ECLI:NL:RBGEL:2018:5759

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 december 2018
Publicatiedatum
7 februari 2019
Zaaknummer
05/880660-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting door minderjarige in Tiel met meerdere voertuigen als doelwit

Op 12 december 2018 heeft de Rechtbank Gelderland een 18-jarige man uit Tiel veroordeeld voor brandstichting van vijf auto’s en poging tot brandstichting van een zesde auto. De rechtbank heeft rekening gehouden met zes ad informandum gevoegde zaken, waaronder brandstichting van één auto en drie scooters. De man, die ten tijde van de feiten nog minderjarig was, kreeg de opdracht van een derde om een specifieke auto in brand te steken in ruil voor geld. De andere auto’s werden in brand gestoken om te ‘oefenen’. De rechtbank rekent het de man zwaar aan dat hij zich voor geld heeft laten aanzetten tot het plegen van strafbare feiten. De man is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie, een onvoorwaardelijke werkstraf en schadevergoeding aan zes benadeelde partijen. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte vastgesteld op basis van tapgesprekken en verklaringen van medeverdachten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van de feiten, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking met anderen. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de persoonlijke omstandigheden, waarbij ook rekening is gehouden met de positieve ontwikkeling van de verdachte sinds de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/880660-17
Datum uitspraak : 12 december 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
raadsman: mr. J. Velthoven, advocaat te Tiel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen achter gesloten deuren van 27 november 2018 en 28 november 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een op 27 november 2018 ter terechtzitting toegewezen wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 03 januari 2017 te Maurik, gemeente Buren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door de vlam van een aansteker, althans open vuur in aanraking te brengen met spiritus en/of de bekleding van een auto(merk Peugeot, type 308, gekentekend [kenteken] ) (welke geparkeerd stond aan de
[adres] ), althans met een brandbare stof, immers heeft verdachte de ruit van voornoemde auto ingeslagen, vervolgens spiritus in de auto gegoten/gesprenkeld en/of vervolgens de vlam van een aansteker, althans open vuur, in aanraking met het (met spiritus) overgoten interieur van de auto gebracht, ten gevolge waarvan voornoemde auto geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor een naast voornoemde auto geparkeerde auto (merk Toyota, type Verso), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 29 december 2016 te Tiel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door de vlam van een aansteker, althans open vuur in aanraking te brengen met het interieur (linker voorstoel) van een auto, (merk Opel, type Meriva, gekentekend [kenteken] ) (welke geparkeerd stond aan de [adres] ) (en welke al dan niet met spiritus en/of (was)benzine was overgoten/besprenkeld), althans met een brandbare stof, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders de/een autoruit met een steen verbroken en/of vervolgens al dan niet (was)benzine en/of spiritus en/of papier, althans een brandbare stof, over/in (het interieur van) de auto gegoten/gesprenkeld/gegooid en/of dit interieur en/of die brandbare stof in aanraking gebracht met de vlam van een aansteker, althans met open vuur ten gevolge waarvan voornoemde auto geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor een naast voornoemde auto's geparkeerde auto van een buurman, althans toebehorende aan een derde, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
3.
Primair
hij op of omstreeks 29 december 2016 te Tiel ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand te stichten in aan een auto (merk Toyota, type Corolla, kleur blauw, gekentekend [kenteken] ) (welke geparkeerd stond aan de [adres] ), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was (te weten voor de naast voornoemde auto geparkeerde auto van de buurman, althans een derde), met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar voornoemde auto is toegegaan, waarna hij verdachte en/of zijn mededader(s) (vervolgens)
- de tankdop van voornoemde auto heeft/hebben geopend en/of
- ( vervolgens) een (blauw) stukje stof/textiel in de geopende tankdop geduwd/gestopt en/of
- vervolgens de vlam van een aansteker/lucifer bij voornoemd stukje stof textiel gehouden,
in elk geval met dat opzet open vuur in aanraking heeft/hebben gebracht met een stukje stof/textiel (dat in een geopende benzinetank van een auto was geduwd/gedrukt/gestopt), althans met een brandbare stof, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 29 december 2016 te Tiel ter uitvoering van het door hen voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand te stichten in aan een auto (merk Toyota, type Corolla, kleur blauw,
gekentekend [kenteken] ) (welke geparkeerd stond aan de [adres] ), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was (te weten voor de naast voornoemde auto geparkeerde auto van de buurman, althans een derde), met dat opzet met een of meer van zijn/hun mededader(s), althans alleen, naar voornoemde auto is toegegaan, waarna hij verdachte en/of zijn mededader(s) (vervolgens)
- de tankdop van voornoemde auto heeft/hebben geopend en/of
- ( vervolgens) een (blauw) stukje stof/textiel in de geopende tankdop
geduwd/gestopt en/of
- vervolgens de vlam van een aansteker/lucifer bij voornoemd stukje stof textiel gehouden, in elk geval met dat opzet open vuur in aanraking heeft/hebben gebracht met een stukje stof/textiel (dat in een geopende benzinetank van een auto was geduwd/gedrukt/gestopt), althans met een brandbare stof,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk(e) poging misdrijf verdachte op of omstreeks 29 december 2016 te Tiel, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door op de uitkijk te staan;
4.
hij op of omstreeks 04 februari 2017 te Tiel, opzettelijk brand heeft gesticht door de vlam van een aansteker/lucifer, althans open vuur in aanraking te brengen met wasbenzine en/of de/het (linker)voorwiel van een auto (merk Dacia, type Sandero, gekentekend [kenteken] ) (welke geparkeerd stond aan/nabij de [adres] ), althans met een brandbare stof, immers heeft verdachte wasbenzine, althans een licht ontvlambare vloeistof, over het (linker)voorwiel van voornoemde auto gegoten/gesprenkeld en/of vervolgens de vlam van een aansteker/lucifer, althans open vuur, in aanraking met het (met wasbenzine, althans een licht ontvlambare (vloei)stof, overgoten linkervoorwiel gebracht, ten gevolge waarvan voornoemde auto geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor een of meer andere auto('s), welke in de onmiddellijke nabijheid van voornoemd voertuig geparkeerd stond(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
5.
hij op of omstreeks 4 februari 2017 te Tiel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een auto, merk Citroën, type C1 (gekentekend [kenteken] ) (welke geparkeerd stond aan de [adres] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam] toebehoorde, heeft/hebben vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt (door voornoemde auto in brand te steken);
6.
Hij op of omstreeks 4 maart 2017 te Eck en Wiel, gemeente Buren, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een auto, merk Fiat, type Bravo (gekentekend [kenteken] ) (welke geparkeerd stond aan de [adres] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [aangever 4] en/of [naam] toebehoorde, heeft/hebben vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt (door voornoemde auto in brand te steken).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , p. 250-251;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 563-564;
- het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] , p. 688-689;
- het proces-verbaal sporenonderzoek, p. 262.
Ten aanzien van feiten 2 en 3:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de avond van 29 december 2016 is in Tiel, brand ontstaan op de bekleding van de bestuurdersstoel van een auto (merk Opel, type Meriva, gekentekend [kenteken] ) en waren twee ruiten van deze auto vernield. De Opel stond geparkeerd in een parkeervak aan de [adres] [2] , op ongeveer anderhalve meter afstand van de auto van de buurman. [3]
Op diezelfde avond is in Tiel bij een auto (merk Toyota, type Corolla, kleur blauw, gekentekend [kenteken] ) die geparkeerd stond aan de [adres] , de tankdop geopend en een blauw stukje textiel in de hals/opening geduwd. Een stukje van het textiel had gebrand. [4] Naast deze auto stond de auto van de buurman. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten 2 primair, en 3 primair. Dat betekent dat hij vindt dat brandstichting respectievelijk een poging daartoe, kunnen worden bewezen, beide keren in vereniging gepleegd. De officier gaat er daarbij vanuit dat verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de brandstichting en de poging daartoe heeft gepleegd, zoals (onder meer) blijkt uit de getapte telefoongesprekken.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de feiten 2 en 3 verzocht verdachte in zijn geheel vrij te spreken. Er is onvoldoende bewijs voor medeplegen en er is ook niet genoeg bewijs om tot het oordeel te komen dat verdachte die feiten alleen heeft gepleegd, aldus de verdediging.
De raadsman heeft aangevoerd dat medeverdachte [medeverdachte 2] de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en dat verdachte alleen heeft staan kijken, samen met medeverdachte [medeverdachte 1] . De raadsman voert, kort gezegd, aan dat de tapgesprekken te weinig concreet zijn, dat vooral [medeverdachte 2] wisselt in zijn verklaringen, dat de rolverdeling tussen de jongens onduidelijk was maar dat hoe dan ook geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Het ‘op afstand toekijken’ is zonder meer onvoldoende voor een veroordeling.
Beoordeling door de rechtbank
Tapgesprekken vooraf
Op 29 december 2016 om 18:47:15 uur wordt verdachte gebeld door medeverdachte [medeverdachte 1] . Verdachte zegt dan: ‘gaan we effe wat auto’s in de fik steken’. Daarop antwoordt medeverdachte [medeverdachte 1] : ‘ja dat is goed’. Die dag om 18:57:28 uur belt verdachte naar [medeverdachte 1] en zegt verdachte dat hij onderweg is naar [medeverdachte 1] . [6] Verdachte heeft, geconfronteerd door de politie met de getapte telefoongesprekken, verklaard dat hij inderdaad met [medeverdachte 1] had afgesproken om samen auto’s in de fik te gaan zetten. [7]
Oefenen
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat verdachte op de auto’s heeft geoefend door ze op verschillende manieren in de fik te zetten. [8] [medeverdachte 1] heeft verder verklaard dat verdachte ook een Volvo diesel heeft geprobeerd aan te steken door een brandende peuk in de tank te gooien, maar dat die auto niet ging branden. Daarna heeft verdachte het geprobeerd met schoonmaakdoeken. [9]
[adres]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat verdachte heeft geprobeerd een geparkeerde auto aan de [adres] te Tiel in brand te steken door een stukje stof in de tankdop te stoppen. Dit was een soort blauwe handdoek. [medeverdachte 1] heeft verder verklaard dat hij op 29 december 2016 in de avond met verdachte was en dat zij lopend waren. [10] Hij heeft, toen de politie hem vroeg wie de doekjes had waarmee was geprobeerd de auto in brand te steken, verklaard dat verdachte die avond de doekjes had. [11]
[adres]
Volgens [medeverdachte 1] heeft verdachte bij de [adres] geprobeerd de auto aan te steken bij de hoofdsteun of stoel door de ruit in te gooien met een steen. Die steen ging door twee autoruiten heen. [12] Aangeefster [aangever 2] heeft verklaard dat de ruit aan de bestuurderszijde kapot was. Zij zag dat de bestuurdersstoel in brand stond. Zij zag ook dat de ruit aan de passagierszijde kapot was en dat daar een steen op de grond lag, direct onder de kapotte ruit. [13] Ook politieagenten hebben gezien, en in een proces-verbaal opgeschreven, dat beide ruiten kapot waren en dat er een kei op de grond lag naast het rechter voorportier van de auto. Zij hebben in de nabije omgeving ook een Volvo XC 90 aangetroffen waarvan de tankdop open was gebroken. Naast dat voertuig lag een blauwe stoffen doek. [14]
Tiel op één - telefoontaps
Op 29 december 2016 om 20:02 uur belt verdachte met een onbekende persoon. Die persoon vraagt aan verdachte of het al gelukt is. Verdachte bevestigt dat en zegt dan dat hij er wel eentje bij hem voor de deur in de fik kan zetten, met de toevoeging: ‘dan kun je effe mooi genieten pik.’ [15] Op 30 december 2016 om 13:14 uur belt verdachte weer met dezelfde persoon, waarop verdachte zegt: ‘heb je het gehoord 3 auto’s in de zut, maar weet je wat raar is? Ik heb er maar 1 aangestoken. Er zijn nog meer mensen die auto’s in de fik steken.’ Op 30 december 2016 om 14:03 uur belt verdachte met medeverdachte [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zegt dat verdachte moet kijken op internet naar een autobrand in Tiel. Verdachte zegt dat hij al heeft gekeken en dat het op het nieuws was en alles. [medeverdachte 1] antwoordt daarop: ‘dan nog meerdere, hè?’ Verdachte zegt dan: ‘Ja, ik weet. Niet door ons’ en ‘We gaan Tiel op nummer één zetten jongen.’
Op 29 december 2016 zijn er in Tiel drie autobranden geweest, op de locaties [adres] (een poging), [adres] en op de parkeerplaats van de [adres] . [16]
Conclusie van de rechtbank
Uit de bovenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat het verdachte is geweest die de auto aan de [adres] opzettelijk in brand heeft gestoken en dat hij ook een poging daartoe heeft ondernomen bij een auto die geparkeerd stond aan de [adres] .
In de eerste plaats volgt de betrokkenheid van verdachte (als pleger) uit de tapgesprekken. In het tapgesprek van 30 december 2016 zegt verdachte dat hij één auto in brand heeft gestoken.
Dit komt overeen met de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] verklaart immers dat verdachte de Opel aan de [adres] in brand heeft gestoken (bij de [adres] is het gebleven bij een poging).
De rechtbank hecht waarde aan de verklaringen van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft over beide situaties, zowel ten aanzien van de Opel aan de Ereprijs als de Toyota aan de [adres] , heldere en vrij consistente verklaringen afgelegd die tot op detailniveau overeenkomen met de door verbalisanten en aangevers aangetroffen situatie(s). Zo verklaart [medeverdachte 1] over de gebruikte doeken, over een steen die door beide autoruiten is gegaan en verklaart hij ook over een opengebroken tankdop van een Volvo diesel. Dit laatste feit staat niet op de tenlastelegging maar wordt wel beschreven in het procesdossier.
De verklaring van verdachte, inhoudende dat hij samen met [medeverdachte 1] wel bij de brandstichtingen aanwezig was, maar dat medeverdachte [medeverdachte 2] de auto’s heeft aangestoken, vindt de rechtbank niet geloofwaardig. Er blijkt uit de telefoontaps niet dat [medeverdachte 2] die avond zou mee gaan. [medeverdachte 2] ontkent zelf ook dat hij hierbij betrokken is geweest. [medeverdachte 1] verklaart ten slotte, dat hij vrijwel zeker weet dat hij nooit met [medeverdachte 2] en verdachte tegelijkertijd bij een autobrand is geweest. Van belang vindt de rechtbank verder dat zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 1] tijdens het afleggen van die verklaringen in beperkingen hebben gezeten en (dus) geen contact met elkaar hebben kunnen gehad. Dat komt de betrouwbaarheid van hun verklaringen ten goede.
Daarnaast is van belang dat [medeverdachte 1] geen motief lijkt te hebben om [medeverdachte 2] niet te belasten als [medeverdachte 2] wel actief betrokken zou zijn geweest bij de brandstichtingen. Immers, [medeverdachte 1] heeft eerder een keer aangifte tegen [medeverdachte 2] gedaan en uit de verklaring van [medeverdachte 1] is op te maken dat hij en [medeverdachte 2] niet bepaald goede vrienden zijn.
Verder overweegt de rechtbank dat de aanwezigheid van [medeverdachte 2] , de lezing van verdachte volgend, zou inhouden dat er die avond een (vlucht)scooter ter plaatse aanwezig was. ( [medeverdachte 2] had volgens verdachte namelijk de steen waarmee de autoruit(en) zou(den) zijn ingegooid uit de buddy(seat) van zijn scooter gehaald). Echter, bij de brandstichting aan de [adres] ziet een buurtbewoner twee personen lopen
vanuit de richting van de [adres] ,richting [adres] . Kort daarna brandt de auto op de [adres] . [17] Hoewel deze buurtbewoner deze personen niet bij de auto heeft gezien, verklaart hij niet over een drietal jongens met een scooter die hij wel bij de auto zou hebben gezien. Relevant is daarbij de omstandigheid dat de personen vanuit de richting van de [adres] liepen, waar die avond een stukje blauw textiel in de tankdop van de Toyota is geduwd en is aangestoken. In dat kader is nog van belang dat [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij en verdachte
lopendwaren.
De verklaring van verdachte acht de rechtbank gelet op al het voorgaande dan ook ongeloofwaardig.
Ten slotte nog een overweging over de ten laste gelegde gevaarzetting: de auto’s stonden beide op parkeerplaatsen geparkeerd, in woonwijken. Door de korte afstand tussen die voertuigen en nabij gelegen geparkeerde auto’s (van buurtbewoners), was naar het oordeel van de rechtbank gemeen gevaar voor goederen te duchten.
Gelet op de aangehaalde bewijsmiddelen in samenhang bezien acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Op grond van vaste jurisprudentie vereist het primair tenlastegelegde ‘medeplegen’ een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen, waarbij het accent ligt op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. Dit vereist een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. Voor de kwalificatie ‘medeplegen’ moet de intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van verdachte van voldoende gewicht zijn. Bij de vorming van het oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking kan rekening gehouden worden met, onder meer, de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Maar de bijdrage kan ook zijn gelegen in de vorm van gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. Zeker in dergelijke, in zekere zin afwijkende of bijzondere situaties, dient in de bewijsvoering aandacht te worden besteed aan de vraag of wel zo bewust en nauw is samengewerkt bij het strafbare feit dat van medeplegen kan worden gesproken, in het bijzonder dat en waarom de bijdrage van verdachte van voldoende gewicht is geweest.
Omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot het oordeel te komen dat sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] , zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onderdeel ‘medeplegen’.
Ten aanzien van feit 4:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 4 februari 2017 is te Tiel brand ontstaan aan de band van een auto (merk Dacia, type Sandero, kleur blauw, gekentekend [kenteken] ), die geparkeerd stond op een parkeerplaats van het appartementencomplex aan de [adres] , bij [adres] . [18] Er stonden op het moment van de brand meerdere voertuigen naast de Dacia Sandero geparkeerd. [19]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat (na een wijziging tenlastelegging) wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van feit 4 bepleit. Verdachte ontkent en alleen medeverdachte [medeverdachte 1] belast de verdachte. [medeverdachte 1] vermeldt echter geen ‘blauwe Dacia’. De raadsman heeft ten aanzien van dit feit nog naar voren gebracht dat de politie een onderzoeksmogelijkheid heeft laten liggen door een ter plaatse aangetroffen plastic veiligheidsdop niet nader te onderzoeken.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [aangever 3] heeft verklaard dat zijn auto geparkeerd stond op een met een slagboom afgesloten parkeerplaats voor een appartementencomplex en dat hij, toen hij naar zijn woning fietste, vlammen zag bij een band van zijn auto. Hij heeft toen direct een deken gepakt en de vlammen gedoofd. Een deel van de band was al weggesmolten. [20]
Verdachte ontkent dat hij betrokken was bij deze brandstichting.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft echter verklaard dat verdachte deze brand (alleen) heeft gesticht. Verdachte heeft volgens [medeverdachte 1] op 4 februari 2017 één auto in de buurt van de woning van zijn (verdachtes) vader en één auto in de buurt van de woning van zijn moeder in brand gezet. Beide keren heeft [medeverdachte 1] staan kijken, op een afstandje. Bij de brand bij de woning van zijn vader gooide verdachte iets over de band van een auto. Dit was vlakbij winkelcentrum Passewaaij. [21] Verdachte gooide volgens [medeverdachte 1] een vloeistof – volgens hem wasbenzine – over de autoband. De auto stond in een rij van auto’s. Aan allebei de kanten stond er een auto naast. [medeverdachte 1] heeft verder verklaard dat het vuur klein is gebleven en dat de auto niet is afgefikt. Dat weet hij omdat hij daar iedere dag langs komt en de volgende dag is gaan kijken. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op het moment van de brandstichting heeft staan kijken van een afstand, aan de andere kant van een hek met slagbomen. [22]
De rechtbank hecht waarde aan de verklaringen van [medeverdachte 1] , meer dan aan die van verdachte. [medeverdachte 1] heeft wetenschap over deze brandstichting, die hij – tenzij hij zelf de dader is geweest, maar daarvoor zijn geen aanwijzingen in het dossier – alleen van de brandstichter kan hebben gekregen of hebben gekregen omdat hij, zoals hij verklaart, aanwezig is geweest. De verklaring van [medeverdachte 1] komt in hoofdlijnen, maar ook op details, overeen met de aangifte. De brand is ontstaan bij één van de autobanden en is vroegtijdig gedoofd. Bovendien klopt het gegeven dat de parkeerplaats was afgesloten door middel van slagbomen. [medeverdachte 1] is heel concreet in zijn verklaringen. De rechtbank gaat er daarom van uit dat [medeverdachte 1] , zoals hij heeft verklaard, heeft gekeken naar de brandstichting. De rechtbank heeft hierbij betrokken dat [medeverdachte 1] ook bij feit 2 en 3 consistente en op details met andere bewijsmiddelen overeenkomende verklaringen heeft afgelegd, die zijn verklaringen ook ten aanzien van dit feit, geloofwaardiger maken dan die van verdachte. Verdachte zelf heeft aanvankelijk, geconfronteerd met de vraag van de politie waar hij was die avond, gezegd dat hij dat niet wist terwijl hij even daarna stellig is in zijn verklaring dat hij bij zijn moeder was en dat ze de brandweer zagen. Dit komt niet geloofwaardig over.
De rechtbank komt, gelet op het voorgaande, tot het oordeel dat de lezing van [medeverdachte 1] over dit feit moet worden gevolgd en dat daarmee wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de Dacia Sandero van aangever in brand heeft gestoken, waardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten was. De auto stond immers in een woonwijk, geparkeerd in een rij van auto’s.
Ten aanzien van feit 5:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 4 februari 2017 is het linkervoorwiel van een auto (merk Citroën, type C1, kleur rood, gekentekend [kenteken] ), die was geparkeerd aan de [adres] in Tiel, in brand gestoken. Daarbij is de wieldop die op de linkervoorvelg zat, verbrand. [23]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit, zij het dat niet bewezen kan worden dat verdachte dit feit in vereniging heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 5 vrijspraak bepleit omdat verdachte dit feit ontkent.
Beoordeling door de rechtbank
Net als bij het feit (4) dat hiervoor is besproken, is het de medeverdachte [medeverdachte 1] die verdachte concreet, en vrij gedetailleerd, belast. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat verdachte één auto in de buurt van de woning van zijn (verdachtes) vader en één auto in de buurt van de woning van zijn moeder in brand heeft gezet. Bij de brand bij de woning van zijn moeder heeft verdachte wasbenzine over de voorband van de auto gegooid. Het was een rode auto. [medeverdachte 1] stond vanaf het fietspad te kijken. [24] Hij heeft ook verklaard dat de wasbenzine kwam uit de berging van de moeder van verdachte, die had hij daar zelf neergezet. Verdachte wilde volgens [medeverdachte 1] oefenen met autobranden. [25]
De rechtbank hecht, zoals ook bij de brand die op dezelfde avond is gesticht in de buurt van de woning van de vader van verdachte, waarde aan de verklaringen van [medeverdachte 1] . Zijn verklaringen zijn uiterst gedetailleerd en zijn in lijn met andere bewijsmiddelen. Zo verklaart hij dat het om een rode auto ging en is hij concreet ten aanzien van de wasbenzine. De rechtbank hecht minder waarde aan de ontkenning van verdachte, om dezelfde reden zoals al bij feit 4 is overwogen.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de Citroën van aangever opzettelijk en wederrechtelijk heeft vernield door deze in brand te steken. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het ‘in vereniging’ plegen van dit feit, nu hiervoor geen aanknopingspunten zijn in het dossier.
Ten aanzien van feit 6:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] namens [naam] ,
p. 426-433;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 555;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 569-570;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 577;
- mutatierapport, p. 450.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1, feit 2, feit 3 primair, feit 4, feit 5 en feit 6 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks03 januari 2017 te Maurik, gemeente Buren, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,opzettelijk brand heeft gesticht door de vlam van een aansteker,
althans open vuurin aanraking te brengen met een brandbare stof en
/ofde bekleding van een auto (merk Peugeot, type 308, gekentekend [kenteken] ) (welke geparkeerd stond aan de
[adres] ),
althans met een brandbare stof,immers heeft verdachte de ruit van voornoemde auto ingeslagen, vervolgens een brandbare stof in de auto gegoten/gesprenkeld en
/ofvervolgens de vlam van een aansteker,
althans open vuur,in aanraking met het
(met spiritus)overgoten interieur van de auto gebracht, ten gevolge waarvan voornoemde auto
geheel ofgedeeltelijk is
/zijnverbrand,
in elk geval brand is ontstaan,en daarvan gemeen gevaar voor een naast voornoemde auto geparkeerde auto (merk Toyota, type Verso),
in elk geval gemeen gevaar voor goederen,te duchten was;
2.
hij op
of omstreeks29 december 2016 te Tiel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk brand heeft gesticht door
de vlam van een aansteker, althansopen vuur in aanraking te brengen met het interieur (linker voorstoel) van een auto, (merk Opel, type Meriva, gekentekend [kenteken] ) (welke geparkeerd stond aan de [adres] )
(en welke al dan niet met spiritus en/of (was)benzine was overgoten/besprenkeld), althans met een brandbare stof,immers heeft
/hebbenverdachte
en/of zijn mededaders de/een autoruit met een steen verbroken en
/ofvervolgens
al dan niet (was)benzine en/of spiritus en/of papier, althanseen brandbare stof, over
/in(het interieur van) de auto gegoten/gesprenkeld
/gegooid en/ofdit
interieur en
/of die brandbare stofin aanraking gebracht met
de vlam van een aansteker, althans metopen vuur ten gevolge waarvan voornoemde auto
geheel ofgedeeltelijk is verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,en daarvan gemeen gevaar voor een naast voornoemde auto
'sgeparkeerde auto van een buurman,
althans toebehorende aan een derde, in elk geval gemeen gevaar voor goederen,te duchten was;
3.
Primair
hij op
of omstreeks29 december 2016 te Tiel ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk brand te stichten
inaan een auto (merk Toyota, type Corolla, kleur blauw, gekentekend [kenteken] ) (welke geparkeerd stond aan de [adres] ), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was (te weten voor de naast voornoemde auto geparkeerde auto van de buurman,
althans een derde), met dat opzet
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,naar voornoemde auto is toegegaan, waarna hij
verdachte en/of zijn mededader(s) (vervolgens
)
- de tankdop van voornoemde auto heeft
/hebbengeopend en
/of
-
(vervolgens
)een
(blauw
)stukje stof
/textielin de geopende tankdop heeft geduwd
/gestopten
/of
- vervolgens de vlam van een aansteker/lucifer bij voornoemd stukje stof textiel gehouden,
in elk gevalmet dat opzet open vuur in aanraking heeft
/hebbengebracht met een stukje stof
/textiel (dat in een geopende benzinetank van een auto was geduwd
/gedrukt/gestopt), althans met een brandbare stof,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op
of omstreeks04 februari 2017 te Tiel,
gemeente Buren,opzettelijk brand heeft gesticht door
de vlam van een aansteker/lucifer, althansopen vuur in aanraking te brengen met wasbenzine en
/of de/het
(linker)voorwiel van een auto (merk Dacia, type Sandero, gekentekend [kenteken] ) (welke geparkeerd stond
aan/nabij de [adres] ,
althans met een brandbare stof,immers heeft verdachte wasbenzine,
althans een licht ontvlambare vloeistof,over het
(linker)voorwiel van voornoemde auto gegoten/gesprenkeld en
/ofvervolgens
de vlam van een aansteker/lucifer, althansopen vuur, in aanraking met het
(met wasbenzine,
althans een licht ontvlambare (vloei)stof,overgoten
linkervoorwiel gebracht, ten gevolge waarvan voornoemde auto
geheel ofgedeeltelijk is verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,en daarvan gemeen gevaar voor
een of meerandere auto
('s
), welke in de onmiddellijke nabijheid van voornoemd voertuig geparkeerd stond
(en
),
in elk geval gemeen gevaar voor goederen,te duchten was;
5.
hij op
of omstreeks4 februari 2017 te Tiel,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleenopzettelijk en wederrechtelijk een auto, merk Citroën, type C1 (gekentekend [kenteken] ) (welke geparkeerd stond aan de [adres] ),
in elk geval enig goed,die
geheel of ten dele aan een ander, te wetenaan [naam] toebehoorde, heeft
/hebben vernield,beschadigd,
onbruikbaar gemaakt (door voornoemde auto in brand te steken
);
6.
hij op
of omstreeks4 maart 2017 te Eck en Wiel, gemeente Buren,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk en wederrechtelijk een auto, merk Fiat, type Bravo (gekentekend [kenteken] ) (welke geparkeerd stond aan de [adres] ),
in elk geval enig goed,die
geheel of ten dele aan een ander, te wetenaan [aangever 4] en
/of[naam] toebehoorde,
vernield, beschadigd,onbruikbaar heeft
/hebbengemaakt
(door voornoemde auto in brand te steken
).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Ten aanzien van feit 2:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Ten aanzien van feit 3:
Poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Ten aanzien van feit 4:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Ten aanzien van feit 5:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
Ten aanzien van feit 6:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit.
7a. Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder feit 1, feit 2, feit 3, primair, feit 4, feit 5 en feit 6 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 197 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren met aftrek van de tijd in voorlopige hechtenis doorgebracht en met als bijzondere voorwaarden jeugdreclasseringsbegeleiding en het volgen van psychomotorische therapie zo lang als de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen jeugddetentie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht af te zien van het verbinden van een proeftijd van twee jaar aan een voorwaardelijke strafdeel, maar in plaats daarvan te kiezen voor een proeftijd van één jaar. Daarnaast vindt de verdediging een werkstraf van 120 uur meer passend, rekening houdend met het gegeven dat de feiten verdachte verminderd kunnen worden toegerekend en het momenteel heel goed met verdachte gaat.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van de feiten die bewezen zijn verklaard, de omstandigheden waaronder ze zijn begaan, en daarnaast heeft de rechtbank gelet op de persoon van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister (‘strafblad’), gedateerd 19 oktober 2018;
- een voorlichtingsrapportage van de Raad voor de Kinderbescherming van 27 februari 2018;
- een NIFP-rapportage van dhr. R.J.B. Metze, GZ-psycholoog, gedateerd 21 juli 2017.
Ter zitting van 27 november 2018 heeft de Raad, mede gezien de gedateerdheid van de
rapporten, een actualisatie aan de rechtbank gegeven.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de volgende ‘ad informandum’ gevoegde zaken. Verdachte heeft (bij de politie en tijdens de zitting) erkend dat hij deze strafbare feiten heeft gepleegd. De officier van justitie heeft toegezegd dat hij ter zake van deze feiten geen afzonderlijke strafvervolging zal instellen indien ze worden meegenomen bij de strafoplegging. Het gaat om de feiten - die eveneens zijn voorzien van parketnummer 05/880660-17:
3 januari 2017, Tiel, gemeente Tiel, diefstal d.m.v. braak van een Aprilia bromfiets (gekentekend [kenteken] );
3 januari 2017, Eck en Wiel, gemeente Buren, vernieling in vereniging van een auto(ruit), merk Suzuki, type S-Cross (gekentekend [kenteken] );
29 december 2016, Tiel, gemeente Tiel, brandstichting in vereniging van een scooter (gekentekend [kenteken] ), met gemeen gevaar voor goederen (JOP);
28 februari 2017, Tiel, gemeente Tiel, brandstichting in vereniging van een auto, Suzuki, type Alto (gekentekend [kenteken] ), met gemeen gevaar voor goederen;
24 juli 2016, Tiel, gemeente Tiel, brandstichting in vereniging van een scooter, merk Sym (gekentekend [kenteken] ) met gemeen gevaar voor goederen (te weten een fietsenstalling);
30 maart 2017, Maurik, gemeente Buren, vernieling van een scooter, merk Yamaha (gekentekend [kenteken] ) door middel van brandstichting.
Straftoemeting
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twaalf zeer ernstige strafbare feiten. Hij heeft samen met anderen en alleen in totaal negen voertuigen in brand gestoken, zes auto’s en drie scooters. Daarnaast is het bij één auto gebleven bij een poging tot brandstichting, heeft verdachte een scooter gestolen en een autoruit vernield. Verdachte heeft door zijn handelen geen enkel respect getoond voor de eigendommen van anderen. Er is veel schade ontstaan aan de verbrande voertuigen en bovendien bestond er bij diverse situaties serieus gevaar voor omliggende goederen. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Het grootste deel van de voertuigen is in brand gestoken tussen december 2016 en maart 2017. Om die reden kan van een serie brandstichtingen worden gesproken. Kennelijk had verdachte als doel gesteld om Tiel op nummer één te zetten als het gaat om autobranden. Dit blijkt uit de uitgewerkte tapgesprekken waarin volgens de beschrijving van de verbalisanten ook hierom wordt gelachen door verdachte. Dergelijke feiten zorgen in de maatschappij voor veel onrust en bezorgdheid. Veel mensen hebben hun auto nodig om naar hun werk te reizen of om –bijvoorbeeld– (mantel)zorg te kunnen verlenen aan naasten die hulpbehoevend zijn. Het in brand steken van een auto of een scooter van een willekeurige persoon getuigt van een totaal gebrek aan inlevingsvermogen voor de slachtoffers. Het gaat dan ook niet alleen om de materiële schade die verdachte veroorzaakt heeft met zijn handelen, maar ook om alle bijkomende effecten daarvan. Mensen zijn gehecht aan hun voertuig en bij een brand komt er allerlei papierwerk bij kijken waar niemand behoefte aan heeft. Het in brand zetten van voertuigen berokkent ook werkgevers schade (zoals reeds blijkt uit één van de vorderingen). Daarnaast lijden verzekeraars er schade door die zij vervolgens zullen moeten doorberekenen aan hun klanten. Niet in de laatste plaats worden de hulpdiensten zoals de politie en de brandweer onnodig met dergelijke acties van verdachte belast.
Waar de rechtbank ook rekening mee houdt bij het bepalen van de op te leggen straf is het specifieke motief van verdachte voor een aantal van de feiten. Verdachte heeft namelijk van een derde de opdracht gekregen om één specifieke auto in brand te steken en van een andere auto de autoruit te vernielen. Hier zou verdachte een bedrag van € 200,-- voor krijgen. Dat geldbedrag heeft hij ook daadwerkelijk ontvangen, één week nadat de beoogde auto in brand is gestoken door verdachte. Verdachte heeft hierover aangegeven dat hij dit puur voor het geld deed. De andere in brand gestoken auto’s zijn op allerlei verschillende manieren in brand gestoken, kennelijk met het doel om te ‘oefenen’ – zodat kon worden waargenomen hoe een auto het snelst in brand zou vliegen. Dat verdachte zich kennelijk voor geld laat inzetten om strafbare feiten te plegen, rekent de rechtbank hem in strafverzwarende zin aan.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht in aanmerking genomen. Echter, de rechtbank heeft daar in ‘strafmatigende’ zin geen rekening mee gehouden gelet op het forse aantal strafbare feiten dat verdachte heeft gepleegd. Wel heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte eerder is veroordeeld voor vernieling en diefstal en dat dus sprake is van recidive ten aanzien van die feiten. Daarnaast heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de feiten verminderd aan verdachte kunnen worden toegerekend, gelet op de rapportage van de GZ-psycholoog.
Al het bovenstaande afwegende zou de oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor lange duur niet ondenkbaar zijn. Daartoe zal de rechtbank echter niet overgaan om de volgende redenen. In de eerste plaats houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop. De feiten dateren van anderhalf jaar geleden, terwijl het inmiddels een stuk beter gaat met verdachte, zo is gebleken uit de toelichting ter zitting van zowel zijn ouders als de jeugdreclassering. Verdachte is een goede weg ingeslagen. Hij woont sinds zijn schorsing uit de voorlopige hechtenis bij zijn vader. Hij volgt een BBL-opleiding tot tegelzetter en werkt in dat kader vier dagen per week bij een tegelzettersbedrijf en vindt dit ook leuk. Het pedagogisch effect van bestraffing is na anderhalf jaar gedeeltelijk teniet gedaan. In de tweede plaats heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte gedurende zijn schorsing van de voorlopige hechtenis de zogenaamde Harde Kern Aanpak heeft gevolgd en gedurende (ongeveer) negen maanden een enkelband heeft gedragen. Dit heeft verdachte het gevoel gegeven alsof hij gevangen zat. Nadat de enkelband werd verwijderd heeft verdachte zich moeten houden aan een weekkaart, maar ook dit is goed verlopen. Ten derde houdt de rechtbank rekening met de adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering, daar waar nadrukkelijk wordt aangegeven dat jeugddetentie op verdachte een averechts effect zal hebben.
Gelet op wat hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van deze zaak onder meer een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 199 dagen passend is, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. De voorwaardelijke jeugddetentie die wordt opgelegd, dient als forse
waarschuwing voor verdachte om zich voortaan van het plegen van delicten te onthouden.
De rechtbank ziet, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, aanleiding om aan de voorwaardelijke jeugddetentie de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als dat mocht inhouden het volgen van psychomotorische therapie (PMT). De rechtbank ziet geen redenen om de proeftijd te bepalen op één jaar. Verdachte heeft een fors aantal strafbare feiten gepleegd en er is sprake van recidive. De rechtbank acht het in dat kader van belang dat aan het voorwaardelijk strafdeel een proeftijd van twee jaar wordt verbonden.
Naast de deels voorwaardelijke jeugddetentie zal de rechtbank verdachte veroordelen tot het verrichten van een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie. Hiermee beoogt de rechtbank de ernst van de feiten te benadrukken. Gelet op het tijdsverloop is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde taakstraf gematigd dient te worden.
Voorlopige hechtenis
Het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.
7b. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
1. De benadeelde partij [aangever] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 549,39, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2017. Daarbij wordt verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 5.432,30, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2017. Daarbij wordt verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
2. De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.149,22, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 december 2016.
3. De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 3 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 626,57, bestaande uit € 426,57 materiële schade en € 200,-- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 december 2016.
4. De benadeelde partij [aangever 3] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 4 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.039,94, bestaande uit een bedrag van € 119,94 materiële schade, een bedrag van € 1.000,-- aan immateriële schade en een bedrag van
€1.920,-- aan proceskosten, geheel te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 februari 2017, met uitzondering van de gevorderde vergoeding voor de proceskosten, ten aanzien waarvan de wettelijke rente vanaf 26 december 2018 wordt gevorderd.
5. De benadeelde partij [aangever 4] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 6 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 5.200,--, bestaande uit materiële schade.
Ad informandum gevoegd feit met vordering benadeelde partij
6. De benadeelde partij [benadeelde 6] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 2 ad informandum gevoegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 75,--, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2017.
Het standpunt van de officier van justitie
1. De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [aangever] toe te wijzen tot een bedrag van € 128,10, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag. De officier van justitie heeft toegelicht dat dit bedrag bestaat uit kosten van niet vergoede goederen, nu de zonnebril en de Hard Disk blijkens bijlage 1 van de vordering al vergoed zijn naar hun dagwaarde. De officier van justitie heeft verzocht voormeld bedrag hoofdelijk op te leggen. Dat betekent dat, als een mededader betaalt, verdachte (dat betaalde deel) niet meer hoeft te betalen.
Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] toe te wijzen tot een bedrag van € 3.550,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag. De officier van justitie heeft toegelicht dat dit bedrag bestaat uit één röntgenscanner, die blijkens bijlage 2 van de vordering in december 2016 is aangeschaft voor € 3.400,--, en het eigen risico van [benadeelde] van € 150,--. De officier van justitie heeft verzocht voormeld bedrag hoofdelijk op te leggen. Van de verloren gegane laptop is met de overgelegde bon van de vervangingsaankoop, niet vast te stellen wat de waarde was. Mede daarom heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
2. De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] af te wijzen voor zover de vordering ziet op het vergoeden van onderhoudskosten die zijn gemaakt in juni en juli 2016 omdat deze kosten zijn gemaakt vóór de pleegdatum van het strafbare feit en daaruit niet af te leiden is wat de waarde van de auto was op het moment dat die in brand werd gestoken. De officier van justitie heeft verzocht de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren nu de kostenpost 'eigen bijdrage aanschaf nieuwe auto’ niet is onderbouwd.
3. De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] af te wijzen voor zover de vordering ziet op het vergoeden van € 200,-- immateriële schadevergoeding omdat niet kan worden gesproken van psychisch letsel en de vordering niet is onderbouwd. De officier van justitie heeft verzocht de vordering voor het overige toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag. De officier van justitie heeft verzocht voormeld bedrag hoofdelijk op te leggen.
4. De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [aangever 3] af te wijzen voor zover de vordering ziet op het vergoeden van € 1.000,-- immateriële schadevergoeding omdat niet kan worden gesproken van ernstig psychisch letsel zoals in de aangehaalde casus, althans deze vordering is onvoldoende onderbouwd. De officier van justitie heeft verzocht de vordering ten aanzien van de beschadigde schoenen van € 119,94 toe te wijzen. Ook heeft de officier van justitie verzocht de proceskosten toe te wijzen tot een maximum van € 922,-- gelet op het puntenstelsel (uitgaande van maximaal 2 punten) en het daarbij behorende liquidatietarief, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag. De officier van justitie heeft verzocht voormelde bedragen hoofdelijk op te leggen.
5. De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [aangever 4] toe te wijzen tot een bedrag van € 150,--, bestaande uit de kostenpost eigen risico, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag. De officier van justitie heeft verzocht voormeld bedrag hoofdelijk op te leggen. De officier van justitie heeft verzocht de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
Ad informandum gevoegd feit met vordering benadeelde partij
6. De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6] geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen achter de standpunten van de officier van justitie geschaard, behalve voor wat betreft de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde] en [aangever 3] .
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] heeft de verdediging aangegeven dat niet zonder meer vast staat dat de gevorderde goederen ook daadwerkelijk in de verbrande Peugeot 308 hebben gelegen. Om die reden moet de vordering op dat punt niet-ontvankelijk worden verklaard. Subsidiair vindt de verdediging het door de officier van justitie becijferde bedrag van € 3.550,-- passend.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [aangever 3] heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat niet vast staat dat de schoenen van de benadeelde partij beschadigd zijn geraakt bij het blussen van de autobrand. Er zit geen foto van verbrande schoenen bij de vordering. De verdediging heeft verzocht de vordering ook op dat punt niet-ontvankelijk te verklaren. Voor wat betreft eventueel toe te wijzen proceskosten heeft de verdediging aangegeven dat het liquidatietarief kanton gehanteerd dient te worden. Daarvoor geldt dat voor het indienen van een vordering 1 punt geldt en voor het bijwonen van de zitting ook 1 punt. Echter, nu de advocaat van [aangever 3] halverwege de zitting is vertrokken, is slechts anderhalve punt toe te kennen, aldus de verdediging.
Beoordeling door de rechtbank
1. De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij [aangever] als gevolg van het onder feit 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank overweegt in dat kader dat enkel het eigen risico van € 150,-- als materiële schade kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2017. Dat deze schade is geleden blijkt uit bijlage 3 van de vordering. Ten aanzien van de door [aangever] gevorderde goederen met een aanschafwaarde van in totaal € 664,09 overweegt de rechtbank het volgende. [aangever] heeft in de vordering toegelicht dat een bedrag van € 264,70 via zijn inboedelverzekering is vergoed en dat bedrag is in mindering gebracht op de hiervoor vermelde € 664,09. Uit de brief van ACAM Assurantiën B.V. van 16 januari 2017 - die als bijlage 1 bij de vordering is gevoegd - blijkt dat Elmac Assuradeuren B.V. tot vergoeding van schade is overgegaan tot een bedrag van € 264,70. In die brief is opgemerkt dat ten aanzien van de zonnebril van
€ 473,-- een restwaarde van 20% wordt uitgekeerd (wat neerkomt op € 94,60) en dat ten aanzien van de Hard Disk rekening is gehouden met een afschrijvingspercentage van 33%, zodat voor de Hard Disk een bedrag van € 42,-- is uitgekeerd. De overige goederen (de telefoonhouder, autolader OnePlus en systainer) zijn (terugrekenend) gelet daarop dus al volledig vergoed. Immers, die drie goederen zijn samen aangeschaft voor
€ 128,10. Als dit bedrag wordt opgeteld bij de € 42,-- voor de Hard Disk en € 94,60 voor de zonnebril, komt dit totaal neer op het reeds aan Zoetekouw uitgekeerde bedrag van
€ 264,70. De rechtbank ziet geen reden om andere afschrijvingspercentages te hanteren dan de verzekeraar van de benadeelde partij. Om die reden zal de vordering van de benadeelde partij [aangever] ten aanzien van de materiele schade voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] als gevolg van het onder feit 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Uit bijlage 3 blijkt dat drie röntgenscanners zijn aangeschaft op 16 december 2016 voor € 3.400,-- per stuk. Die datum ligt zeer kort voor de datum van het strafbare feit, zodat geen rekening wordt gehouden met afschrijving. Uit de hoogte van het gevorderde bedrag kan worden afgeleid dat het gaat om één van die scanners die bij de brand verloren zijn gegaan. Door de verdediging zijn daar vraagtekens bij geplaatst. De rechtbank is van oordeel dat uit de bij de vordering van de benadeelde partij overgelegde foto’s (van de verbrande binnenzijde van de Peugeot 308) genoegzaam blijkt dat er diverse goederen in de auto lagen en daarmee heeft [benadeelde] voldoende onderbouwd dat ook deze scanner verloren is gegaan. Om die reden is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] op dit punt voor toewijzing vatbaar. Ook blijkt uit bijlage 3 dat de benadeelde partij [benadeelde] (evenals [aangever] ) een eigen risico draagt van
€ 150,--. Voor wat betreft de gevorderde kosten van € 1.607,57 van de laptop ligt dit anders. Immers, de factuur van de laptop is van 12 januari 2017. Het gaat dus om een vervangingsaankoop. Zonder nadere onderbouwing kan niet worden vastgesteld wat de waarde van de verbrande laptop was ten tijde van de autobrand. Om die reden zal de vordering op dit punt niet-ontvankelijk worden verklaard.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde] zal gelet op het voorgaande worden toegewezen tot een bedrag van € 3.550,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2017.
Hoofdelijkheid en schadevergoedingsmaatregel
Verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader is of wordt voldaan. De rechtbank zal verder de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen ter zake beide vorderingen.
2. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij [aangever 2] dient te worden afgewezen voor zover de vordering ziet op het vergoeden van onderhoudskosten die zijn gemaakt in juni en juli 2016 omdat deze kosten zijn gemaakt vóór de pleegdatum van het strafbare feit en daardoor niet kunnen worden aangemerkt als rechtstreekse schade. Uit de vordering is bovendien niet af te leiden wat de waarde van de auto was op het moment dat die in brand werd gestoken. Omdat de kostenpost 'eigen bijdrage aanschaf nieuwe auto’ niet is onderbouwd zal de rechtbank dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
3. De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 4] als gevolg van het onder feit 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De schade bestaat uit lakschade aan de auto van een bedrag van € 426,57, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 december 2016. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding van € 200,-- overweegt de rechtbank dat het handelen van verdachte weliswaar tot ongemakkelijke gevoelens bij de benadeelde partij en zijn familieleden heeft kunnen leiden, maar dat dit niet van dien aard kan zijn geweest dat gesproken kan worden over psychisch letsel. De auto van de benadeelde partij heeft geen vlam gevat. Er is enkel een blauwe – half verbrande – doek in de tankdop achtergebleven. De vordering zal op dit punt daarom worden afgewezen. Wel zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
4. De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij [aangever 3] als gevolg van het onder feit 4 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden, bestaande uit een materieel schadebedrag van € 119,94. Deze schade bestaat uit de beschadigde schoenen van de benadeelde partij, waarvan een deel niet is vergoed. De benadeelde partij heeft gesteld dat de schoenen beschadigd zijn geraakt bij het blussen van de brand van zijn auto. Hoewel het praktisch zou zijn geweest als er – zoals door de verdediging is betoogd – een foto zou zijn bijgevoegd van de beschadigde schoenen, heeft de rechtbank geen reden aan de verklaring van de benadeelde partij op dit punt te twijfelen. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de schoenen in het kader van redelijkheid en billijkheid dan ook toewijzen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente. Ter zake deze directe schade zal de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht worden opgelegd. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding zal de vordering worden afgewezen. Niet gebleken is dat de benadeelde partij psychisch letsel heeft opgelopen. Bij die stand van zaken rechtvaardigt het feitencomplex, hoewel dit ongetwijfeld ongemak en ongerustheid met zich heeft meegebracht, niet zonder meer een vergoeding van smartengeld. De jurisprudentie waar door de benadeelde partij in dat kader een beroep op wordt gedaan beschrijft een feitencomplex van heel andere en zwaardere orde dan hier het geval is en is dus onvoldoende vergelijkbaar.
Ten aanzien van de gevorderde proceskosten van € 1.920,-- overweegt de rechtbank het volgende. Onvoldoende gemotiveerd is waarom moet worden afgeweken van het liquidatietarief kantonzaken en over zou moeten worden gegaan tot een integrale proceskostenveroordeling. De rechtbank zal dan ook het liquidatietarief hanteren om de proceskosten van de benadeelde partij te begroten. Gelet op de tabel ‘salarissen in rolzaken kanton’ en uitgaande van twee punten (één voor het indienen van de vordering en één voor het – gedeeltelijk – bijwonen van de zitting), begroot de rechtbank de proceskosten op € 60,--, ook nu slechts een klein deel van het gevorderde bedrag wordt toegewezen. Dit bedrag zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 december 2018 zoals gevorderd. De gevorderde nakosten worden toegewezen tot een hoogte van de helft van het geliquideerde salaris, te weten € 30,--.
5. De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij [aangever 4] als gevolg van het onder feit 6 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De schade bestaat uit het verschil in de aanschafprijs van de auto en het bedrag dat [aangever 4] van zijn verzekering heeft gekregen en dat hij voor de verbrande delen van de auto heeft gekregen. Dit verschil bedraagt totaal € 400,--. De hoogte van dit bedrag is ook niet betwist. De rechtbank zal de vordering dan ook tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag. Voor zover de benadeelde partij heeft beoogd meer te vorderen dan hier omschreven zal de vordering voor dat deel worden afgewezen.
Ad informandum gevoegd feit met vordering benadeelde partij
6. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 6] als gevolg van het ter kennisgeving gevoegde feit met het parketnummer 05/880660-17 (korte aanduiding: vernieling van een autoruit, strafbaar gesteld in artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht) rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader is of wordt voldaan. Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vervangende jeugddetentie
De rechtbank zal gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte geen vervangende jeugddetentie verbinden aan de – al dan niet gedeeltelijk – toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen. Hiervan ziet de rechtbank af om te voorkomen dat verdachte door betalingsonmacht wordt vastgezet en zijn ontwikkeling daardoor stagneert.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
jeugddetentievoor de duur van
199 (honderdnegenennegentig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
180 (honderdtachtig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op 2 (twee) jaren wordt bepaald, onder;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland, afdeling jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich (uiterlijk) binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis dient te melden bij de jeugdreclassering en/of de bij hem bekende jeugdreclasseringsmedewerker en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dient te melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
- psychomotorische therapie zal volgen als de jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt, dit ter beoordeling van de jeugdreclassering;
 geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland te Arnhem, locatie Tiel, afdeling jeugdreclassering, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 77aa, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);

beveeltdat de tijd, 19 dagen, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tevens tot een
werkstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen;

heft ophet – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [aangever] (feit 1).
wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
  • bepaalt dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Maatregel van schadevergoeding
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag aan de Staat is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] (feit 1).
wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
  • bepaalt dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Maatregel van schadevergoeding
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag aan de Staat is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] (feit 2).
  • verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering voor zover dit betreft de post eigen bedrage aanschaf nieuwe auto;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] (feit 3).
wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 3 tot betaling van
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
Maatregel van schadevergoeding
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [aangever 3] (feit 4).
wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 4 tot betaling van
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
Maatregel van schadevergoeding
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [aangever 4] (feit 6).
wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 6 tot betaling van
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
Maatregel van schadevergoeding
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6] (ad informandum feit 2).
wijst de vordering van de benadeelde partij toe
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 ad informandum tot betaling van
  • bepaalt dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
Maatregel van schadevergoeding
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. de Boer (voorzitter), tevens kinderrechter, mr. J.T. van Belzen en mr. M. Rietveld, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. C.D.G. van IJzendoorn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 december 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , verbalisant van de politie Eenheid Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2017065095, gesloten op 17 juli 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] , p. 343.
3.Proces-verbaal van bevindingen gevaarzetting branden onderzoek [naam] , p. 389.
4.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 4] , p. 370-371.
5.Proces-verbaal van bevindingen gevaarzetting branden onderzoek [naam] , p. 389.
6.Proces-verbaal van bevindingen uit tap [naam] met betrekking tot autobranden 29 december 2016, p. 353 en 356-357.
7.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 562.
8.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 633.
9.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 622.
10.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 634.
11.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 648.
12.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 633.
13.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] , p. 343.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 352.
15.Proces-verbaal van bevindingen uit tap [naam] met betrekking tot autobranden 29 december 2016, p. 373 en 377.
16.Proces-verbaal van bevindingen uit tap [naam] met betrekking tot autobranden 29 december 2016, p. 373 en 383-384.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 352 en mutatierapport, p. 59.
18.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] , p. 505.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 508.
20.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] , p. 505.
21.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 621-623.
22.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 631-632.
23.Proces-verbaal van aangifte van [naam] , p. 520.
24.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 621-623.
25.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 631.