ECLI:NL:RBGEL:2018:5780

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 december 2018
Publicatiedatum
15 april 2019
Zaaknummer
C/05/344520 / KZ ZA 18-262
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot hervatting samenwerking in jeugdzorg tussen jeugdhulpaanbieder en gecertificeerde instelling

In deze zaak vordert De Verborgen Kracht, een jeugdhulpaanbieder, dat de voorzieningenrechter de stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering veroordeelt om de beëindiging van de samenwerking te herroepen en de samenwerking te hervatten. De Verborgen Kracht stelt dat de beëindiging van de samenwerking onterecht was en dat dit schadelijk is voor haar reputatie en de zorg voor de kinderen A. en N. De Leger des Heils heeft de samenwerking beëindigd op basis van een moeizame samenwerking en onduidelijkheden over de zorgverlening. De voorzieningenrechter oordeelt dat De Verborgen Kracht een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, maar dat de Leger des Heils niet onrechtmatig heeft gehandeld door de samenwerking te beëindigen. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van De Verborgen Kracht af en veroordeelt haar in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/344520 / KZ ZA 18-262
Vonnis in kort geding van 19 december 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE VERBORGEN KRACHT B.V.,
gevestigd te Zutphen,
eiseres,
advocaat mr. D. van Alst te Nijmegen,
tegen
de stichting
LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING,
gevestigd te Zutphen,
gedaagde,
advocaat mr. W.H. van Wijk te Utrecht.
Partijen zullen hierna De Verborgen Kracht en Leger des Heils genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de faxbrief van De Verborgen Kracht d.d. 26 november 2018 met productie
  • de faxbrief van Leger des Heils d.d. 27 november 2018 met bijlagen
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van De Verborgen Kracht
  • de pleitnota van Leger des Heils.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Verborgen Kracht exploiteert een onderneming gericht op jeugdhulp.
2.2.
Leger des Heils is een gecertificeerde instelling zoals bedoeld in de Jeugdwet. In die hoedanigheid voert Leger des Heils maatregelen van kinderbescherming uit, zoals ondertoezichtstelling, voogdij en jeugdreclassering. Een gecertificeerde instelling in de zin van de Jeugdwet verricht zelf geen jeugdhulp, maar treedt op als casusregisseur en schakelt daarbij een jeugdhulpaanbieder in (zoals De Verborgen Kracht).
2.3.
Leger des Heils is op 1 mei 2017 belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling van twee kinderen: A. en N. De ondertoezichtstelling gold voor één jaar en dus tot 1 mei 2018. De Verborgen Kracht was bij aanvang van de ondertoezichtstelling al betrokken bij de hulpverlening aan één van de kinderen op verzoek van de vader van A. & N.
2.4.
Op 5 juni 2017 is Leger des Heils gestart met de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Op 26 juli 2017 heeft Leger des Heils een zogenaamde “jeugdbepaling” afgegeven voor de periode 18 mei 2017 tot 31 december 2017. Dit hield in dat De Verborgen Kracht ten behoeve van A. zou bieden:
3 uur per week gezinsbegeleiding;
4 uur per week ambulante begeleiding;
11 maal weekendopvang;
2 maal logeeropvang;
2 uur per week individuele begeleiding;
11 weken vakantieopvang.
2.5.
Op 17 oktober 2017 heeft een gesprek plaatsgehad tussen De Verborgen Kracht en Leger des Heils. Bij dit gesprek was namens De Verborgen Kracht aanwezig: de heer [naam 1]. Namens Leger des Heils waren aanwezig de heer [naam 2] (jeugdbeschermer) en de heer [naam 3] (waarnemend clustermanager). Leger des Heils heeft per brief van 27 oktober 2017 een door haar opgesteld gespreksverslag toegestuurd aan De Verborgen Kracht. Dit gespreksverslag luidt, voor zover relevant:
“(…) Sinds enkele maanden is er sprake van een moeizame samenwerking tussen De Verborgen Kracht (VBK) en het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (LJ&R). (…) Op verzoek van de heer [naam 1] is dit gesprek gearrangeerd. (…)
(…)
Vervolgens maakt de heer [naam 1] enkele denigrerende opmerkingen naar de jeugdbeschermer, de heer [naam 2]. De heer [naam 1] spreekt de heer [naam 2] aan op zijn houding en vraagt of hij zich ongemakkelijk voelt.
De heer [naam 3] benoemt dat dit geen vragen zijn om te stellen gezien er gesproken wordt over de inhoud van de samenwerking. Het LJ&R is van mening hierin professioneel te werk te gaan en er geen zinspelingen op andermans emoties gedaan dienen te worden. De heer [naam 3] geeft aan dat als het gesprek op deze manier zijn voortgang heeft, het gesprek gestopt zal worden.
De heer [naam 1] zegt “prima, dan stoppen we het gesprek”. De heer [naam 1] vertrekt en hiermee is het gesprek ten einde. (…)”
2.6.
De Verborgen Kracht heeft per e-mail van 30 oktober 2017 aan Leger des Heils gereageerd op het gespreksverslag. Volgens De Verborgen Kracht bevatte het gespreksverslag diverse onjuistheden. De Verborgen Kracht heeft Leger des Heils verzocht om een gecorrigeerde versie van het gespreksverslag.
2.7.
Leger des Heils heeft De Verborgen Kracht per brief van 14 november 2017, voor zover relevant, bericht:
“(…) Het LJ&R heeft u reactie op het verslag van het LJ&R ontvangen. Het is duidelijk dat de visie die u heeft verschilt van de visie van het LJ&R met betrekking tot hetzelfde gesprek
op 17 oktober 2017. (…)
(…)
Het LJ&R heeft intern overleg gehad en heeft besloten de samenwerking met De
Verborgen Kracht per 31 december 2017 op te heffen. De argumenten hiervoor zijn als
volgt:

Gezien het LJ&R betrokken is geraakt in deze zaak vanwege een ondertoezichtstelling is het LJ&R van mening dat het van belang is om samen te kunnen werken met organisaties. Het LJ&R merkt dat u de regie niet los wil laten in deze casus, waardoor de samenwerking tussen u en het LJ&R moeizaam verloopt.

U, als instelling, zorgt ervoor dat vader moet kiezen tussen de samenwerking met de Verborgen Kracht of met het LJ&R. Hierdoor komt vader in een loyaliteitsconflict. Hier draagt aan bij dat u ervoor kiest de samenwerkingsproblemen tussen het LJ&R en de Verborgen Kracht te delen met vader. Dit is niet in het belang van de uitvoering van de ondertoezichtstelling.

Het LJ&R is van mening dat u onvoldoende open bent over de zorg die u levert aan (…) en haar vader. Het is bij het LJ&R onduidelijk aan welke doelen u werkt met (…). Daarnaast wordt het LJ&R niet door u op de hoogte gehouden van ontwikkelingen omtrent (…). Het LJ&R wordt niet geïnformeerd, door u als instelling, uit eigen beweging over (…). Ook heeft het LJ&R geen zicht gekregen op wat ‘de gezinsbehandeling’ inhoud en op welke manier u vader begeleidt in zijn opvoedvaardigheden.

U, als instelling, motiveert (…) onvoldoende om alleen met de jeugdbeschermers in gesprek te gaan. Het LJ&R ziet dat u vasthoudt aan uw visie dat de persoonlijk begeleider van (…) bij de gesprekken aanwezig dient te zijn. Het LJ&R heeft taak gekregen van de kinderrechter om zicht te krijgen op de pupil mede door individueel met de pupil in gesprek te gaan

Het LJ&R heeft vernomen, middels de Raadsrapportage van november 2017, dat de vader van (…) vrijwilliger is in uw instelling. Het LJ&R vindt dit belangenverstrengeling en niet ten goede komen aan en het gezinssysteem.

Op 9 november2017 is het LJ&R geïnformeerd door de Raad voor de Kinderbescherming dat u hen verzoekt om informatie gegeven door het LJ&R te wijzigen uit hun rapportage. Ook heeft u de verslagleggen n.a.v. het overeenstemmingsgesprek tussen de Verborgen Kracht en het LJ&R gedeeld met de Raad voor de Kinderbescherming, zonder het U&R hiervan op de hoogte te brengen.
Bovenstaande argumenten maakt dat het LJ&R vindt dat de zorg voor het gezin zal stoppen per 31 december 2017. Dit zal inhouden dat vanaf dat moment niet meer in zorg zal zijn bij u en u vanaf die datum geen bemoeienis zal hebben met (…) en haar gezin. Het LJ&R verwacht dat u het contact met (…) af zal bouwen, haar hierin begeleidt en dat het LJ&R uw eindrapportage ontvangt ten aanzien van (…), zodat een volgende hulpverlenende instantie inzicht heeft in hetgeen u gedaan heeft. Daarnaast verwacht het LJ&R dat u beide ouders de eindrapportage eveneens verstrekt.
Het LJ&R zal deze brief, middels een kopie, versturen aan CJG Zutphen. Daarnaast
overweegt het LJ&R intern of het LJ&R een klacht over uw handelswijze in zal dienen bij
de inspectie.
Het LJ&R zal de ouders van (…) inlichten dat de bepaling jeugdhulp niet verlengd zal
worden en het LJ&R, voor zover mogelijk, met ouders op zoek zal gaan naar een andere
zorgaanbieder. (…)”
2.8.
De Verborgen Kracht heeft per 1 januari 2018 de hulpverlening aan A. gestaakt. Met ingang van april 2018 heeft De Verborgen Kracht de hulpverlening hervat zonder dat daaraan een jeugdbepaling ten grondslag lag.
2.9.
De advocaat van De Verborgen Kracht heeft Leger des Heils per brief van 25 september 2018, voor zover relevant, bericht:
“(…) Vorig jaar heeft uw stichting de samenwerking met cliënte beëindigd. Uit het dossier dat cliënte mij dienaangaande ter hand stelde, kan worden afgeleid dat de beslissing daartoe op oneigenlijke en onjuitse gronden is genomen. (…)
De beëindiging van de samenwerking heeft ertoe geleid dat cliënte thans feitelijk zorg verleent
aan een zorgcliënte zonder dat daar een jeugdbepaling voor wordt/is afgegeven. (…) Inmiddels heeft evenwel ook een rechter zich hierover uitgelaten: de zorg moet gecontinueerd worden door de huidige zorgverlener. Uw stichting blijft evenwel weigeren de samenwerking te hervatten en een jeugdbepaling af te geven. Dat is onrechtmatig.
Daar komt bij dat uw stichting zich zowel intern als naar ketenpartners negatief en onjuist uitlaat
over cliënte. Daarmee wordt de goede naam van cliënte aangetast.
(…) Nu de beëindiging zowel feitelijk als juridisch ongegrond is, verzoek ik u – en voor zoveel nodig sommeer ik u daartoe – de beslissing dienaangaande te heroverwegen en schriftelijk te herroepen en - in lijn met hetgeen de rechter heeft overwogen voor de zorg die cliënte thans verleent met terugwerkende kracht een jeugdbepaling af te geven. Voorts verzoek c.q. sommeer ik u namens cliënte de negatieve uitlatingen over cliënte te rectificeren. (…)”
2.10.
Leger des Heils heeft haar standpunt per brief van 12 oktober 2018 aan de advocaat van De Verborgen Kracht uiteengezet.

3.Het geschil

3.1.
De Verborgen Kracht vordert dat de voorzieningenrechter, uitvoerbaar bij voorraad:
1. Leger des Heils veroordeelt om de beslissing tot beëindiging van de samenwerking schriftelijk te herroepen omdat dit besluit ongegrond was en afschrift van de aldus aan De Verborgen Kracht te zenden brief vergezeld van een rectificatiebrief aan de Inspectie, het regioteam en de gemeenten Zutphen en Deventer te doen toekomen, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 2.500,-- voor iedere dag of ieder dagdeel dat Leger des Heils in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
2. Leger des Heils veroordeelt om de samenwerking met De Verborgen Kracht te hervatten en De Verborgen Kracht in de keuze van jeugdhulpaanbieders in het kader van jeugdbeschermingsmaatregelen niet bij haar concurrenten ten achter te stellen op het gelijke speelveld, onder verbeurte door Leger des Heils van een dwangsom van € 10.000,-- voor iedere keer dat Leger des Heils in strijd handelt met deze veroordeling;
3. Leger des Heils veroordeelt om alsnog een jeugdbepaling af te geven conform de daadwerkelijk in 2018 geleverde jeugdhulp, onder verbeurte door Leger des Heils van een dwangsom van € 2.500,-- voor iedere dag of ieder dagdeel dat Leger des Heils in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
4. Leger des Heils veroordeelt in de kosten van deze procedure
3.2.
Ter onderbouwing van haar vorderingen stelt De Verborgen Kracht het volgende. Leger des Heils heeft de samenwerking beëindigd zonder dat daar een gegronde reden voor was. De reputatie van De Verborgen Kracht lijdt daardoor schade. Dat is onrechtmatig. Hervatting van de samenwerking is bovendien in het belang van A.
3.3.
Leger des Heils voert als volgt verweer. De Verborgen Kracht ontbeert spoedeisend belang. Ook heeft De Verborgen Kracht verzuimd om deze zaak voor te leggen aan de kinderrechter op de voet van artikel 1:262b BW. Beide argumenten leiden op zichzelf tot niet-ontvankelijkheid van De Verborgen Kracht. Van beëindiging van de samenwerking is daarnaast geen sprake, laat staan van beëindiging zonder gegronde reden. Leger des Heils heeft slechts nagelaten om na 31 december 2017 een nieuwe jeugdbepaling af te geven voor A. En daar had Leger des Heils een gegronde reden voor. Van onrechtmatig handelen is dus geen sprake, zodat de vorderingen van De Verborgen Kracht moeten worden afgewezen, met veroordeling van De Verborgen Kracht in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het meest verstrekkende verweer van Leger des Heils ziet op de ontvankelijkheid van De Verborgen Kracht. Toewijzing van dit verweer zal er immers toe leiden dat geen inhoudelijke beoordeling meer hoeft plaats te vinden van de vorderingen van De Verborgen Kracht. De voorzieningenrechter zal dit verweer daarom als eerste behandelen. Vervolgens zal worden beoordeeld of Leger des Heils onrechtmatig heeft gehandeld op de door De Verborgen Kracht aangevoerde gronden.
spoedeisend belang
4.2.
Volgens Leger des Heils heeft De Verborgen Kracht geen spoedeisend belang. De jeugdbepaling voor A. is immers al per 1 januari 2018 geëindigd. Leger des Heils heeft dit al per brief van 14 november 2017 aan De Verborgen Kracht kenbaar gemaakt. De Verborgen Kracht had toen al een procedure moeten starten, maar dat heeft zij nagelaten. Bovendien heeft De Verborgen Kracht zelf ervoor gekozen om de hulpverlening voort te zetten zonder dat daar een jeugdbepaling aan ten grondslag lag. Het kan niet zo zijn dat De Verborgen Kracht daarmee voor zichzelf een spoedeisend belang creëert, aldus Leger des Heils.
4.3.
De Verborgen Kracht stelt dat zij wel degelijk een spoedeisend belang heeft. De Verborgen Kracht heeft immers niet alleen de jeugdbepaling voor A. beëindigd. De Verborgen Kracht verwijst überhaupt geen jeugdbepalingen meer door naar De Verborgen Kracht. Daardoor lijdt De Verborgen Kracht voortdurend schade. Ook lijdt De Verborgen Kracht schade ten gevolge van de negatieve beeldvorming die nog altijd uitgaat van de breed gedeelde beëindiging. De Verborgen Kracht heeft er spoedeisend belang bij dat dit stopt.
4.4.
Op grond van artikel 254 Rv is de voorzieningenrechter bevoegd om een voorziening bij voorraad te geven in alle spoedeisende zaken waarin dat, gelet op de belangen van partijen, vereist is. Een spoedeisend belang bij een voorziening heeft de eiser van wie men niet kan vergen dat hij een bodemprocedure afwacht. Of men van de eiser kan vergen dat hij een bodemprocedure afwacht, hangt af van (onder meer) het voorlopig karakter van het rechterlijk oordeel. Ook hangt dit af van de vraag hoe ingrijpend de gevolgen zijn van het uitblijven of verlenen van de voorziening (HR 15 december 1995,
NJ1996, 509). De enkele omstandigheid dat een eiser geruime tijd heeft laten verstrijken voordat hij een kort geding start, hoeft de voorzieningenrechter er niet van te weerhouden om een spoedeisend belang aan te nemen (HR 29 juni 2001,
NJ2001, 602).
4.5.
Tegen deze achtergrond is de voorzieningenrechter van oordeel dat De Verborgen Kracht een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Het enkele feit dat De Verborgen Kracht heeft nagelaten om terstond na de beëindiging van de jeugdbepaling voor A. een procedure te starten, kan er niet toe leiden dat De Verborgen Kracht spoedeisend belang ontbeert. De Verborgen Kracht heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij er spoedeisend belang bij heeft dat Leger des Heils weer jeugdbepalingen naar haar doorverwijst. De bedrijfsvoering van De Verborgen Kracht is hier immers van afhankelijk.
procedure kinderrechter
4.6.
Ook heeft Leger des Heils gesteld dat De Verborgen Kracht niet-ontvankelijk is omdat zij heeft verzuimd om deze zaak voor te leggen aan de kinderrechter conform artikel 1:262b BW.
4.7.
Dit verweer wordt eveneens gepasseerd. Uit artikel 1:262b BW volgt immers dat geschillen over de uitvoering van een ondertoezichtstelling aan de kinderrechter “kunnen” (en dus niet: moeten) worden voorgelegd. Artikel 1:262b BW verbindt niet de sanctie van niet-ontvankelijkheid aan het adiëren van de voorzieningenrechter.
4.8.
De tussenconclusie luidt dat De Verborgen Kracht ontvankelijkheid wordt geacht in haar vorderingen. Dit maakt dat de voorzieningenrechter toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de rechtsvorderingen van De Verborgen Kracht.
onrechtmatig handelen
4.9.
Volgens De Verborgen Kracht handelt Leger des Heils onrechtmatig doordat zij de samenwerking heeft beëindigd zonder dat daar een redelijke grond voor was. Ter mondelinge behandeling heeft Leger des Heils echter laten weten dat wat haar betreft van een definitieve beëindiging van de samenwerking geen sprake hoeft te zijn. Leger des Heils heeft ter mondelinge behandeling laten weten dat de samenwerking enkel definitief is beëindigd voor zover dit betrekking heeft op de hulpverlening aan A. en haar gezin. Voor het overige heeft Leger des Heils ter mondelinge behandeling laten weten dat samenwerking “per casus beoordeeld zal moeten worden”.
4.10.
Bovendien hebben partijen laten weten dat De Verborgen Kracht zich op dit moment nog bezighoudt met een jeugdbepaling van Leger des Heils in Enschede. Dit bevestigt het beeld dat van een definitieve en volledige beëindiging van de samenwerking geen sprake lijkt te zijn. Tegen deze achtergrond heeft De Verborgen Kracht onvoldoende aannemelijk gemaakt welk belang zij nog heeft bij toewijzing van haar vorderingen tot hervatting van de samenwerking.
4.11.
Dan resteert de vraag of Leger des Heils onrechtmatig handelt doordat zij geen nieuwe jeugdbepaling afgeeft voor de hulpverlening aan A. Daarbij is het de vraag of Leger des Heils in redelijkheid niet tot het besluit heeft kunnen komen om de jeugdbepaling voor A. te laten eindigen. Ter mondelinge behandeling hebben beide partijen echter laten weten dat de samenwerking in deze casus “niet soepel” en “moeizaam” verliep. De uitvoerige correspondentie tussen partijen lijkt dit te bevestigen. Beide partijen onderkennen ook dat voor een goede zorgverlening in een individuele casus nodig is dat er goed wordt samengewerkt. De voorzieningenrechter is dus van oordeel dat Leger des Heils niet onrechtmatig handelt door geen nieuwe jeugdbepaling voor A. af te geven aan De Verborgen Kracht. De daarop gerichte vorderingen van De Verborgen Kracht zijn evenmin toewijsbaar. Ook de door De Verborgen Kracht gevorderde rectificatiebrief stuit op het voorgaande af.
4.12.
De slotsom luidt dat de vorderingen van De Verborgen Kracht zullen worden afgewezen.
4.13.
De Verborgen Kracht zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Leger des Heils worden begroot op:
- griffierecht € 626,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.442,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt De Verborgen Kracht in de proceskosten, aan de zijde van Leger des Heils tot op heden begroot op € 1.442,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2018.
EH/PB