Op 12 februari 2018 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland een 53-jarige (ex-)militair veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 106 dagen en een werkstraf van 80 uur. De verdachte was beschuldigd van het schenden van het ambtsgeheim door geheime informatie te verstrekken aan derden, terwijl hij als wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee werkte. De militaire kamer heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk schenden van een geheim, waarvan hij wist dat hij dit uit hoofde van zijn ambt moest bewaren. De verdachte is echter vrijgesproken van het tweede ten laste gelegde feit, namelijk het aannemen van giften in ruil voor deze informatie, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging.
De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat begon in 2016, waarbij de verdachte meerdere keren werd verhoord. Tijdens de zittingen werd duidelijk dat de verdachte onder druk was gezet door een man, aangeduid als [naam 1], die hem bedreigde en hem dwong om informatie te verstrekken. De militaire kamer oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was voor de claims van psychische overmacht en dat de verdachte, gezien zijn ervaring bij de KMar, in staat had moeten zijn om weerstand te bieden aan deze druk.
Bij de strafbepaling hield de militaire kamer rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De militaire kamer vond het belangrijk dat de verdachte zijn leven weer op de rit had gekregen en dat hij al negatieve gevolgen had ondervonden van zijn daden, waaronder het verlies van zijn baan. Uiteindelijk werd besloten om de gevangenisstraf gelijk te stellen aan de tijd die de verdachte al in voorarrest had doorgebracht, met daarnaast een taakstraf van 80 uur.