ECLI:NL:RBGEL:2018:5783

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 februari 2018
Publicatiedatum
17 juni 2019
Zaaknummer
C/05/330925 FT RK 17-2278
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot dwangakkoord in faillissementsprocedure met betrekking tot schuldregeling

Op 22 februari 2018 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, geboren op 18 december 1980 te Mogadishu, Somalië, een verzoekschrift heeft ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoekster heeft de rechtbank verzocht om de gemeente Arnhem, als weigerende schuldeiser, te bevelen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. De gemeente Arnhem heeft aangegeven wel te willen instemmen, maar dit niet te kunnen doen op grond van artikel 60c van de Participatiewet, die hen verbiedt om medewerking te verlenen aan een schuldregeling bij overtreding van informatieverplichtingen.

De rechtbank heeft de feiten en standpunten van beide partijen zorgvuldig gewogen. Verzoekster heeft een totale schuldenlast van € 17.472,78, waarvan de gemeente Arnhem een vordering heeft van € 3.473,08. De rechtbank heeft vastgesteld dat het voorstel voor de schuldregeling goed en betrouwbaar is gedocumenteerd en dat het aanbod het uiterste is waartoe verzoekster financieel in staat is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de gemeente Arnhem in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, gezien de onevenredigheid tussen het belang van de gemeente en dat van verzoekster en de overige schuldeisers.

De rechtbank heeft daarom het verzoek van verzoekster toegewezen en de gemeente Arnhem bevolen in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. Dit vonnis is uitgesproken door mr. J.S.W. Lucassen en is uitvoerbaar bij voorraad. Tegen deze uitspraak kan door de schuldeiser(s) hoger beroep worden ingesteld binnen acht dagen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team Insolventies
Zittingsplaats Zutphen
rekestnummer: C/05/330925 FT RK 17/2278 Rk. wa
uitspraakdatum: 22 februari 2018
Verzoek gedwongen schuldregeling ex artikel 287a van de Faillissementswet
in de zaak tussen
[naam verzoekster],
geboren op 18 december 1980 te Mogadishu (Somalië),
wonende te Arnhem,
verzoekster,
en
de
Gemeente Arnhem,
gevestigd te Arnhem,
verweerster.

1.De procedure

1.1
Verzoekster heeft bij de rechtbank een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Daarbij is tevens verzocht om de weigerachtige schuldeiser, te weten verweerster, te bevelen in te stemmen met een vóór indiening van het verzoekschrift aangeboden schuldregeling als bedoeld in artikel 287a van de Faillissementswet.
1.2
Verzoekster is door de rechtbank gehoord ter terechtzitting van heden. Namens de schuldhulpverlenende instantie PLANgroep zijn verschenen mevrouw [naam 1] en de heer [naam 2] Namens verweerster zijn verschenen mevrouw [naam 3] en de heer [naam 4] .

2.De feiten

2.1.
Het verzoek betreft het opleggen van een schuldregeling aan de schuldeisers, inhoudende een betaling van 7,39% van de totale vordering aan de concurrente schuldeisers en 14,79% aan de preferente schuldeisers, tegen finale kwijting.
2.2.
Het aanbod betreft een prognose en houdt in dat PLANgroep namens verzoekster drie jaar lang alle inkomsten boven het (conform de uniforme rekenmethode van Recofa) vastgestelde vrij te laten bedrag reserveert voor de schuldeisers. Jaarlijks zal een inkomenstoets plaatsvinden, waarbij het budget wordt herberekend. Alle inkomsten van verzoekster boven het budget worden maandelijks gereserveerd en na de jaarlijkse hercontrole aan de schuldeisers uitbetaald. Van de opgebouwde reserve wordt door PLANgroep € 6,00 per maand ingehouden voor financieel beheer en voorts wordt 9% ingehouden voor bemiddelingskosten.
2.3.
Verzoekster heeft volgens het verzoekschrift een totale schuldenlast van
€ 17.472,78. Eén van de in totaal dertien schuldeisers is niet met het voorstel akkoord gegaan, te weten verweerster, met een vordering van € 3.473,08. Verweerster vertegenwoordigt circa 19,88% van de totale schuldenlast.

3.Het verzoek en de standpunten van partijen

Verzoekster heeft in samenspraak met verweerster een verzoek dwangakkoord ingediend. Verweerster wil wel instemmen met het ingediend verzoek, maar mag dit niet. Op grond van het bepaalde in artikel 60C van de Participatiewet mag namelijk door verweerster geen medewerking worden verleend aan een schuldregeling bij overtreding van informatieverplichtingen, als dit leidt tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de vordering.

4.De beoordeling

4.1.
Het verzoek tot het opleggen van deze schuldregeling dient op grond van het bepaalde in artikel 287a, vijfde lid, van de Faillissementswet (hierna: Fw) te worden toegewezen indien verweerster in redelijkheid niet tot weigering van instemming met deze schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of van de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
4.2.
Allereerst moet worden beoordeeld of het voorstel goed en betrouwbaar is gedocumenteerd en vervolgens of voldoende duidelijk is dat het aanbod het uiterste is waartoe verzoekster financieel in staat moet worden geacht. De schuldregeling is door PLANgroep voorbereid en getoetst. Dit betreft een onafhankelijke instantie. Het verzoek is voorts goed onderbouwd en gedocumenteerd.
4.3.
Ten aanzien van de vraag of voldoende duidelijk is dat het aanbod het uiterste is waartoe verzoekster financieel in staat is, overweegt de rechtbank dat thans sprake is van een uitkeringssituatie en dat bij een betaalde baan er mogelijk meer verdiencapaciteit zal zijn voor de schuldeisers. Echter, gelet op het opleidingsniveau, de beheersing van de Nederlandse taal en het feit dat verzoekster slechts een klein jaar productiewerk heeft verricht, zal die verdiencapaciteit naar alle waarschijnlijkheid niet substantieel hoger worden dan die nu is.
De rechtbank stelt voorop dat de weigering van verweerster niet is ingegeven doordat zij niet welwillend staat tegenover een schuldregeling, maar omdat zij op basis van een wettelijke bepaling niet mag instemmen met deze schuldregeling onder de gestelde voorwaarden. Gelet hierop, naast het feit dat verweerster de enige ‘weigerende’ schuldeiser is en een relatief klein aandeel in de schuldenlast vertegenwoordigt, zal het onderhavige verzoek worden toegewezen.
4.4.
Uit het vorenstaande volgt dat is gebleken dat verweerster in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen. Het belang dat verweerster heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering, staat niet in een zodanige verhouding tot het belang van verzoekster en de overige schuldeisers, die op basis van het aanbod een uitkering tegemoet kunnen zien, dat dit zal moeten leiden tot weigering van de gevraagde voorziening. Het verzoek om verweerster te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt op grond van artikel 287a, vijfde lid, van de Fw toegewezen.
4.5.
Het verzoek van verzoekster om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling kan, gelet op de toewijzing van het onderhavige verzoek, onbesproken blijven.

5.De beslissing

De rechtbank:
  • beveelt verweerster in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
  • verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S.W. Lucassen, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 22 februari 2018.
Hoger beroep
Tegen deze uitspraak kan door de schuldeiser(s) hoger beroep worden ingesteld. Hoger beroep kan alleen worden ingesteld door een advocaat. Die moet dat doen binnen acht dagen na dit vonnis bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.