Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
980,00
Rechtbank Gelderland
In deze zaak vordert de eiser, een melkveehouder, dat de gedaagde, ook een melkveehouder, hem 416,1 kilogram fosfaatrechten overdraagt. De eiser stelt dat hij op 2 juli 2015 19 pinken van de gedaagde op zijn bedrijf heeft ingeschaard en dat hij recht heeft op de bijbehorende fosfaatrechten. De gedaagde heeft echter nagelaten deze koeien op naam van de eiser te registreren, wat volgens de eiser onrechtmatig is. De zaak betreft een kort geding, waarin de voorzieningenrechter moet beoordelen of er aanleiding is voor een voorlopige voorziening. De rechter oordeelt dat de eiser voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, omdat hij strafrechtelijke vervolging riskeert als de fosfaatrechten niet tijdig op zijn naam worden geregistreerd. De rechter concludeert dat er een leemte in de overeenkomst tussen partijen is, die moet worden ingevuld op basis van redelijkheid en billijkheid. Uiteindelijk wordt geoordeeld dat de gedaagde 277 kilogram fosfaatrechten aan de eiser moet overdragen, omdat de eiser feitelijk de houder van de koeien was. De gedaagde wordt ook veroordeeld tot betaling van een dwangsom en de proceskosten.