ECLI:NL:RBGEL:2018:5757

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 september 2018
Publicatiedatum
6 februari 2019
Zaaknummer
U18_1858
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen huurtoeslag en servicekosten niet-ontvankelijk en ongegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Belastingdienst waarin het voorschot huurtoeslag voor 2017 was vastgesteld op € 1.697. Na een ongegrondverklaring van dit bezwaar, heeft eiseres beroep ingesteld tegen het bestreden besluit I. Echter, op 11 augustus 2018 heeft de Belastingdienst een herziene beslissing op bezwaar genomen, het bestreden besluit II, waardoor eiseres geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen het eerste besluit. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit I dan ook niet-ontvankelijk.

Ten aanzien van het bestreden besluit II oordeelde de rechtbank dat de servicekosten van eiseres niet voor huurtoeslag in aanmerking komen. De Belastingdienst had gesteld dat eiseres geen specificatie van de servicekosten had overgelegd, waardoor niet vastgesteld kon worden welke kosten in aanmerking kwamen voor huurtoeslag. Eiseres had betoogd dat zij maandelijks € 28,46 aan servicekosten betaalde, maar de rechtbank oordeelde dat dit onvoldoende was om aan te tonen dat deze kosten in aanmerking kwamen voor huurtoeslag. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond.

De rechtbank heeft verder bepaald dat de Belastingdienst het door eiseres betaalde griffierecht van € 46 dient te vergoeden, omdat er gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan het bezwaar van eiseres. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter D.J. Post, in aanwezigheid van griffier R.G. van den Berg. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/1858

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres,

en

Belastingdienst/Toeslagen te Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 21 november 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder het voorschot huurtoeslag 2017 vastgesteld op € 1.697.
Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 27 februari 2018 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij besluit van 11 augustus 2018 (het bestreden besluit II) heeft verweerder een herziene beslissing op bezwaar genomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2018. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Koullali.

Overwegingen

Ten aanzien van het bestreden besluit I
1.Met toepassing van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is het door eiseres ingediende beroep mede gericht tegen het bestreden besluit II.
2.Nu verweerder bij het bestreden besluit II een herziene beslissing op bezwaar heeft genomen, heeft eiseres niet langer belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep voor zover dat is gericht tegen het bestreden besluit I.
3.Het beroep gericht tegen het bestreden besluit I is dan ook niet-ontvankelijk.
Ten aanzien van het bestreden besluit II
4. Ter zitting is gebleken dat het geschil is beperkt tot de vraag of de servicekosten van eiseres voor huurtoeslag in aanmerking komen.
5.Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de door eiseres opgevoerde servicekosten niet voor huurtoeslag in aanmerking komen. Volgens verweerder komen servicekosten namelijk alleen voor huurtoeslag in aanmerking als er een specificatie is overgelegd waaruit blijkt hoe de servicekosten zijn opgebouwd. Omdat een dergelijke specificatie niet door eiseres is overgelegd, is door verweerder niet vast te stellen of, en zo ja, welke servicekosten in aanmerking komen voor huurtoeslag.
6. Eiseres heeft betoogd dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat haar servicekosten niet voor huurtoeslag in aanmerking komen. Daartoe voert eiseres aan dat zij elke maand een bedrag van € 28,46 aan servicekosten betaalt. Dit zijn de kosten die eiseres moet betalen voor te verzorgen leveringen en diensten, zoals de schoonmaak, energie voor de gemeenschappelijke ruimten en onderhoudskosten.
7. Artikel 5, derde lid, van de Wet op de huurtoeslag (Wht) luidt als volgt:
“Als servicekosten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden uitsluitend in aanmerking genomen:
a. kosten voor het in bedrijf zijn van lift-, ventilatie-, hydrofoor- en alarminstallaties, en van verlichting van door de huurder met anderen gemeenschappelijk gebruikte ruimten, met een maximum van € 12 per maand;
b. schoonmaakkosten van de lift en andere gemeenschappelijke ruimten, met een maximum van € 12 per maand;
c. de kosten voor de diensten van een huismeester, met een maximum van € 12 per maand;
d. kapitaals- en onderhoudskosten van dienstruimten en gemeenschappelijke recreatieruimten, met een maximum van € 12 per maand.”
8. Servicekosten zijn de tussen huurder en verhuurder overeengekomen kosten voor bijkomende leveringen en diensten ten behoeve van het gehuurde, die verhuurder verzorgt en aan huurder in rekening brengt. Het is de plicht van de verhuurder zowel de servicekosten als de kale huur apart te specificeren. Aan het eind van elk jaar dient de verhuurder de werkelijke kosten te berekenen en de huurder een afrekening te sturen.
De rechtbank stelt vast dat verweerder eiseres bij brief van 13 juni 2018 heeft verzocht om een dergelijke specificatie van de servicekosten te verstrekken. Hierop heeft eiseres niet gereageerd. Hoewel uit de door eiseres overgelegde brief over de jaarlijkse huurverhoging van de verhuurder van 11 februari 2018 wel blijkt dát er servicekosten in rekening worden gebracht, is niet aangetoond welke bedragen per soort servicekosten zijn betaald. Het enkele feit dat uit voornoemde brief van 11 februari 2018 blijkt dat de servicekosten een vergoeding zijn voor te verzorgen leveringen en diensten, zoals de schoonmaak, energie voor gemeenschappelijke ruimten en onderhoudskosten, is onvoldoende.
9.Nu, gelet op het vorenstaande, door eiseres niet is aangetoond op welke wijze de servicekosten zijn opgebouwd, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de servicekosten van eiseres niet voor huurtoeslag in aanmerking komen. Het beroep tegen het bestreden besluit II is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
10.Gelet op de omstandigheid dat verweerder met het bestreden besluit II in beroep gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan het bezwaar van eiseres, bepaalt de rechtbank dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 46 aan haar dient te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond;
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 46 aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R.G. van den Berg, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.