ECLI:NL:RBGEL:2018:5748

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 augustus 2018
Publicatiedatum
30 januari 2019
Zaaknummer
274888 HA ZA 14-683
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van opbrengsten uit bosbouwwerkzaamheden tussen aannemer en onderaannemer met betrekking tot verdelingsmaatstaf

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een geschil tussen een aannemer en een onderaannemer over de verrekening van opbrengsten uit bosbouwwerkzaamheden. De eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, Veluwe Groen B.V., met betrekking tot de verdeling van de opbrengsten van een project. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen al enkele beslissingen genomen, waaronder het toelaten van bewijs door de eiseres dat er overeenstemming was bereikt over de offerte en de aanvullingen daarop. Tijdens de getuigenverhoren zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder de echtgenote van de eiser en voormalige medewerkers van de gedaagde. De getuigenverklaringen gaven inzicht in de afspraken die tussen partijen zijn gemaakt en de wijze waarop de werkzaamheden zijn uitgevoerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen duidelijke verdelingsafspraken zijn gemaakt tussen de partijen, maar dat er wel een poging is gedaan om tot een verdeling te komen. De rechtbank heeft de getuigenverklaringen gewogen en geconcludeerd dat de eiseres recht heeft op een deel van de opbrengsten, maar dat dit bedrag lager is dan oorspronkelijk gevorderd. Uiteindelijk heeft de rechtbank de gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 100.157,15 aan de eiseres, vermeerderd met wettelijke handelsrente. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 22 augustus 2018.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: 274888 / HA ZA 14-683 / 17
Vonnis van 22 augustus 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde]
gevestigd te [woonplaats] , gemeente [woonplaats]
eiseres
advocaat: mr. A.K. Doornbosch te Assen
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VELUWE GROEN B.V.
gevestigd te Otterlo, gemeente Ede
gedaagde
advocaat: mr. C.J. van Dijk te Ede
Partijen zullen hierna weer [gedaagde] en Veluwe Groen worden genoemd.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 januari 2017 (hierna: het tussenvonnis)
- de processen-verbaal van getuigenverhoor en tegenverhoor van 28 juni 2017 en
13 december 2017
- de conclusie na (tweede) enquête met productie van Veluwe Groen van 31 januari 2018
- de antwoordconclusie na enquête en akte houdende vermindering van eis van [gedaagde] van 28 februari 2018.
1.2
Ten slotte is weer vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1
De rechtbank blijft bij hetgeen zij in het tussenvonnis heeft overwogen en beslist. In dat vonnis heeft de rechtbank [gedaagde] toegelaten te bewijzen dat zij met Veluwe Groen overeenstemming heeft bereikt over de door haar op 18 juni 2013 uitgebrachte offerte en met name de aanvullingen daarop zoals die tijdens het overleg met DLG op 10 juli 2013 zijn overeengekomen, aldus dat de daarin vermelde tariefwijzigingen ook golden in de verhouding tussen partijen zonder enig recht van Veluwe Groen op een verdeling tussen partijen van de meerwerkopbrengsten. [gedaagde] heeft daartoe [echtgenote gedaagde] , zijn echtgenote [Getuige A] en [getuige B] voormalig bedrijfsleider bij [gedaagde] , als getuigen doen horen. In de contra-enquête zijn [getuige C] en [getuige D] als getuigen gehoord.
2.2
Voor zoveel van belang hebben de getuigen het volgende verklaard:
[echtgenote gedaagde] :
Ik heb destijds een offerte uitgebracht aan Veluwe Groen (..) De prijzen zijn later bijgesteld in overleg met DLG. Die prijzen golden ook binnen onze verhouding (..) [getuige C] heeft bevestigd dat die prijzen tussen ons zouden gelden, het was ook mijn werk. Kort gezegd zou ik alles boven maaiveld doen en [getuige C] het ondergrondse werk, dus het weghalen van stobben en plaggen (..)
U houdt mij de redenering van Veluwe Groen voor. Vergeet niet dat ik al die uren en dat werk allemaal heb gemaakt. Ik wist niet wat [getuige C] aan prijzen offreerde en ook zijn winstmarge niet. U vraagt mij op de man af of ik ooit een afspraak heb gemaakt over de verdeling van de winst die we uit het project zouden halen. Ik zeg u daarop dat dat niet is gebeurd.
U vraagt mij wat de betekenis is van de spreadsheet die ik kort voor het overleg met DLG in Apeldoorn aan [getuige C] heb gestuurd. In die spreadsheet staat een verdeling van het laatste ons toekomende bedrag. [getuige C] had voorgesteld om die verdeling te doen. Ik heb geprobeerd inzichtelijk te maken wat hij vroeg om te kijken om wat voor bedragen het ging. Op de achtergrond speelde ook dat ik een oplossing wilde. Met voorstel bedoel ik het voorstel van Veluwe Groen. Hij had ook werk voor mij gedaan en dat wil ik nog steeds betalen, en vandaar de tegemoetkoming in de kosten die er ook bij staan. Dus mocht er overeenstemming komen met DLG, dan kon dat dat in de spreadsheet worden ingevuld. Met bindend bedoelde ik bindend tussen ons beiden. Ik voeg nog toe dat ik een fout heb gemaakt in de spreadsheet en er ten onrechte 170.000 in heb betrokken. Dat bedrag werd namelijk niet besproken met DLG, dat was toen al goedgekeurd. Volgens mij bleef er zo ongeveer 330.000 euro over waar we die verdeling op zouden kunnen toepassen. Ik ben er pas recent achter gekomen dat ik die fout heb gemaakt en ook blij dat hij het voorstel niet geaccepteerd heeft (..)
Dit was eigenlijk een soort voorzet om met elkaar in gesprek te gaan, met de verdeelsleutel waarmee wij eruit zouden kunnen komen. Maar ik wel zeggen dat als ik had geweten dat [getuige C] 10,9% winstopslag zou berekenen dat ik dan wel een andere afspraak met hem wilde maken (..) Ik voeg ook nog toe dat op die 5 ton die ik al had gehad van Veluwe Groen geen verdeelsleutel is toegepast. Er was dus geen verdelingsafspraak vanaf het begin en de enige verdeling die er van mijn kant wel is, is een voorstel zoals ik (..) net heb geformuleerd om er op het eind uit te komen.
(..)
[Getuige A] :
Ik werk samen in het bedrijf [gedaagde] met mijn man. Ik doe de administratie (..) We zouden onze eigen prijzen inleveren bij Veluwe Groen (..) Wat ik weet is dat wij onze eigen bedragen hanteerden en [getuige C] de zijne. Wat ik weet is dat er veel meer materiaal vrij kwam dan was beoogd en dat dit meer kosten met zich meebracht. Hierover is onderhandeld met DLG. Mij is niet bekend dat er afspraken zijn gemaakt tussen mijn man en [getuige C] over de afrekening onderling. Wij hadden op een gegeven moment voorschotten gekregen tot een bedrag van 500.000 euro excl. BTW en over het restant moest nog worden afgerekend. Althans, het restant van het onderdeel waarover wij werkzaamheden hadden gedaan. Ik weet dat mijn man met [getuige C] heeft gesproken in die zin dat hij heeft gezegd: “Als ik het goed heb, heb jij het ook goed.”, en dat er dus wel iets te verdelen was, maar hoe of wat weet ik niet. Dat hing ook af van hoe het project afliep in verhouding tot DLG (..)
Na het handgeschreven papiertje, waar we het niet mee eens waren, hebben wij nogmaals een overzicht gemaild van het bedrag waar wij nog recht op hadden, maar hier hebben we niets meer van gehoord (..)
[getuige B] :
Ik was bedrijfsleider bij het project waar het hier over gaat. Nu ben ik overigens niet meer in dienst bij [gedaagde] (..) Er was altijd wel gezegd dat als we geld zouden overhouden van het project, [getuige C] daarin zou mee kunnen delen (..) Die verdeling zou overigens niet plaatsvinden over het bedrag dat al was uitbetaald (..) Als ik het zo zie, is het volgens mij de eerste opzet geweest om inzichtelijk te maken wat bij bepaalde bedragen naar de partijen onderling zou kunnen toegaan, en om op die manier ook interne discussies te kunnen voeren (..)
[getuige C] :
Toen de € 500.000 aan [gedaagde] werd uitbetaald (..) zei hij tegen mij via de telefoon:
[getuige C] , ik ben ruim uit de kosten. Het verdelen doen we aan het eind wel (..) De verdeling gold voor de hele winst die gaandeweg het project kwam bovendrijven. Vanaf het begin was (..) duidelijk dat er verdeeld moest worden. Mijn werk zou heel scherp worden ingeschreven en Rien zou gaan zorgen voor de winst. Dat was ons voor de inschrijving al duidelijk.
(..)
Ik hoor u ook nog citeren uit de verklaring van mevrouw [gedaagde] (..) Daar gaat het om een overzicht dat [gedaagde] heeft gemaild op 4 november 2014. Daar hoort dus ook een e-mail bij. Ik hoor u vragen of daarin werd gesproken over een verdeling. Jazeker. Die e-mail heb ik net gevonden en die zullen we nog in het geding brengen.
[getuige D] :
(..) Ik hoor u zeggen dat [gedaagde] via Veluwe Groen al 5 ton had ontvangen. Dat bedrag komt me bekend voor. Dat was een regulier termijnbedrag, op basis van stand van zaken uitgevoerde werkzaamheden. Bij de verdelingsafspraak is verdisconteerd dat dat bedrag is uitbetaald (..) Veluwe Groen had tactisch ingeschreven en vanaf het af aan, althans gaande weg, was mij duidelijk dat er verdeeld moest worden (..)
Het enige wat mij altijd duidelijk is geweest [is] dat er een eerlijke verdeling zou gaan plaatsvinden op basis van fifty fifty.
2.3
Uit alle getuigenverklaringen volgt wel dat partijen, in ieder geval gaandeweg, hebben gestreefd naar enigerlei vorm van verdeling van het bij DLG aan het einde van de rit te verkrijgen onderhandelingsresultaat. Ook [echtgenote gedaagde] uit zich per saldo in die zin. Mede gelet op de overige afgelegde verklaringen kan de door hem op 1 november 2014 aan [getuige C] gestuurde e-mail met spreadsheet niet anders worden geduid dan als serieuze poging om onderling tot een verdeling te komen van het met DLG nog uit te onderhandelen laatste bedrag. In de door Veluwe Groen als productie 1 bij haar laatste conclusie overlegde e-mail van [gedaagde] aan [getuige C] van 4 november 2014 (waarbij zich kennelijk wederom de genoemde spreadsheet bevindt) wordt dat bevestigd:
Hallo [getuige C] ,
In de bijlage een overzicht van Overasselt.
Zou je dit even na willen kijken of het klopt?
Zou je een voorstel willen doen hoe het bedrag dat over is verdeeld zou kunnen worden?
Groet,
[gedaagde]
2.4
Verder kan er naar het oordeel van de rechtbank van worden uitgegaan - daarover is eigenlijk geen verschil van mening tussen partijen - dat de door [gedaagde] aan Veluwe Groen op 18 juni 2013 geoffreerde bedragen één op één zijn doorgezet naar DLG en dat de met DLG op 10 juli 2013 besproken tariefwijzigingen ook weer golden in de verhouding tussen partijen. Ook het onderhandelingsresultaat met DLG op 3 november 2014 gold in die zin tussen partijen dat [gedaagde] over de daar besproken werkzaamheden nooit meer kon krijgen dan tussen Veluwe Groen met DLG was besproken, dat wil dus zeggen met aftrek van de met DLG afgesproken korting van 20% over het in discussie zijnde door DLG nog verschuldigde eindbedrag wegens uitrijden incourant hout. Dat was ook niet meer dan vanzelfsprekend nu [gedaagde] de onderhandelingen tussen Veluwe Groen en DLG zelf bijwoonde en daarin kennelijk ook participeerde.
2.5
Het bewijs is dus in zoverre niet geleverd dat, anders dan [gedaagde] stelt, haar niet het volle bij DLG uitonderhandelde eindbedrag toekwam, maar slechts een deel daarvan. Over die verdeling hebben partijen geen overeenstemming bereikt. De inhoud van de spreadsheet van [gedaagde] is niet door Veluwe Groen aanvaard en het bestaan van een vaststellingsovereenkomst zoals gesteld door Veluwe Groen en weergegeven in het als productie 4 bij de dagvaarding overgelegde handgeschreven voorstel van [getuige C] is door de rechtbank in het tussenvonnis niet bewezen geoordeeld.
2.6
Dat betekent niet dat de vordering geheel moet worden afgewezen. Uit de vaststaande feiten kan immers voortvloeien dat een lager bedrag dan het gevorderde toewijsbaar is, zoals hier het geval is. Dat leidt tot de volgende redenering (waarbij geldt dat alle hierna te noemen bedragen, tenzij anders vermeld, exclusief btw zijn).
2.7
Volgens Veluwe Groen (productie 4 bij dagvaarding) had [gedaagde] nog
€ 157.957,00 tegoed, zonder dat daarop een verdelingssleutel toegepast hoefde te worden. Het gaat hier om de € 170.457,02 uit de spreadsheet van [gedaagde] , verminderd met een eveneens in die spreadsheet genoemd bedrag van € 12.500,00 wegens “vervoer snippers naar depot 1 en 2”. Kennelijk rekende [gedaagde] dat bedrag niet onder de vergoeding wegens uitrijden incourant hout. Nu door [gedaagde] niet is aangegeven waarom die
€ 12.500,00 er wel bij opgeteld zouden moeten worden, gaat de rechtbank uit van het door Veluwe Groen opgegeven bedrag. Dat bedrag betreft immers uitrijden van incourant hout en het is juist daarover dat partijen een verdeling wensten.
2.8
Volgens [gedaagde] was nog van DLG te factureren € 341.263,50 en volgens Veluwe Groen € 337.824,00. Onduidelijk is gebleven waar dat verschil vandaan komt. De rechtbank gaat gemakshalve uit van het bedrag dat daarvan het gemiddelde vormt, dus
€ 339.543,75. Daarover is met DLG geschikt voor 80%, dat wil zeggen € 271.635,00. Uitgaande van een verdeling tussen partijen bij helfte komt aan [gedaagde] dus toe
€ 135.817,50. Van enige andere verdelingsmaatstaf is onvoldoende gebleken. De door [gedaagde] in zijn spreadsheet voorgestelde verdeling 45% (Veluwe Groen) en 55% ( [gedaagde] ) is niet althans onvoldoende toegelicht. Dat was te meer wenselijk geweest, nu [gedaagde] blijkens zijn spreadsheet al € 562.113,00 had ontvangen voor 20.819 m3 “productie chips”, welk bedrag kennelijk niet aan verdeling blootstond.
2.9
Niet is komen vast te staan dat [gedaagde] nog € 100.000,00 aan Veluwe Groen verschuldigd is wegens meerwerk en projectbegeleidings- en juridische kosten. Veluwe Groen heeft dat bedrag ook overigens niet onderbouwd. Wel heeft [gedaagde] in haar laatste conclusie aangegeven bereid te zijn € 30.000,00 te vergoeden wegens shovelwerkzaamheden en projectbegeleidingskosten (en haar eis dienovereenkomstig verminderd). Het aan [gedaagde] toe te wijzen bedrag zal daarom in ieder geval met dat laatste bedrag worden verminderd. Aldus resteert een door Veluwe Groen aan [gedaagde] in hoofdsom verschuldigd bedrag van € 263.774,50 exclusief btw en € 319.167,15 inclusief btw.
2.1
Over dat bedrag is wettelijke handelsrente verschuldigd. Dat er niet is gefactureerd doet daar niet aan af, nu de eerste aanmaning als factuur kan gelden. Ook de omstandigheid dat Veluwe Groen betaling van € 181.000,00 met btw daarover aan [gedaagde] tegen opheffing van het derdenbeslag heeft aangeboden maakt de verschuldigdheid van wettelijke handelsrente niet anders. [gedaagde] hoefde met dat bedrag blijkens het bovenstaande immers geen genoegen te nemen, laat staan het beslag daarvoor op te heffen.
2.11
Intussen blijkt uit de verklaring van [echtgenote gedaagde] tijdens het getuigenverhoor van 22 juni 2016 dat [gedaagde] het genoemde bedrag van € 181.000,00 exclusief btw uit het gelegde beslag heeft ontvangen. Dat is inclusief btw € 219.010,00. Het toe te wijzen bedrag dient daarmee dus nog te worden verminderd. Aldus resteert een bedrag van € 100.157,15. Voor de berekening van de wettelijke handelsrente zal de rechtbank voor dat restbedrag bij gebreke van een exacte datum waarop dit bedrag is ontvangen uitgaan van de datum van het genoemde getuigenverhoor.
2.12
[gedaagde] krijgt weliswaar een groot bedrag toegewezen maar dat is veel minder dan het gevorderde. Daarom zullen de proceskosten, daaronder begrepen die van het beslag, tussen partijen worden gecompenseerd.
Hie

3.De beslissing

De rechtbank
3.1
veroordeelt Veluwe Groen om aan [gedaagde] , tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen € 100.157,15, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over
€ 319.167,15 vanaf 5 december 2014 tot 22 juni 2016 en over € 100.157,15 vanaf 22 juni 2016 tot aan de dag van algehele voldoening;
3.2
verklaart tot zover dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.3
wijst af het meer of anders gevorderde;
3.4
compenseert de proceskosten, daaronder begrepen die van het derdenbeslag, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht, mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en
mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2018.