ECLI:NL:RBGEL:2018:632

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 januari 2018
Publicatiedatum
13 februari 2018
Zaaknummer
C/05/329075/ KZ RK-17/207
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in civiele procedure met beschuldigingen van vooringenomenheid

Op 25 januari 2018 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. I.C.J.I.M. van Dorp, rechter in deze rechtbank. Het wrakingsverzoek was ingediend op 13 november 2017 en betrof een vermeende vooringenomenheid van de rechter. De verzoeker stelde dat er sprake was van een onderonsje tussen de rechter en de voorzieningenrechter, wat zou hebben geleid tot een onpartijdige behandeling van zijn zaak. De rechter had eerder een vonnis gewezen op 1 november 2017, waarin de vorderingen van de verzoeker deels werden afgewezen op grond van artikel 4:147, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek. De verzoeker was van mening dat de rechter hem voor de gek hield en dat er geen objectieve rechtvaardiging was voor de afwijzing van zijn vorderingen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 15 januari 2018 heeft de rechter verweer gevoerd tegen de beschuldigingen van de verzoeker. De rechtbank oordeelde dat wraking van een rechter alleen mogelijk is op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker geen concrete feiten of omstandigheden had aangedragen die de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd maakten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het wrakingsverzoek ongegrond verklaard en afgewezen. De beslissing is genomen door mr. Van der Mei als voorzitter, en mr. C. Kleinrensink en mr. P.J.C. Cremers als rechters, in aanwezigheid van griffier mr. H.J.M. Fransen. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK GELDERLAND

Locatie Zutphen
Wrakingskamer
Zaaknummer: C/05/329075/ KZ RK-17/207
Beslissing van 25 januari 2018
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende aan de [adres],
[postcode] [woonplaats],
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. I.C.J.I.M. van Dorp,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 13 november 2017;
  • het schriftelijke verweer van de rechter van 16 november 2017;
  • e-mails van verzoeker van 15 januari 2018;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 15 januari 2018; en
  • informatie afkomstig van een ter zitting door verzoeker aan de rechtbank overgelegde
USB-stick.
Het wrakingsverzoek is op 15 januari 2018 in het openbaar behandeld. Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- verzoeker
- de rechter.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter als (kanton)rechter in de zaak
met nummer [zaaknummer] tussen verzoeker en J[tegenpartij 1] en [tegenpartij 2].
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, kort gezegd het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Er is sprake van een onderonsje, overleg achter de schermen, tussen de rechter en de voorzieningen rechter waar hij geen weet van heeft. De rechter heeft volgens verzoeker bij vonnis van 1 november 2017 verzoekers vorderingen deels afgewezen op de grond dat deze niet vallen onder artikel 4:147, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, terwijl de voorzieningenrechter verzoeker op grond van diezelfde bepaling juist had verwezen naar de kantonrechter. Volgens verzoeker houdt de rechter hem voor de gek.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft verweer gevoerd. De rechter heeft geen onderonsje of overleg achter de schermen met wie dan ook gehad. Bij vonnis van 1 november 2017 heeft zij haar voornemen kenbaar gemaakt om de zaak ambtshalve te verwijzen omdat de vorderingen, zoals door verzoeker ingesteld, naar haar oordeel van onbepaalde waarde zijn en geen bezwaar behelzen tegen de tegeldemaking van de woning; bij dat vonnis zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich over dat voornemen eerst bij akte ter rolle uit te laten.

3.De beoordeling

3.1
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996,484).
Uit de artikelen 36 en 37 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de rechtbank het volgende.
3.2
De rechtbank stelt voorop dat de wrakingskamer geen appelinstantie is, zodat niet aan de orde is of de door de rechter gegeven beslissing inhoudelijk een juiste is. Niet gebleken is dat de beslissing zo onbegrijpelijk is dat het niet anders kan zijn dan dat deze door vooringenomenheid is ingegeven.
3.3
Verder overweegt de rechtbank dat verzoeker geen concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd waaruit volgt dat de rechter bij het geven van bovenstaande beslissing vooringenomen was tegen verzoeker of dat de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bestond. De rechtbank is niet gebleken van enig onderonsje of overleg achter de schermen.
3.4.
Het wrakingsverzoek is daarom ongegrond en moet dan ook worden afgewezen. Wat meer of anders door verzoeker is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.

4.De beslissing

De rechtbank:
-wijst het wrakingsverzoek van verzoeker af.
Deze beslissing is gegeven door mr. Van der Mei, voorzitter, en mr. C. Kleinrensink en
mr. P.J.C. Cremers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen als griffier.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door de oudste rechter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 januari 2018 in tegenwoordigheid van de griffier en door hen ondertekend.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.