ECLI:NL:RBGEL:2018:5712

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 december 2018
Publicatiedatum
3 januari 2019
Zaaknummer
05/740171-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor dumpen van drugsafval in Gelderland

Op 20 december 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dumpen van drugsafval. De verdachte, geboren in 1987 en woonachtig in Beuningen, werd ervan beschuldigd op 15 januari 2018 samen met anderen twee 220-litervaten met drugsafval te hebben gedumpt nabij een wegkruising in Aalst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de bus heeft bestuurd waarin het afval werd vervoerd. Tijdens het onderzoek zijn er telefoongesprekken afgeluisterd van medeverdachten, die duidden op de betrokkenheid van de verdachte bij de dumping. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor het opzettelijk dumpen van gevaarlijk afval, wat in strijd is met de Wet milieubeheer. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 9 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 6 maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering had doorgebracht. De rechtbank benadrukte de ernst van het delict en de risico's die het dumpen van drugsafval met zich meebrengt voor het milieu en de volksgezondheid. De verdachte werd schuldig bevonden aan medeplegen van overtreding van de Wet milieubeheer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740171-18
Datum uitspraak : 20 december 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , [woonplaats] .
raadsvrouw: mr. K.M.S. Bal, advocaat te Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 4 december 2018 en 6 december 2018.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Aan verdachte is -kort gezegd- ten laste gelegd dat hij op 15 januari 2018 te Aalst en/of Kesteren samen met anderen twee 220-litervaten met daarin drugsafval buiten heeft achtergelaten nabij een wegkruising.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [2]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 15 januari 2018 worden op de kruising van de Hoge Dijkseweg met de Rijndijk in Aalst vaten en jerrycans met daarin vermoedelijk synthetisch drugsafval gedumpt vanuit een bus met kenteken [kenteken] . De grote vaten lekten. [3] Onderzoek laat zien dat het gaat om twee 220-liter dopvaten en 28 jerrycans met daarin materiaal dat amfetamine en N-formylamfetamine bevat. Dit materiaal is te relateren aan afval van de vervaardiging van amfetamine. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte deze vaten heeft gedumpt.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit en daartoe -kort gezegd- aangevoerd dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte de vaten heeft gedumpt.
Beoordeling door de rechtbank
De bus met kenteken [kenteken] is gehuurd door [verdachte] , wonende aan de [adres 1] te Beuningen. De verhuurder herkent verdachte op een foto als zijnde deze [verdachte] , die de desbetreffende bus heeft gehuurd op 15 januari 2018. [5]
In het onderzoek waar ook de dumping van het drugsafval onderdeel van uitmaakt werden telefoongesprekken afgetapt van medeverdachten. Op 15 januari 2018 vinden vanaf half 7 ’s avonds onder andere de volgende gesprekken plaats.
Om 18:33 uur belt [medeverdachte 1] [6] met een telefoonnummer eindigend op [nummer 1] naar [medeverdachte 2] en zij spreken dan samen over een “volle bus” van [medeverdachte 2] , dat [medeverdachte 1] ervoor zorgt dat de bus “daar komt” en over dat er om 8 uur afgesproken is. Om 18:53 uur bellen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] opnieuw. [medeverdachte 1] vraagt [medeverdachte 2] of hij weet waar de bus staat. Dat weet [medeverdachte 2] niet, maar hij gaat iemand bellen om dat te vragen. Om 18:54 uur belt medeverdachte [medeverdachte 2] naar een onbekend persoon (met telefoonnummer eindigend op [nummer 2] ) met de vraag “waar de bus nu staat”. Deze onbekende persoon antwoordt dat de bus voor de deur staat, dat hij de sleutel in de brievenbus heeft gedaan en dat hij “die Afrikaan” al heeft gebeld. Om 19:34 uur belt [medeverdachte 3] naar [medeverdachte 2] en vraagt hem de chauffeur te bellen en te vragen of hij een half uurtje later komt. Dit betekent dat [medeverdachte 2] ook een half uurtje later er moet zijn. [medeverdachte 3] moet nog wat spulletjes halen en vindt het vervelend als ze voor een dichte deur staan. Om 19:35 uur belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 1] om te vragen hoe laat [medeverdachte 1] daar is, waarop [medeverdachte 1] antwoordt dat hij zo aanrijdt. Ze spreken af om 20:15 uur daar te zijn. Om 19:57 uur belt [medeverdachte 3] naar [medeverdachte 2] om te zeggen “dat hij weer terug is”. [7]
Naar aanleiding van deze tapgesprekken wordt op 15 januari 2018 een observatie door de politie gestart op de locatie [adres 2] in Milsbeek. De observanten nemen waar dat de genoemde bus om 21:55 uur uit de richting van [adres 2] komt gereden en dat deze bus om 22:52 uur in de richting van de Rijndijk in Aalst rijdt. Om 23:00 uur horen de observanten dat er met plastic tonnen gesleept werd en dat deze op de grond werden gegooid. De observanten nemen om 23:14 uur waar dat de bestuurder van de bus een negroïde uiterlijk heeft. Om 23:50 uur wordt de bus geparkeerd en om 23:52 uur loopt de bestuurder binnen bij het adres [adres 3] . [8]
De bewoonster van de woning aan het [adres 3] , getuige [getuige] , verklaart dat verdachte een vriend van haar is, dat ze hem [naam] noemt en dat hij “gewoon bij haar langskomt”. Hij heeft een sleutel van haar woning. De politie zegt en vraagt in het verhoor: “Op 15 januari 2018 kwam [naam] rond middernacht naar jou toe. Die avond hebben jullie ook telefonisch contact gehad. Waarover ging dit contact?”. Daarop antwoordt getuige dat ze niet weet waar dat toen over ging. [9]
Gelet op deze bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte degene is geweest die de bus heeft bestuurd en de vaten heeft gedumpt. Door ’s avonds laat deze goederen ergens in de openbare ruimte te dumpen staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte er van op de hoogte was dat het drugsafval betrof. Enige aanknopingspunten om anders te oordelen heeft de rechtbank -ook vanwege het uitblijven van een verklaring van de zijde van verdachte- in het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting niet gevonden.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks15 januari 2018 te Aalst
en/of Kesteren, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met
(een)ander
(en
), danwel alleen,
al
dan nietopzettelijk, zich van afvalstoffen heeft ontdaan door deze - al dan
niet in verpakking - buiten een inrichting te storten,
of anderszins op of in
de bodem te brengen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s): Twee dopvaten (van elk 220 liter) met (restanten) van (gevaarlijke)
afvalstoffen, althans afval afkomstig van de vervaardiging van amfetamine uit
BMK, gestort en
/ofachtergelaten
en/of anderszins op of in de bodem gebracht
nabij kruising Rijndijk/Hoge Dijkseweg.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.2, eerste lid van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in verzekering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht -indien sprake is van een bewezenverklaring- aan verdachte een forse werkstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gelet op de geringe rol die verdachte in het geheel heeft vervuld.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 24 oktober 2018.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan het in strijd met de milieuwetgeving dumpen van afval afkomstig van de productie van amfetaminen. Verdachte heeft opgetreden als chauffeur van de bus waarin twee grote vaten en 28 jerrycans met drugsafval zaten die langs de kant van de weg in de natuur zijn gedumpt. Vastgesteld is dat de grote vaten lekten toen ze gedumpt waren.
De productie van illegale synthetische drugs zoals amfetaminen gaat gepaard met dumpingen van het afval. Dit is een groot veel voorkomend maatschappelijk probleem geworden. Het dumpen van dit afval levert grote risico’s en schade op voor het milieu en voor de volksgezondheid. Het opruimen van het afval na de dumping is bovendien gevaarlijk werk en brengt vervolgens ook nog hoge kosten met zich mee die ten laste komen van de maatschappij. Met het vervoeren en dumpen heeft verdachte onderdeel uitgemaakt van een veel groter onderdeel, maar dit betekent naar oordeel van de rechtbank niet dat de rol van verdachte klein is. Ook het dumpen van het afval is een wezenlijk onderdeel van het productieproces en is een zeer ernstig en kwalijk delict. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Gelet op het voorgaande is een werkstraf naar oordeel van de rechtbank niet aan de orde, ook niet in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden doet naar oordeel van de rechtbank recht aan de ernst van het gepleegde feit. De tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht wordt op de gevangenisstraf in mindering gebracht.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en het artikel 10.2 van de Wet milieubeheer.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.P.M. Kester (voorzitter), mr. W. Bruins en mr. Y.H.M. Marijs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Diebels, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 december 2018.
BIJLAGE I
hij op of omstreeks 15 januari 2018 te Aalst en/of Kesteren, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), danwel alleen, al
dan niet opzettelijk, zich van afvalstoffen heeft ontdaan door deze - al dan
niet in verpakking - buiten een inrichting te storten, of anderszins op of in
de bodem te brengen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s): Twee dopvaten (van elk 220 liter) met (restanten) van (gevaarlijke)
afvalstoffen, althans afval afkomstig van de vervaardiging van amfetamine uit
BMK, gestort en/of achtergelaten en/of anderszins op of in de bodem gebracht
nabij kruising Rijndijk/Hoge Dijkseweg;

Voetnoten

1.De gehele tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Eenheid Oost Nederland, Dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, gesloten op 20 maart 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Het proces-verbaal van observatie maandag 15 januari 2018, p. 1246-1247.
4.Het proces-verbaal van bevindingen ondersteuning LFO d.d. 26 april 2018 en het drugsonderzoek aan materialen aangetroffen op de locatie Hoge Dijkseweg te Kesteren van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 15 maart 2018.
5.Het proces-verbaal verantwoording, p. 1255-1256.
6.Het proces-verbaal van bevindingen uitlezen telefoon [medeverdachte 1] van 16 april 2018.
7.Het overzicht van alle tapgesprekken met betrekking tot het label: dumping vanuit [adres 2] , p. 1240-1243.
8.Het proces-verbaal van observatie maandag 15 januari 2018, p. 1246-1247.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 1278.