbeidsovereenkomst is onder meer opgenomen:
Bij tussentijdse opzegging
Deze arbeidsovereenkomst is voor beide partijen tussentijds opzegbaar met inachtneming van de daarvoor geldende regelgeving. Voor u geldt een opzegtermijn van vier weken. De opzegtermijn vangt aan met ingang van de eerste datum van de periode, volgend op de periode waarin is opgezegd.
2.2.
Op 20 juli 2017 is [Verzoeker] zonder opgave van reden of enige melding vooraf niet op haar werk verschenen.
2.3.
Op 28 september 2017 moest [Verzoeker] om 10:00 uur werken. Zij is toen niet verschenen.
2.4.
Diezelfde dag heeft de leidinggevende van [Verzoeker] via Whatsapp om 16:41 uur het volgende bericht gestuurd:
Je bent vandaag niet komen werken. We hebben niet van je vernomen terwijl je wel online was. Je was ook niet telefonisch te bereiken. En hebt ons ook niet terug gebeld of geappt. Dit is al eerder voorgekomen. De arbeidsovereenkomst word ontbonden. Je krijgt hierover bericht.
In reactie hierop heeft [Verzoeker] om 17:32 uur bericht:
Online kan ik niet zijn geweest want ik had geen telefoon maargoed er was iets voorgevallen mijn excuses ervoor ik begrijp de keus en waarom.
2.5.
Bij brief van 28 september 2017 heeft Coop [Verzoeker] onder meer het volgende bericht:
Voor de goede orde bevestigen wij hiermede uw ontslag op eigen verzoek.
Uw laatste werkdag is 28 september 2017.
2.6.
Op 2 oktober 2017 heeft [Verzoeker] Coop het volgende e-mailbericht gestuurd:
Naar aanleiding van uw brief, met datum 28-09-2017 wil ik toch graag reageren.
Ik zou zelf ontslag aangevraagd hebben!,per 28-09-2017.
Dat heb ik ZEKER niet gedaan,en zou dan ook graag een copie van deze brief willen ontvangen,waar op staat dat ik mijn ontslag heb ingediend.
Bij deze maak ik bezwaar tegen deze brief,ben er zeker niet mee eens.
2.7.
In reactie hierop heeft Coop als volgt gereageerd:
Je hebt inderdaad een ontslag op eigen verzoek gekregen van ons. Reden is dat je niet op bent komen dagen op 28 september jl. terwijl je op de planning stond. Je hebt tevens niets van je laten weten. Wij hebben vervolgens geprobeerd contact met je te krijgen maar zonder succes. Je bent in juli jl. ook al een keer niet komen opdagen terwijl je ingepland stond. Wij hebben toen duidelijk gemaakt dat wij op deze wijze niet verder kunnen en hebben destijds aangegeven dat wij dit in de toekomst niet zullen accepteren.
Op het moment dat wij jou ingepland hebben en je komt niet opdagen gaan wij ervan uit dat jij geen interesse hebt in een dienstverband bij ons en melden wij jou uit dienst op eigen verzoek.
Wij hebben ook geen voornemens om het aan te passen aangezien je gewaarschuwd bent en niet eens de moeite hebben genomen om je af te melden de 28e. Erg jammer want nu weet je ons wel te vinden nadat je de brief hebt ontvangen. Was een kleine moeite geweest afgelopen donderdag.
2.8.
Bij brief van 4 oktober 2017 heeft de gemachtigde van [Verzoeker] Coop bericht dat [Verzoeker] geen ontslag heeft genomen, dat zij zich op 28 september 2017 ziek had gemeld bij haar leidinggevende en dat zij zich vanaf 4 oktober 2017 weer arbeidsgeschikt achtte en bereid en in staat was haar werkzaamheden op eerste afroep te hervatten.
2.9.
De gemachtigde van Coop heeft de gemachtigde van [Verzoeker] bij brief van 9 oktober 2017 bericht dat als er geen sprake zou zijn van ontslag op eigen verzoek door [Verzoeker] dan wel een ontslag met wederzijds goedvinden gezien de instemmende reactie van [Verzoeker] , sprake is van een ontslag op staande voet, nu [Verzoeker] heeft gelogen over ziekmelding op 28 september 2017.
2.10.
Bij brief van 20 oktober 2017 heeft de gemachtigde van [Verzoeker] hierop gereageerd en de inhoud van de brief van de gemachtigde van Coop weersproken.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[Verzoeker] verzoekt de kantonrechter bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
a. a) de onverwijlde opzegging van 28 september 2017 door Coop van de arbeidsovereenkomst met [Verzoeker] , voor zover die heeft plaatsgehad, te vernietigen,
b) de onverwijlde opzegging van 9 oktober 2017 door de gemachtigde van Coop van de arbeidsovereenkomst met [Verzoeker] , voor zover die heeft plaatsgehad, te vernietigen,
c) Coop te veroordelen tot betaling aan [Verzoeker] binnen twee dagen na betekening van deze beschikking tegen behoorlijk bewijs van kwijting van de volgende bedragen:
1. aan brutoloon over de periode van 2 tot en met 8 oktober 2017, vermeerderd met de wettelijke verhoging daarover en met de wettelijke rente over het loon én over de wettelijke verhoging primair vanaf 9 oktober 2017 en subsidiair vanaf de datum van ontvangst door Coop van het verzoekschrift,
2. € 627,84 aan brutoloon over de periode van 9 oktober 2017 tot en met 5 november 2017, vermeerderd met de wettelijke verhoging daarover en met de wettelijke rente over het loon én over de wettelijke verhoging primair vanaf 6 november 2017 en subsidiair vanaf de datum van ontvangst door Coop van het verzoekschrift,
3. € 515,73 aan brutoloon over de periode van 6 november 2017 tot en met 28 november 2017, vermeerderd met de wettelijke verhoging daarover en met de wettelijke rente over het loon én over de wettelijke verhoging primair vanaf 29 november 2017,
4. € 104,04 aan bruto vakantietoeslag over de periode van 2 oktober tot en met 28 november 2017, vermeerderd met de wettelijke verhoging daarover en met de wettelijke rente over de vakantietoeslag én over de wettelijke verhoging vanaf 29 november 2017,
5. € 680,16 bruto als vergoeding voor schending van de aanzegplicht,
met veroordeling van Coop in de kosten van het geding, een bedrag aan salaris voor [Verzoeker] gemachtigde daaronder begrepen.
3.2.
[Verzoeker] legt aan haar verzoeken ten grondslag dat geen sprake was van een ontslag op staande voet op 28 september 2017, dat [Verzoeker] evenmin zelf ontslag heeft genomen op die datum en dat [Verzoeker] niet heeft ingestemd met beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. De brief van de gemachtigde van Coop van 9 oktober 2017 aan de gemachtigde van [Verzoeker] met daarin de aanzegging van het ontslag op staande voet was niet gericht aan [Verzoeker] en bovendien is het ontslag niet onverwijld gegeven en ontbreekt de dringende reden, zodat ook dit ontslag vernietigd dient te worden. De arbeidsovereenkomst van [Verzoeker] heeft dan ook doorgelopen tot en met 28 november 2017, zodat [Verzoeker] nog recht heeft op loon over de periode van 2 oktober 2017 t/m 28 november 2017. Tot slot is de aanzegverplichting geschonden en dient Coop [Verzoeker] een bruto maandloon te betalen.
3.3.
Coop voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, nader ingegaan worden.

4.Het zelfstandig tegenverzoek en het verweer

4.1.
Coop verzoekt de kantonrechter bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, [Verzoeker] te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding ingevolge artikel 7:677, tweede lid, BW te weten € 678,10 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 september 2017, subsidiair 9 oktober 2017, met veroordeling in de proceskosten, zowel ten aanzien van de verzoekschriftprocedure alsook ten aanzien van het tegenverzoek, waaronder steeds begrepen een salaris voor de gemachtigde en de wettelijke kosten.
4.2.
Coop legt aan haar zelfstandig tegenverzoek ten grondslag dat bij een ontslag op staande voet de werknemer een schadevergoeding is verschuldigd aan de werkgever gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren.
4.3.
[Verzoeker] voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, nader ingegaan worden.

5.De beoordeling

termijn indiening verzoek
5.1.
Het verzoek is – gelet op het bepaalde in artikel 7:686a lid 4 aanhef en sub a en e BW jo. artikel 7:681 lid 1 BW en artikel 7:668 lid 3 BW – tijdig ingediend.
beëindiging arbeidsovereenkomst?
5.2.
Uit artikel 7:681 lid 1 sub a BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan vernietigen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Op grond van artikel 7:671 BW kan de werkgever de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer. Volgens artikel 7:671 lid 1 sub c BW geldt die eis niet wanneer de opzegging geschiedt op grond van artikel 7:677 lid 1 BW, waarin is bepaald dat ieder der partijen bevoegd is de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij.
5.3.
Nadat [Verzoeker] op 28 september 2017 niet op haar werk was verschenen, heeft haar leidinggevende geprobeerd om contact met haar op te nemen en haar via Whatsapp een bericht gestuurd waarin is vermeld dat “de arbeidsovereenkomst zou worden ontbonden”. [Verzoeker] heeft in reactie hierop geantwoord dat “er iets was voorgevallen en dat zij de keuze van Coop begrijpt”. Vervolgens heeft Coop [Verzoeker] op diezelfde dag schriftelijk “het ontslag op eigen verzoek” door [Verzoeker] bevestigd.
5.4.
Nu partijen schriftelijk zijn overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst tussentijds kan worden opgezegd, dient allereerst de vraag te worden beantwoord of [Verzoeker] de arbeidsovereenkomst zelf heeft opgezegd, zoals bedoeld in artikel 7:667 lid 3 BW.
5.5.
Volgens vaste rechtspraak geldt een strenge maatstaf ter beantwoording van de vraag of een werknemer zijn dienstbetrekking vrijwillig heeft willen beëindigen. Deze dient ertoe de werknemer te behoeden voor de ernstige gevolgen die vrijwillige beëindiging van het dienstverband voor hem kan hebben, kort gezegd het verloren gaan van de mogelijkheid zich op ontslagbescherming te beroepen, en het mogelijk verlies van aanspraken ingevolge de sociale zekerheidswetgeving, met name een werkloosheidsuitkering. In verband met die ernstige gevolgen zal de werkgever niet spoedig mogen aannemen dat een verklaring van de werknemer is gericht op vrijwillige beëindiging van de dienstbetrekking.
5.6.
Uit de bewoordingen van de reactie van [Verzoeker] kon en mocht Coop niet opmaken dat [Verzoeker] de arbeidsovereenkomst zelf had opgezegd. [Verzoeker] heeft immers enkel op het bericht van haar leidinggevende geantwoord dat “er iets was voorgevallen en dat zij de keuze van Coop begreep”. Een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring gericht op de beëindiging van de dienstbetrekking door [Verzoeker] valt hierin niet te lezen. De arbeidsovereenkomst is dus niet geëindigd door een opzegging door [Verzoeker] .
5.7.
Dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden zou zijn beëindigd, is evenmin voldoende komen vast te staan. Nog daargelaten dat het nog maar de vraag is of voldaan is aan het schriftelijkheidsvereiste zoals bedoeld in artikel 7:670b lid 1 BW, geldt bovendien dat [Verzoeker] binnen veertien dagen, te weten bij e-mailbericht van 2 oktober 2017, Coop heeft bericht dat “ze niet zelf ontslag zou hebben aangevraagd” en ook dat zij het niet eens was met de inhoud van het bericht van Coop van 28 september 2017. Coop heeft hieruit moeten begrijpen dat [Verzoeker] de bedoeling had om de overeenkomst – voor zover daar al sprake van was – te beëindigen. Van een beëindiging met wederzijds goedvinden was dus evenmin sprake.
5.8.
Voor zover de bewoordingen van [Verzoeker] in het door haar gestuurde Whatsapp bericht al zouden kunnen worden aangemerkt als een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring gericht op de beëindiging van de dienstbetrekking door [Verzoeker] , zoals bedoeld in artikel 7:671 lid 1 BW (opzegging met instemming van de werknemer), geldt ook hier dat [Verzoeker] bij e-mailbericht op 2 oktober 2017 haar verklaring tijdig heeft herroepen. [Verzoeker] heeft dus ook niet ingestemd met een opzegging van de arbeidsovereenkomst door Coop.
5.9.
Uit het Whatsapp bericht van de leidinggevende van [Verzoeker] kan evenmin worden afgeleid dat het [Verzoeker] duidelijk was dat zij op staande voet werd ontslagen.
Alhoewel niet teveel waarde gehecht kan worden aan de woordkeuze van de leidinggevende van [Verzoeker] (zij spreekt over ontbinding), voert het te ver om aan te nemen dat [Verzoeker] uit dit bericht kon en mocht begrijpen dat zij op staande voet was ontslagen. Daar komt bij dat Coop op diezelfde dag [Verzoeker] schriftelijk het ontslag op eigen verzoek heeft bevestigd. Van een eenduidige berichtgeving was dus geen sprake. Reeds daarom kan geen sprake zijn van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet op 28 september 2017.
5.10.
Dan resteert nog de vraag of een rechtsgeldig ontslag op staande voet is gegeven bij brief van 9 oktober 2017 van de gemachtigde van Coop. In die brief, die is gericht aan de gemachtigde van [Verzoeker] , is vermeld dat [Verzoeker] Coop zou hebben voorgelogen door Coop achteraf via haar gemachtigde te laten weten dat [Verzoeker] op 28 september 2017 ziek was, terwijl van enige ziekmelding volgens Coop nimmer sprake zou zijn geweest. Coop hanteert een zero tolerance beleid jegens haar medewerkers, waarbij zij – vanwege het werken met contant geld en consumptieve zaken – integriteit en vertrouwen zeer belangrijk acht. Herhaalde werkweigering en het afleggen van een leugenachtige verklaring leveren dringende redenen op voor ontslag op staande voet, aldus Coop.
5.11.
Allereerst is in geschil of de brief van 9 oktober 2017 (ook) had moeten worden gericht aan [Verzoeker] . Dit punt kan gelet op het navolgende evenwel in het midden blijven. In deze zaak is onvoldoende komen vast te staan dat [Verzoeker] heeft gelogen. [Verzoeker] heeft verklaard dat een collega op 28 september 2017 hun leidinggevende met een andere collega had horen praten over de ziekmelding van [Verzoeker] . Weliswaar heeft de leidinggevende van [Verzoeker] schriftelijk verklaard dat [Verzoeker] zich op 28 september 2017 niet bij haar heeft ziek gemeld, maar dat betekent nog niet dat daarmee vast staat dat sprake is van liegen door [Verzoeker] . Het door Coop op dit punt aangeboden bewijs is onvoldoende geconcretiseerd, zodat Coop niet in de gelegenheid zal worden gesteld te bewijzen dat [Verzoeker] heeft gelogen over haar ziekmelding. Dit betekent dat als grond voor het ontslag op staande voet enkel de ongeoorloofde afwezigheid resteert. Deze grond kan een dringende reden opleveren, ware het niet dat op 9 oktober 2017 niet langer is voldaan aan het onverwijldheidsvereiste. Dit leidt er toe dat het op 9 oktober 2017 voorwaardelijk gegeven ontslag op staande voet geen stand kan houden.
5.12.
Geconcludeerd kan dan ook worden dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is geëindigd. De vorderingen onder a. en b. tot vernietiging van het op 28 september 2017 én op 9 oktober 2017 gegeven ontslag op staande voet zijn dan ook toewijsbaar.
de aanzegverplichting
5.13.
De vordering tot betaling van een vergoeding op grond van het niet nakomen van de aanzegverplichting in artikel 7:668 lid 3 BW zal worden afgewezen. Weliswaar heeft in september of oktober 2017 geen rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst plaatsgevonden, maar uit de brieven/e-mailberichten van (de gemachtigde van) Coop kon en mocht [Verzoeker] concluderen dat Coop het dienstverband van [Verzoeker] wilde beëindigen en daarmee dus dat Coop de arbeidsovereenkomst na 28 november 2017 niet wilde voortzetten. Coop heeft dan ook voldaan aan de aanzegverplichting. De vordering onder c. sub 5. zal dus worden afgewezen.
loonvordering
5.14.
Nu de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is geëindigd in september of oktober 2017, is Coop nog loon verschuldigd aan [Verzoeker] tot en met 28 november 2017. [Verzoeker] heeft tot en met 1 oktober 2017 loon ontvangen. [Verzoeker] werd per vier weken betaald en haar bruto uurloon bedroeg € 6,54. Per week had [Verzoeker] recht op 24 x € 6,54 = € 156,96. In totaal betreft de periode tot aan het einde van de arbeidsovereenkomst acht weken en twee dagen, zodat Coop aan [Verzoeker] 8 x € 156,96 plus 2/7 x € 156,96, zijnde in totaal € 1.300,53 (€ 1.255,68 + € 44,85) verschuldigd is. Over dit bedrag is vakantietoeslag verschuldigd van 8%, zijnde € 104,04 bruto. Deze bedragen komen overeen met het gevorderde, zodat ze toewijsbaar zijn.
5.15.
Tegen de gevorderde wettelijke verhoging en wettelijke rente over het achterstallige loon is geen inhoudelijk verweer gevoerd. Ook die vordering is daarmee toewijsbaar vanaf de datum van opeisbaarheid. De gevorderde wettelijke rente over de wettelijke verhoging zal worden toegewezen vanaf de datum van ontvangst van het verzoekschrift. De door [Verzoeker] gestelde eerdere ingangsdata kunnen niet worden gevolgd aangezien Coop met de betaling van de wettelijke verhoging op die eerdere momenten nog niet in verzuim verkeerde.
proceskosten
5.16.
Coop wordt (grotendeels) in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.
het tegenverzoek
5.17.
Nu zowel het op 28 september 2017 als het op 9 oktober 2017 gegeven ontslag op staande voet wordt vernietigd, zal het verzoek tot betaling van gefixeerde schadevergoeding worden afgewezen.
5.18.
Coop wordt in het tegenverzoek in het ongelijk gesteld, zodat zij de proceskosten moet dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter,
inzake het verzoek van de werknemer
6.1.
vernietigt het op 28 september 2017 en 9 oktober 2017 gegeven (voorwaardelijk) ontslag op staande voet door Coop,
6.2.
veroordeelt Coop tot betaling aan [Verzoeker] , binnen twee dagen na betekening van deze beschikking, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, van de volgende bedragen:
1. aan brutoloon over de periode van 2 tot en met 8 oktober 2017, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente daarover vanaf 9 oktober 2017, en met de wettelijke rente over de wettelijke verhoging vanaf de datum van ontvangst door Coop van het verzoekschrift,
2. € 627,84 aan brutoloon over de periode van 9 oktober 2017 tot en met 5 november 2017, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente daarover vanaf 6 november 2017, en met de wettelijke rente over de wettelijke verhoging vanaf de datum van ontvangst door Coop van het verzoekschrift,
3. € 515,73 aan brutoloon over de periode van 6 november 2017 tot en met 28 november 2017, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente daarover vanaf 29 november 2017, en met de wettelijke rente over de wettelijke verhoging vanaf de datum van ontvangst van het verzoekschrift,
4. € 104,04 aan bruto vakantietoeslag over de periode van 2 oktober tot en met 28 november 2017, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente daarover vanaf 29 november 2017, en met de wettelijke rente vanaf de datum van ontvangst van het verzoekschrift,
6.3.
veroordeelt Coop in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [Verzoeker] begroot op € 678,00 in totaal, welk bedrag bestaat uit € 78,00 aan griffierecht en € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
inzake het tegenverzoek van de werkgever
6.6.
wijst het verzoek af;
6.7.
veroordeelt Coop in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [Verzoeker] begroot op € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde;
6.8.
verklaart deze beschikking ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. S.H. Bokx-Boom en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2018.