ECLI:NL:RBGEL:2018:630

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 februari 2018
Publicatiedatum
13 februari 2018
Zaaknummer
C/05/331887 / KG RK 18/7
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in strafzaak

Op 8 februari 2018 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door zes verzoekers, vertegenwoordigd door verschillende raadslieden, tegen de rechters mr. M.F. Gielissen, mr. C.H.M. Pastoors en mr. S.A. van Hoof. De verzoekers stelden dat de motivering van de afwijzende beslissingen op hun verzoeken tot het horen van getuigen de schijn van vooringenomenheid wekte. De wrakingskamer oordeelde dat de rechters niet in hun wraking berustten en dat hun beslissingen niet zo onbegrijpelijk waren dat deze alleen door vooringenomenheid konden worden verklaard. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat de gronden voor wraking niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van partijdigheid of vooringenomenheid. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd openbaar uitgesproken, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/331887 / KG RK 18/7
Beschikking van 8 februari 2018
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker 1],
raadsvrouw mr. F.L.C. Schoolderman, advocate te ’s-Hertogenbosch,
[verzoeker 2],
raadsman mr. M.A.W. Nillesen, advocaat te ’s-Hertogenbosch,
[verzoeker 3],
raadsvrouw mr. F.L.C. Schoolderman, advocate te ’s-Hertogenbosch,
[verzoeker 4],
raadsman mr. A.A. Boersma, advocaat te Amsterdam,
[verzoeker 5],
raadsvrouw mr. F.L.C. Schoolderman, advocate te ’s-Hertogenbosch,
[verzoeker 6],
raadsvrouw mr. F.L.C. Schoolderman, advocate te ’s-Hertogenbosch,
hierna te noemen: verzoekers,
strekkende tot de wraking van
mr. M.F. Gielissen, mr. C.H.M. Pastoors en mr. S.A. van Hoof,
in hun hoedanigheid van respectievelijk voorzitter en leden van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Gelderland, zittingslocatie Zutphen.
Partijen worden hierna aangeduid als verzoekers respectievelijk de rechters.

1.1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de processen-verbaal van de zitting van 9 januari 2018 van verzoekers met als bijlagen de
brieven van de verdediging met onderzoekswensen;
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 12 januari 2018;
  • het schriftelijke verweer van de rechters van 18 januari 2018.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • mr. Schoolderman (mede namens mr. Nillisen) en mr. Boersma, namens een of meer verzoekers;
  • de voorzitter van de meervoudige strafkamer, mr. Gielissen;
  • officier van justitie, mr. G. Pol.

2.Het wrakingsverzoek

Het verzoek tot strekt tot wraking van de rechters als rechters in de zaken met parketnummers [parketnummer 1] ([verzoeker 1]), [parketnummer 2] ([verzoeker 2]), [parketnummer 3] ([verzoeker 3]), [parketnummer 4] [verzoeker 4]), [parketnummer 5] ([verzoeker 5]) en [parketnummer 6] [verzoeker 6]) tussen verzoekers, als verdachten en het Openbaar Ministerie.
2.2
Verzoekers stellen kort gezegd dat de motivering van de afwijzende beslissingen op de verzoeken tot het horen van een aantal getuigen de schijn van vooringenomenheid wekt. Niet alleen geeft deze motivering op zich daartoe aanleiding, maar zeker in samenhang bezien en in het licht van hetgeen ter zitting (retorisch) is gevraagd c.q. opgemerkt door de oudste rechter. Uit die motivering volgt dat een finale waardering van de verklaringen van verzoekers wordt gegeven en dat de verklaringen niet met open blik en serieuze interesse worden gelezen. Verzoekers wijzen in dit verband op het bijzondere karakter van een witwaszaak. Het wrakingsverzoek is enkele dagen na de zitting ingediend omdat verzoekers eerst wilden overleggen met hun raadslieden.
2.3
De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten en hebben schriftelijk en ter zitting bij monde van de voorzitter van de meervoudige strafkamer verweer gevoerd.
De rechters hebben de verzoeken tot het horen van de getuigen getoetst aan het verdedigingsbelang. De beslissingen zijn volgens de rechters niet zo onbegrijpelijk dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid zijn ingegeven.
Ter zitting zijn aan de verdediging kritische vragen gesteld over de verzoeken tot het horen van getuigen. De rechters hebben in hun verweer gewezen op de context waarbinnen deze kritische vragen zijn gesteld: verzoekers zijn in december 2017 op verzoek van hun raadslieden uitgenodigd bij de politie om in aanwezigheid van hun eigen raadsman/-vrouw een verklaring af te leggen. Verzoekers hebben bij het afleggen van hun verklaringen geen antwoord willen geven op nadere vragen van de verbalisanten en daarbij soms uitdrukkelijk aangegeven niet over familieleden te willen verklaren. Dit is een aantal gevallen blijkbaar in overleg met de raadlieden zo gegaan. Gelet hierop hebben de rechters de verdediging gevraagd naar de meerwaarde van het horen van verzoekers als getuigen bij de rechter-commissaris. Daarbij heeft de oudste rechter gevraagd of verzoekers als getuigen wel een verklaring zouden afleggen bij de rechter-commissaris en “wat wij anders aan het doen zijn, behalve iedereen op kosten jagen”. Dit was volgens de rechters geen retorische vraag, maar een vraag om verduidelijking van het verzoek, gelet op de genoemde context en geeft dus geen blijk van vooringenomenheid.
De vraag is voor de verdediging ter zitting ook geen reden geweest de oudste rechter te wraken. Voor zover het wrakingsverzoek op deze vraag is gebaseerd, is het wrakingsverzoek ontijdig.

3.De beoordeling

3.1
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996,484). Uit de artikelen 512 en 513 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de wrakingskamer het volgende.
3.2.
Tijdigheid van het wrakingsverzoek in relatie tot vraag oudste rechter
Namens verzoekers is ter zitting van de wrakingskamer nadrukkelijk het standpunt ingenomen dat de vraag van de oudste rechter niet zelfstandig het wrakingsverzoek draagt. Het gaat verzoekers om de combinatie van de opmerking en de later gevolgde afwijzende beslissingen en de daarbij gegeven motiveringen; omstandigheden waarop de raadslieden zich hebben willen beraden en waarover overleg met verzoekers heeft plaatsgevonden alvorens het wrakingsverzoek in te dienen. Het verweer van de rechters voor zover dit ziet op de betreffende vraag behoeft echter geen verdere bespreking meer omdat de vraag het wrakingsverzoek niet zelfstandig draagt.
3.3.
. De getuigenverzoeken
De wrakingskamer stelt voorop dat het middel van de wraking niet een verkapt rechtsmiddel kan zijn tegen onwelgevallige beslissingen. Een negatief ervaren procesbeslissing is in het algemeen geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking. Dit is alleen anders, als de beslissing zo zeer onbegrijpelijk is, dat voor deze beslissing redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze is ingegeven door vooringenomenheid van de rechters.
In deze zaak hebben de rechters ter zitting van 9 januari 2018 verzoeken tot het horen van een aantal getuigen (zijnde deels medeverdachten) afgewezen. Deze beslissingen hebben de rechters gemotiveerd en vastgelegd. De wrakingskamer volgt verzoekers niet in hun betoog dat de rechters door de wijze van motivering al zouden zijn ingegaan op de bewijswaardering van de verklaringen van deze getuigen. Uit de beslissingen en de daarop gegeven toelichting volgt immers dat het gaat om een beoordeling van de onderzoekswensen. Daaruit volgt geenszins dat de rechters al tot enige bewijswaardering zouden zijn gekomen. Dat hier sprake is van een witwaszaak met een eigen bewijskader doet daar naar het oordeel van de wrakingskamer niet aan af.
De wrakingskamer is van oordeel dat de afwijzende beslissingen niet zo zeer onbegrijpelijk zijn dat voor deze beslissingen redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze zijn ingegeven door vooringenomenheid van de rechters.
3.4.
. Opmerking oudste rechter
Het is gebruikelijk dat onderzoekswensen op een (regie)zitting nader worden toegelicht en dat daarover vragen worden gesteld. Die vragen mogen kritisch zijn.
De wrakingskamer stelt vast dat de vraag van de oudste rechter op de regiezitting moet worden bezien in de context van het eerdere procesverloop, zoals door de rechters in het verweer is uiteengezet. Uit de beschikbare processen-verbaal van de nadere verhoren van verzoekers in december 2017 volgt onder meer dat verzoekers verdiepingsvragen van de politie niet wilden beantwoorden en daarbij soms uitdrukkelijk aangaven niet over familieleden te willen verklaren. Het gaat daarbij om verhoren die op verzoek van de raadslieden hebben plaatsgevonden en waarbij de (eigen) raadslieden aanwezig waren. Tegen die achtergrond is het naar het oordeel van de wrakingskamer begrijpelijk dat kritisch is doorgevraagd. De wrakingskamer acht de opmerking dan ook geenszins blijk geven van vooringenomenheid. Dat later op de zitting de rechters gezamenlijk tot afwijzing van de verzoeken zijn gekomen, maakt dat niet anders.
3.5.
De wrakingskamer is van oordeel dat dat de gronden zelfstandig en in samenhang bezien niet leiden tot de conclusie dat sprake is van enige partijdigheid of vooringenomenheid danwel dat bij verzoekers de objectief gerechtvaardigde schijn is gewekt dat de rechters jegens verzoekers vooringenomen zijn. Nu feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden, niet zijn gebleken, dient het wrakingsverzoek te worden afgewezen. Wat meer of anders is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. De wrakingskamer beslist daarom als volgt.

4.De beslissing

De wrakingskamer
wijst het verzoek tot wraking af;
bepaalt dat de behandeling van de strafzaken wordt voortgezet in de stand waarin de behandeling zich bevond ten tijde van indiening van de verzoeken.
Deze beschikking is gegeven door de mrs. M.C. van der Mei, voorzitter, mr. J.A.P. Bakker en mr. P.J.C. Cremers, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.S. Verhagen en in openbaar uitgesproken op 8 februari 2018.
- de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.