ECLI:NL:RBGEL:2018:5799

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 november 2018
Publicatiedatum
30 maart 2021
Zaaknummer
6847098
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding kosten contra-expert door verzekeraar na schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 28 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzekeringnemer en Achmea Schadeverzekeringen N.V. De eiser, vertegenwoordigd door mr. E.M. Horssius, vorderde vergoeding van kosten die zij had gemaakt voor het inschakelen van een eigen expert na een brand in haar woning op 14 januari 2018. Achmea had eerder schadevergoeding uitgekeerd, maar weigerde de kosten van de door eiser ingeschakelde expert te vergoeden, omdat deze volgens Achmea niet voldeed aan de Gedragscode expertiseorganisaties.

De kantonrechter oordeelde dat Achmea ten onrechte had geweigerd de kosten van de expert te vergoeden. De voorwaarden van de verzekering stelden dat de expert aangesloten moest zijn bij een organisatie die zich aan de Gedragscode houdt, maar niet dat de expert zelf aan deze Gedragscode moest voldoen. Aangezien de expert van eiser niet bij een dergelijke organisatie was aangesloten, maar Achmea dit niet als reden voor de weigering had opgegeven, was de weigering onterecht. De vordering van eiser tot vergoeding van € 2.371,60 werd toegewezen, evenals de wettelijke rente tot de dag van dagvaarding.

Eiser had ook buitengerechtelijke incassokosten gevorderd, maar deze werden afgewezen omdat eiser niet had aangetoond dat er daadwerkelijk incassohandelingen waren verricht. Achmea werd veroordeeld in de proceskosten van eiser, met uitzondering van de gevorderde executiekosten, die niet toewijsbaar waren zonder bewijs van redelijkheid. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Apeldoorn
Zaakgegevens: 6847098 CV EXPL 18-1568
Grosse aan: mr. E.M. Horssius
Afschrift aan: mr. B.M. Stroetinga
Verzonden d.d.
vonnis d.d. 28 november 2018 van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde: mr. E.M. Horssius,
tegen
de naamloze vennootschap Achmea Schadeverzekeringen N.V., tevens handelend onder de naam Interpolis,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. B.M. Stroetinga.
Partijen zullen hieronder ook [eiser] en Achmea worden genoemd.

1.Het procesverloop

Dit blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 februari 2018;
- de conclusies van antwoord, repliek en dupliek.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Tussen partijen is een opstal- en inboedelverzekering afgesloten met polisnummer 15040473 (hierna: de verzekering). Op de verzekering zijn de voorwaarden Inboedel (W06106) (hierna: voorwaarden inboedel) en de voorwaarden Opstal (W06101) (hierna: voorwaarden opstal) van toepassing.
2.2
Artikel 17 van de voorwaarden inboedel en artikel 13 van de voorwaarden opstal luiden – voor zover thans relevant – als volgt:
Welke extra kosten zijn naast de schade verzekerd?
Kosten van experts.
• Alleen voor het vaststellen van de hoogte van de schade.
• De kosten van onze expert.
• De kosten van de expert van verzekerde tot en met de kosten van onze expert.
-
- Rekent de expert van verzekerde meer? Dan beoordelen wij of die extra kosten redelijk zijn.
- Extra kosten die niet redelijk zijn, blijven voor rekening van verzekerde.
• De kosten van de 3e expert.
• Alle experts zijn ingeschreven in het NIVRE.
-
- Of bij een vergelijkbare brancheorganisatie.
- Deze organisatie houdt zich aan de “Gedragscode expertiseorganisaties”.
- En in de statuten en reglementen van deze organisatie:
- Staat een duidelijke klacht- en tuchtprocedure.
- Zijn de eisen beschreven voor permanente opleiding van experts.
Voldoet de expert niet aan deze eisen? Dan zijn de kosten niet verzekerd.
(…)”
2.3
Op 14 januari 2018 is er brand ontstaan in de woning (keuken) van [eiser]. [eiser] heeft de schade gemeld bij Achmea.
2.4
Achmea heeft een schade-expert ingeschakeld voor de vaststelling van de omvang van de schade van [eiser]. [eiser] heeft een eigen expert ingeschakeld.
2.5
Op 23 januari 2018 heeft Achmea een bedrag van € 5.000,00 als voorschot op de schade aan [eiser] voldaan. Nadien heeft Achmea nogmaals een voorschot betaald van
€ 2.500,00 en op 14 maart 2018 heeft Achmea het restant van de schade ad € 47.473,00 aan [eiser] uitgekeerd.

3.De vordering en het verweer

3.1
[eiser] vordert dat bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Achmea zal worden veroordeeld om aan haar te voldoen een bedrag van € 2.727,34, vermeerderd met de wettelijke rente tot de dag der dagvaarding, met veroordeling van Achmea in de kosten van dit geding en de executiekosten.
3.2
[eiser] legt aan haar vordering, bezien tegen de achtergrond van de feiten en voor zover thans van belang, het volgende ten grondslag.
Achmea is in gebreke gebleven met voldoening van de kosten die [eiser] heeft gemaakt voor het inschakelen van een eigen expert, te weten een bedrag van € 2.371,60. Op grond van de artikelen 7:959 lid 1 BW en 7:963 lid 6 BW is Achmea hiertoe wel gehouden, zodat [eiser] thans betaling vordert van dit bedrag. [eiser] maakt aanspraak op de gevallen wettelijke rente tot de dag der dagvaarding. [eiser] vordert voorts vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 355,74.
3.3
Achmea heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen en geconcludeerd [eiser] niet-ontvankelijk te verklaren en haar vorderingen af te wijzen, met veroordeling, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van [eiser] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten van € 120,00 (te verhogen naar € 208,00 indien het vonnis betekend moet worden). Op de inhoud van het verweer zal hieronder waar nodig nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Tussen partijen staat niet ter discussie dat voormelde verzekering is afgesloten. Voorts staat vast dat de uit de brand van 14 januari 2018 voortvloeiende schade is gedekt onder deze verzekering. Achmea heeft de vastgestelde schade uitgekeerd. Over de hoogte daarvan is tussen partijen evenmin discussie.
4.2
Achmea heeft echter geweigerd tot uitkering over te gaan van de kosten van de door [eiser] ingeschakelde expert. Achmea heeft daaraan ten grondslag gelegd dat deze expert zich niet houdt aan de Gedragscode expertiseorganisaties (hierna: Gedragscode), zodat zij op grond van de voorwaarden niet gehouden is deze kosten te vergoeden.
4.3
Uit de voorwaarden, zoals weergegeven in 2.2, blijkt dat de expert aangesloten dient te zijn bij het NIVRE of bij een vergelijkbare brancheorganisatie én dat deze organisatie zich dient te houden aan de Gedragscode. De voorwaarden eisen aldus dat de organisatie zich houdt aan de Gedragscode. De voorwaarden stellen niet als eis dat de expert zich houdt aan de Gedragscode, alleen dat deze is aangesloten bij een organisatie als bedoeld in de voorwaarden. De expert van [eiser] is niet aangesloten bij een dergelijke organisatie, maar dat heeft Achmea niet aan haar weigering om diens kosten te vergoeden ten grondslag gelegd. Gelet op de tekst van de voorwaarden heeft Achmea niet aan haar weigering ten grondslag kunnen leggen dat de expert zich niet aan de Gedragscode houdt. Op grond van het bepaalde in de artikelen 7:959 lid 1 BW en 7:963 lid 6 BW dient Achmea dan ook de kosten van de expert van [eiser] te vergoeden. De vordering in hoofdsom zal worden toegewezen. Tegen de daarover gevorderde wettelijke rente is geen specifiek verweer gevoerd zodat deze eveneens zal worden toegewezen tot, zoals slechts gevorderd, de dag der dagvaarding.
4.4
[eiser] vordert ook vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 355,74. Omdat pas recht op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten bestaat indien daadwerkelijk incassohandelingen zijn verricht (zodat vermogensschade bestaat in de zin van art. 6:96 lid 1 BW), had [eiser] ten minste moeten stellen dat dergelijke handelingen zijn verricht en waaruit deze hebben bestaan. Nu zij dat heeft nagelaten, zal de kantonrechter deze vordering afwijzen.
4.5
De door partijen aangevoerde argumenten, die in het voorgaande niet aan de orde zijn gekomen, behoeven geen bespreking, nu deze, in het licht van hetgeen is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kunnen leiden.
4.6
Achmea zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [eiser]. Gelet op de afwijzing van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, zal per punt salaris gemachtigde een bedrag van € 150,00 worden toegewezen. De gevorderde executiekosten zullen worden afgewezen. Deze kosten zijn immers slechts toewijsbaar als zij in redelijkheid zijn gemaakt, hetgeen op voorhand niet is te beoordelen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1
veroordeelt Achmea om aan [eiser] te betalen het bedrag van € 2.371,60, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van verzuim tot aan de dag van dagvaarding.
5.2
veroordeelt Achmea in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser] gevallen en vastgesteld als volgt:
a. kosten dagvaarding € 98,01
b. griffierecht € 226,00
c. salaris gemachtigde € 300,00;
5.3
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Engelbert-Clarenbeek en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 november 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.
ds