ECLI:NL:RBGEL:2018:5734

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 oktober 2018
Publicatiedatum
23 januari 2019
Zaaknummer
C/05/342589 / FA RK 18-2801
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzondere curator in een verhuiszaak met focus op het belang van het kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 oktober 2018 een tussenbeschikking gegeven in een procedure betreffende de benoeming van een bijzondere curator in een verhuiszaak. De moeder, bijgestaan door advocaat mr. T.G. Gijtenbeek, verzoekt de rechtbank om vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing met haar minderjarige kind naar [plaats 1]. De vader, vertegenwoordigd door mr. E. Vels, verzet zich tegen deze verhuizing en heeft zelfstandig verzoeken ingediend, waaronder het verzoek om de gewone verblijfplaats van het kind bij hem te vestigen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders in het verleden afspraken hebben gemaakt over de verzorging en opvoeding van hun kind, maar dat er nu nieuwe omstandigheden zijn die een heroverweging vereisen. De rechtbank heeft besloten om een bijzondere curator te benoemen, mr. N.J.W.G. Simons, om de belangen van het kind te behartigen en om de ouders te begeleiden in het maken van keuzes die in het belang van het kind zijn. De bijzondere curator zal de ouders helpen bij het verkennen van verschillende scenario's en zal de rechtbank adviseren over wat het beste is voor het kind.

De rechtbank heeft de bijzondere curator verzocht om binnen vier weken, uiterlijk op 16 november 2018, advies uit te brengen. De ouders hebben de mogelijkheid om binnen twee weken na ontvangst van dit advies te reageren. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de eindbeschikking op 6 december 2018. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door kinderrechter mr. G.W. Brands-Bottema, met mr. M.E. Bongers als griffier.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/342589 / FA RK 18-2801
Datum uitspraak: 19 oktober 2018

beschikking benoeming bijzondere curator ex art. 1:250 BW in een verhuiszaak

in de zaak van
[naam verzoekster](nader te noemen: de moeder),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. T.G. Gijtenbeek te Amsterdam,
tegen
[naam verweerder](nader te noemen: de vader)
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. E. Vels te Arnhem.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 12 september 2018;
- het bericht van mr. T.G. Gijtenbeek, met bijlagen, ingekomen ter griffie op
19 september 2018;
- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoeken, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 8 oktober 2018;
- het bericht van mr. T.G. Gijtenbeek, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 17 oktober 2018.
Ter zitting van 17 oktober 2018 zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. T.G. Gijtenbeek;
- de vader, bijgestaan door mr. E. Vels;
- de heer. J Eikelboom, als zittingsvertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming (nader te noemen: de Raad).
Partijen zijn op [datum] een geregistreerd partnerschap aangegaan.
Gedurende het geregistreerd partnerschap van partijen is geboren de minderjarige:
- [naam] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
Bij beschikking van de rechtbank Overijssel van 2 oktober 2015 is het geregistreerd partnerschap ontbonden, waarna de ontbinding op 14 oktober 2015 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van [de gemeente] .
Bij de beschikking is geen gezagsvoorziening getroffen, zodat het gezag over [de minderjarige] berust bij de ouders gezamenlijk.
Partijen hebben afspraken over de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] neergelegd in een ouderschapsplan, ondertekend op 14 augustus 2015. Hierin is onder meer overeengekomen dat [de minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats bij zijn moeder heeft.
Omstreeks augustus 2016 hebben de ouders nadere afspraken gemaakt over een co-ouderschapsregeling. [de minderjarige] verblijft sinds februari 2017 de ene week bij de moeder in [plaats 1] en de andere week bij de vader in [plaats 2] .
[de minderjarige] gaat nog niet naar school. Hij gaat eenmaal per week naar het kinderdagverblijf.
De moeder heeft sinds mei 2016 een relatie met haar aanstaande echtgenoot de heer [naam] , die in [plaats 1] woont, en zij is van hem in verwachting. De moeder is op 3 januari 2019 uitgerekend.
Bij beschikking van deze rechtbank van 4 september 2017 zijn de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming te verlenen om met [de minderjarige] te verhuizen naar [plaats 1] en een zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] vast te stellen, afgewezen.
Tegen voornoemde beschikking van 4 september 2018 heeft de moeder hoger beroep ingesteld. Bij beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 mei 2018 is voormelde beschikking van 4 september 2017 bekrachtigd.
Bij vonnis in kort geding van deze rechtbank van 3 september 2018 zijn de vorderingen van de moeder, onder meer om vervangende toestemming te verlenen om met [de minderjarige] te verhuizen, afgewezen. Hiertoe is overwogen dat de moeder onvoldoende spoedeisend belang had bij een voorlopige vervangende toestemming tot verhuizing alsook dat de kort geding procedure daarvoor niet is bedoeld.
De moeder verzoekt de rechtbank bij beschikking, en voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad:
I. de moeder vervangende toestemming te verlenen om met [de minderjarige] te verhuizen naar - primair - [plaats 1] en - subsidiair - naar [plaats 3] en - meer subsidiair - naar een plaats binnen een straal van 45-55 minuten reisafstand van de vader;
II. te bepalen dat [de minderjarige] - primair - zal worden ingeschreven op een basisschool in [plaats 1] , - subsidiair - op een basisschool in [plaats 3] en - meer subsidiair - op een basisschool in een plaats binnen een straal van 45-55 minuten reisafstand van de vader;
III. een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vast te stellen, zoals opgenomen in punt 49 van het verzoekschrift, inhoudende:
- [de minderjarige] verblijft alle vrije weekenden van de vader bij hem, waarbij de moeder [de minderjarige] vrijdagmiddag na school bij de vader zal brengen en zondagmiddag om 16.00 uur bij de vader komt ophalen;
- [de minderjarige] verblijft alle vakantiedagen/feestdagen die de vader kan opnemen/vrij kan krijgen bij de vader, in overleg met de moeder, waarbij [de minderjarige] tenminste twee aaneengesloten weken tijdens de zomervakantie bij de vader verblijft;
althans een verdeling zoals Uw Rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.
De vader verzoekt de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen om met [de minderjarige] te verhuizen naar - primair - [plaats 1] en - subsidiair - [plaats 3] en - meer subsidiair - naar een plaats binnen een straal van 45-55 minuten reisafstand van de vader, af te wijzen;
II. het verzoek van de moeder om te bepalen dat [de minderjarige] - primair - zal worden ingeschreven op een basisschool in [plaats 1] en - subsidiair - op een basisschool in [plaats 3] en - meer subsidiair - op een basisschool in een plaats binnen een straal van 45-55 minuten reisafstand van de vader, af te wijzen;
III. het verzoek van de moeder om een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stelten, zoals opgenomen in punt 49 van haar verzoekschrift inhoudende:
[de minderjarige] verblijft alle vrije weekenden van de vader bij hem, waarbij de moeder [de minderjarige] vrijdagmiddag na school bij de vader zal brengen en zondagmiddag om 16:00 uur weer bij de vader komt ophalen en [de minderjarige] verblijft ook alle vakantiedagen/feestdagen die de vader kan opnemen/vrij kan krijgen bij de vader, in overleg met de moeder, waarbij [de minderjarige] tenminste twee aaneengesloten weken tijdens de zomervakantie bij de vader verblijft, af te wijzen.
Bij wijze van zelfstandig verzoeken:
IV. te bepalen dat [de minderjarige] vanaf de ten deze te wijzen beschikking zijn gewone verblijfplaats bij de vader zal hebben;
V. te bepalen dat [de minderjarige] voor de duur van de procedure zijn gewone verblijfplaats bij de vader zal hebben, en op een basisschool in de woonplaats van de vader zal worden ingeschreven tot het moment dat er een definitieve beslissing is met betrekking tot de verblijfplaats van [de minderjarige] , de verhuizing van de moeder en de zorgregeling, in deze procedure en gedurende de mogelijke procedure tegen deze beschikking in hoger beroep;
VI. de zorgregeling zoals partijen deze hebben vastgesteld te wijzigen vanaf het moment dat de moeder officieel zal verhuizen naar [plaats 1] , in die zin dat de moeder recht heeft op omgang met [de minderjarige] gedurende twee weekenden per maand alsmede gedurende de helft van de (school)vakanties, waarbij de moeder [de minderjarige] zal halen en brengen, vanaf zaterdagochtend 10:00 uur tot en met zondagavond 16:00 uur;
VII. indien de moeder toestemming mocht krijgen om te verhuizen dan wenst de vader dat er een zorgregeling tussen hem en [de minderjarige] zal worden vastgesteld waarbij [de minderjarige] op alle dagen dat de vader vrij is bij hem zal verblijven, waarbij de moeder [de minderjarige] dan altijd dient te brengen en halen.
De zwangerschap van de moeder en het feit dat de ouders voor [de minderjarige] als vierjarige een school moeten kiezen, maken dat de rechtbank zich opnieuw gesteld ziet voor een afweging van ieders belangen. Door en namens de ouders zijn alle stukken van de vorige procedures ingebracht, zodat de rechtbank voorafgaand aan de mondelinge behandeling uitvoerig is geïnformeerd over de eerder aangedragen argumenten en de nadere onderbouwing en betwisting hiervan. Er is derhalve ter zitting geen nieuwe uitwisseling van standpunten geweest, maar de rechtbank heeft direct een stappenplan met de ouders en hun advocaten besproken en na een korte schorsing hiervoor hun instemming gekregen.
Uit de stukken is gebleken dat de ouders diverse opties naar voren hebben gebracht, zoals ook blijkt uit de (primair/subsidiair/meer subsidiaire) verzoeken. Onvoldoende duidelijk is echter geworden wat het effect van de verschillende scenario’s zal zijn op het dagelijkse leven van [de minderjarige] .
De volgende opties zijn benoemd:
  • Vader woont in [plaats 2] / [plaats 4] / [plaats 5] en moeder woont in [huidige woonplaats moeder]
  • Vader woont in [plaats 2] / [plaats 4] / [plaats 5] en moeder woont in [plaats 1]
  • Vader woont in [plaats 2] / [plaats 4] / [plaats 5] en moeder woont in [plaats 6]
  • Vader woont in [plaats 2] / [plaats 4] / [plaats 5] en moeder woont op 45 min autoafstand ( [plaats 7] ?)
En wellicht zijn er nog meer mogelijkheden die de ouders realistisch achten.
Om de ouders deze opties heel concreet en bewust te laten invullen vanuit het belang van [de minderjarige] heeft de rechtbank hen de opdracht gegeven om in een zes-wekenschema de scenario’s in te vullen aan de hand van de vragen van [de minderjarige] :
Papa/mama waar ben ik de komende zes weken? Wie zorgt er voor mij
  • Hoe laat ben jij thuis?
  • Wie brengt en haalt mij op uit school?
  • Waar ben ik uit school?
  • Met wie eet ik ’s morgens en avonds?
  • Wie brengt mij naar een vriendje en sport?
  • Waar ben ik op zaterdag en zondag?
  • Hoe lang moet ik in de auto zitten?
De rechtbank ziet in deze zaak aanleiding om ambtshalve een bijzondere curator te benoemen voor [de minderjarige] om zijn belangen te behartigen. De bijzondere curator zal de scenario’s met de ouders bespreken waarbij zij de ouders vanuit het perspectief van [de minderjarige] zal bevragen, zodat meer concreet kan worden gemaakt wat voor [de minderjarige] de gevolgen zijn van een mogelijke verhuizing en wat in zijn belang is. De rechtbank spreekt de hoop uit dat in een gezamenlijk gesprek de ouders tevens worden bewogen om weer gezamenlijk te onderzoeken wat voor [de minderjarige] het beste scenario is.
Hierna zal de bijzondere curator de rechtbank adviseren met betrekking tot de vraag welk scenario het beste bij het belang van [de minderjarige] aansluit, zodat de rechtbank dit conform artikel 3 IVRK kan meewegen als een eerste overweging.
De Raad kan zich vinden in voornoemd traject waarbij [de minderjarige] centraal staat. Ook de ouders hebben zich ter zitting bereid verklaard hun medewerking te verlenen.
De rechtbank heeft mr. N.J.W.G. Simons, (kind)advocaat, mediator en curator te Arnhem, bereid gevonden als bijzondere curator op te treden. De rechtbank verzoekt de bijzondere curator om schriftelijk verslag te doen van de uitvoering van voornoemde taken. Gelet op het feit dat de moeder hoogzwanger is en [de minderjarige] de leeftijd heeft bereikt waarop hij naar de basisschool kan gaan, is het van belang dat er snel duidelijkheid komt. De bijzondere curator wordt daarom verzocht om binnen vier weken, uiterlijk op 16 november 2018, het advies naar de rechtbank, de ouders en de Raad te sturen.
Hierna krijgen (de advocaten van) de ouders de mogelijkheid om binnen twee weken schriftelijk te reageren op het advies, uiterlijk op 30 november 2018, waarbij de rechtbank de (advocaten van de) ouders verzoekt om aan te geven hoe een mogelijk noodzakelijke voorlopige regeling ter overbrugging naar een definitieve situatie er uit zal moeten gaan zien.
Op 6 december 2018 zal de rechtbank, naar verwachting zonder verdere mondelinge behandeling ter zitting, een eindbeschikking kunnen geven.
De rechtbank heeft de stukken (de eerdere beschikkingen, het vonnis in kort geding, het proces-verbaal van de zitting op 31 mei 2017 en de scenario-formulieren), met instemming van de ouders, reeds naar de bijzondere curator gestuurd. De contactgegevens van de ouders zijn ter zitting genoteerd en ook aan de bijzondere curator verstrekt, opdat zo spoedig mogelijk contact kan worden gelegd tussen de bijzondere curator en de ouders.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank beslissen als hierna te melden.
De rechtbank:
1. benoemt tot bijzondere curator:
- mevrouw mr. N.J.W.G. Simons, (kind)advocaat, mediator en curator (Kastanjelaan 20, 6828 GL Arnhem);
2. met als taak om met de ouders de diverse scenario’s te bespreken vanuit het perspectief van [de minderjarige] en de rechtbank te adviseren over zijn belang zoals hiervoor is overwogen;
3. verzoekt de bijzondere curator uiterlijk op
16 november 2018haar advies aan de rechtbank, de Raad en (de advocaten van) de ouders te sturen;
4. verzoekt (de advocaten van) de ouders uiterlijk op
30 november 2018een reactie op het advies en een nadere standpuntbepaling aan de rechtbank, de Raad en de andere ouder te sturen, zoals hiervoor is overwogen;
5. houdt iedere beslissing aan tot de uitspraakdatum van
6 december 2018.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.W. Brands-Bottema, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Bongers als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2018.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.