ECLI:NL:RBGEL:2018:601

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 februari 2018
Publicatiedatum
12 februari 2018
Zaaknummer
05/841155-17 + 05/102535-14 (tul), 05/217901-16 (tul), 05/075344-16 (tul) en 05/841016-17 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met betonschop in Apeldoorn

Op 20 oktober 2017 heeft een 48-jarige vrouw uit Hardenberg in Apeldoorn een man met een betonschop op zijn hoofd geslagen. De vrouw is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard en is veroordeeld voor poging tot doodslag. De rechtbank heeft haar een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder opname in een passende instelling voor behandeling van haar problematiek voor maximaal 12 maanden. De benadeelde partij heeft recht op een schadevergoeding van € 750,--. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw opzettelijk handelde, maar heeft haar vrijgesproken van de bedreiging die aan de man was gericht, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij deze had gehoord. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychologische rapportage die wees op een verstandelijke beperking en alcoholproblematiek van de verdachte, wat heeft geleid tot een vermindering van de toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de noodzaak van behandeling vooropgesteld bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05/841155-17 + 05/102535-14 (tul), 05/217901-16 (tul), 05/075344-16 (tul) en 05/841016-17 (tul)
Datum uitspraak : 12 februari 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres]
thans gedetineerd te P.I.V. HvB Nieuwersluis te Nieuwersluis.
Raadsvrouw: mr. H.H. Jansen, advocaat te Putten.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 januari 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 20 oktober 2017 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] (met kracht) met een (beton)schep/schop (met een stalen blad), althans een hard en/of scherp voorwerp, op/tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
zij op of omstreeks 20 oktober 2017 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met voormeld oogmerk die [slachtoffer] (met kracht) met een (beton)schep/schop (met stalen blad), althans een hard en/of scherp voorwerp, op/tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer subsidiair
zij op of omstreeks 20 oktober 2017 in de gemeente Apeldoorn [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] (met kracht) met een (beton)schep/schop (met stalen blad), althans een hard en/of scherp voorwerp, op/tegen het hoofd te slaan;
2.
zij op of omstreeks 20 oktober 2017 in de gemeente Apeldoorn [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ik sla je hartstikke dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte bevond zich op 20 oktober 2017 samen met [slachtoffer] in Apeldoorn. Verdachte werd boos op [slachtoffer] en pakte een betonschep. Verdachte riep: “wegwezen [slachtoffer] , ik sla je harstikke dood” en heeft vervolgens de schep boven haar hoofd getild en op het hoofd van [slachtoffer] geslagen.
[slachtoffer] voelde direct een hevige pijn aan zijn hoofd en zag dat er bloed uit spoot. [2]
Verdachte wilde aangever nog een keer slaan, maar omstanders trokken de schep uit haar handen. [3]
De betonschop waarmee verdachte sloeg, was van stratenmakers die daar aan het werk waren en is scherp geslepen en gemaakt van hard staal. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft voor feit 1, primair en subsidiair, en voor feit 2 vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft met betrekking tot feit 1, primair en subsidiair, naar voren gebracht dat er geen aanmerkelijke kans was op de dood van aangever of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. In het dossier ontbreekt een verklaring van een arts over de mogelijke gevolgen van het toegebrachte letsel. Aangever heeft aangegeven dat de klap pijn en een bloeding heeft opgeleverd. Het letsel is dan ook in ernst relatief beperkt gebleven. Gelet op het postuur van verdachte was het voor haar ook niet mogelijk aangever te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat de geuite bedreiging aangever niet heeft bereikt. Nu aangever geen weet heeft van de bedreiging kan verdachte hiervoor niet worden veroordeeld.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Het staat vast dat verdachte [slachtoffer] met een betonschop op het hoofd heeft geslagen. Verdachte heeft vlak voordat ze hem met de betonschop op zijn hoofd sloeg geroepen: “ik sla je hartstikke dood.” Uit deze bewoordingen blijkt dat verdachte [slachtoffer] van het leven wilde beroven. Nu ze dit heeft geprobeerd met een daartoe geëigend middel, immers met een scherp geslepen betonschop, en daarom van een absoluut ondeugdelijke poging geen sprake is, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1, primair ten laste gelegde feit. Gelet op de bewoordingen van verdachte gaat de rechtbank uit van opzettelijk handelen. Hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht, ziet op voorwaardelijk opzet en kan daarom onbesproken blijven.
Feit 2
[slachtoffer] heeft in zijn aangifte niets gezegd over de door verdachte geuite bedreiging. Daarom kan niet worden vastgesteld dat hij die heeft gehoord. Nu niet is gebleken dat de bedreiging [slachtoffer] heeft bereikt, kan verdachte hiervoor niet worden veroordeeld. De rechtbank zal verdachte daarom van feit 2 vrijspreken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1, primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
Primair
zij op
of omstreeks20 oktober 2017 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer]
(met kracht
)met een
(beton
)schep/schop (met een stalen blad),
althans een hard en/of scherp voorwerp, op
/tegenhet hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag
5. De strafbaarheid van het feit
Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte voor het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Ook heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte onder toezicht van de reclassering wordt gesteld en dat bijzondere voorwaarden worden opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat bij een veroordeling voor eenvoudige mishandeling een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest passend is. De raadsvrouw heeft verzocht om opheffing van de voorlopige hechtenis.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft [slachtoffer] geprobeerd van het leven te beroven door hem met een betonschop op het hoofd te slaan. Het gedrag van verdachte getuigt van disrespect voor het leven van een ander. Verdachte mag van geluk spreken dat [slachtoffer] hierdoor relatief licht letsel heeft opgelopen. Dit heeft ze niet aan zichzelf te danken, maar aan omstanders die haar in bedwang hielden toen ze nogmaals met de schop wilde slaan.
Verdachte is door een psycholoog onderzocht om te bepalen of er bij haar wellicht sprake is van (verminderde) toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologisch rapport van 3 januari 2018, opgemaakt door [naam] . Uit dit rapport komt het volgende, zakelijk weergegeven, naar voren. Verdachte lijdt aan een verstandelijke beperking en een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol. Ze beschikt over onvoldoende vaardigheden om haar emoties te reguleren. Verdachte is sterk geneigd primair te reageren. Omdat ze boos en gefrustreerd was sloeg ze het slachtoffer met een schep. Verdachte had enkele eenheden alcohol gedronken, maar dat lijkt niet van invloed te zijn geweest op de beslissingen van verdachte. Ze gaf aan niet te weten hoe ze de situatie anders had moeten oplossen. Omdat de beperkte copingvaardigheden, samenhangend met de matige verstandelijke beperking een aanzienlijke rol in het tenlastegelegde hebben gespeeld, heeft de rapporteur geadviseerd verdachte het tenlastegelegde verminderd toe te rekenen. Verdachte zou baat kunnen hebben bij een intensieve klinische behandeling binnen een instelling waar expertise is op het gebied van mensen met een verstandelijke beperking en moeilijk gedrag. Het recidiverisico wordt ingeschat als aanzienlijk.
De rechtbank verenigt zich voor wat betreft de problematiek van verdachte met voormelde conclusies en neemt die over. De rechtbank is daarom van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde verminderd aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank houdt hiermee rekening bij het opleggen van de straf.
De ernst van het strafbare feit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een aanzienlijke vrijheidsstraf. Verdachte heeft daarnaast de juiste hulp en begeleiding nodig om ervoor te zorgen dat het niet nog een keer gebeurt. Verdachte heeft meerdere malen, ook ter terechtzitting, aangegeven hiervoor open te staan.
Alles overwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. De rechtbank zal als bijzondere voorwaarde opleggen dat verdachte zich ter behandeling zal laten opnemen in een voor haar problematiek passende instelling voor een periode van maximaal 12 maanden.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.000.-- voor immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 1.000,--. De officier van justitie heeft gevorderd dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat de schade onvoldoende is onderbouwd en heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij niet toe te wijzen.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van € 750,-- passend is bij de ernst van het bewezenverklaarde feit en het door de benadeelde partij opgelopen letsel. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag met inbegrip van de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2017 ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
7b. De beoordeling van de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat alle vorderingen tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vorderingen af te wijzen dan wel de proeftijd te verlengen. Van soortgelijke feiten is geen sprake. Ten aanzien van de vordering met parketnummer 05/102535-14 heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat de proeftijd reeds is verlopen en om die reden de voorwaardelijk opgelegde straf niet ten uitvoer kan worden gelegd.
De beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 05/102535-14
De rechtbank is van oordeel dat de proeftijd in deze zaak nog liep ten tijde van het bewezenverklaarde nu de proeftijd op 8 mei 2017 door de politierechter van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen (parketnummer 05-217901-16) met een jaar is verlengd en dat vonnis onherroepelijk is. Er is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Dat van soortgelijke feiten geen sprake zou zijn, maakt dat niet anders. De door de politierechter van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, op 11 september 2014 opgelegde voorwaardelijke straf zal daarom ten uitvoer te worden gelegd. Dit betreft een taakstraf van 18 uur subsidiair 9 dagen hechtenis.
Ten aanzien van parketnummer 05/075344-16
Er is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De door de politierechter van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, op 8 juni 2016 opgelegde voorwaardelijke straf zal daarom ten uitvoer te worden gelegd. Dit betreft een taakstraf van 30 uur subsidiair 15 dagen hechtenis.
Ten aanzien van parketnummer 05/217901-16
Er is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De door de politierechter van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, op 8 mei 2017 opgelegde voorwaardelijke straf zal daarom ten uitvoer te worden gelegd. Dit betreft een taakstraf van 20 uur subsidiair 10 dagen hechtenis.
Ten aanzien van parketnummer 05/841016-17
Er is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De door de politierechter van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, op 28 september 2017 opgelegde voorwaardelijke straf zal daarom ten uitvoer worden gelegd. Dit betreft een gevangenisstraf van 1 week met aftrek van voorarrest.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14c, 14d, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien)maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden algemene- en bijzondere voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op
3 (drie)jaren wordt bepaald;
stelt als
algemenevoorwaarden dat veroordeelde :
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit haar medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- haarmedewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als
bijzonderevoorwaarden dat veroordeelde :
- zich houdt aan de aanwijzingen en richtlijnen van Tactus Reclassering Zutphen, zolang de reclassering dit nodig acht. Veroordeelde moet zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit nodig acht.
- zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling laat opnemen in een nader te bepalen forensische verslavingskliniek, althans een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ voor een periode van maximaal twaalf maanden, of zoveel korter als door de reclassering nodig wordt geacht, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- zich laat behandelen voor het middelengebruik bij Forensische Polikliniek Just Tact of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van de behandeling door of namens de reclassering zullen worden gegeven, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- verblijft in een instelling voor begeleid wonen, zulks ter beoordeling van de reclassering en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- medewerking verleent aan urine- en blaascontroles om haar alcohol- en drugsgebruik inzichtelijk te maken.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland om toezicht te houden op naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
 veroordeelt veroordeelde ten aanzien van feit 1, primair tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] , van een bedrag van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering;
 legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 15 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissingen op de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling

gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem van 11 september 2014 (parketnummer
05/102535-14), te weten van:
een taakstraf van 18 uur subsidiair 9 dagen hechtenis;

gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen van 8 juni 2016 (parketnummer
05/075344-16)te weten van:
een taakstraf van 30 uur subsidiair 15 dagen hechtenis;

gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen van 8 mei 2017 (parketnummer
05/217901-16), te weten van:
een taakstraf van 20 uur subsidiair 10 dagen hechtenis;

gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen van 28 september 2017 2016 (parketnummer
05/841016-17)te weten van:
1 week gevangenisstraf met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.F.M. Klappe (voorzitter), mr. D.S.M. Bak en mr. S.C.A.M. Janssen (rechters) in tegenwoordigheid van mr. E. Bruinsma-Visscher (griffier) en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 februari 2018.
Mrs. Klappe en Janssen zijn buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , verbalisant van de politie eenheid Oost Nederland, district Noord- en oost Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017486684, gesloten op 21 oktober 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , proces-verbaalnummer PL0600-2017486684-1 en proces-verbaal van verhoor verdachte, proces-verbaalnummer PL0600-2017486684-4.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, proces-verbaalnummer PL0600-2017486684-4.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , proces-verbaalnummer PL0600-2017486684-5.