Uitspraak
1.De inhoud van de tenlastelegging
3.Bewezenverklaring
of omstreeks28 augustus 2016 te Ede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen opzettelijk die [slachtoffer]
één of meerdere malen (met kracht) in/tegen het gezicht heeft gestompt en/of geslagen en/of (vervolgens) (terwijl deze [slachtoffer] op de grond lag
)meerdere malen
(met kracht
)tegen het hoofd en/of het gezicht heeft
getrapt en/ofgeschopt,
4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van het feit
6.De strafbaarheid van de verdachte
7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
- een voortgangsverslag toezicht van 18 augustus 2017;
- een reclasseringsadvies (beknopt) van 22 januari 2018.
8. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer]heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding voor het ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.900,-, te verhogen met de wettelijke rente vanwege geleden immateriële schade.
9.De toegepaste wettelijke bepalingen
10.De beslissing
- veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
- bepaalt dat deze jeugddetentie
werkstrafgedurende
150 (honderdvijftig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 75 (vijfenzeventig) dagen;
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 1.000,- (duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de
- legt aan veroordeelde de
- bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
heft ophet - geschorste - bevel tot
voorlopige hechtenis.
mr. G.J.M. van Wijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 februari 2018.