ECLI:NL:RBGEL:2018:5682

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 december 2018
Publicatiedatum
28 december 2018
Zaaknummer
05/860123-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van ontploffing brandblusser met letsel als gevolg

In de zaak van de verdachte, een 46-jarige man uit Zevenaar, heeft de Rechtbank Gelderland op 28 december 2018 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk veroorzaken van een ontploffing van een brandblusser, waardoor zijn 13-jarige nichtje fors letsel aan haar been opliep op oudjaarsavond 2015. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk stichten van brand en het veroorzaken van een ontploffing door een brandend sterretje in een brandblusser te plaatsen. Tijdens de zittingen op 17 maart 2017 en 14 december 2018 werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van getuigen waren tegenstrijdig en er was geen definitief bewijs dat de brandblusser daadwerkelijk was ontploft. Bovendien was het onderzoek naar het incident pas 11 dagen later uitgevoerd, wat de betrouwbaarheid van de bevindingen in twijfel trok. De rechtbank concludeerde dat het letsel van het slachtoffer ook door andere factoren, zoals rondvliegend glas van vuurwerk, kon zijn veroorzaakt. Gezien het gebrek aan bewijs werd de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij, het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/860123-16
Datum uitspraak : 28 december 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats] , wonende te [geboorteplaats] .
Raadsman: mr. O.J. Ingwersen, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 17 maart 2017 en 14 december 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 31 december 2015 te Zevenaar opzettelijk brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht
door een mengsel van kaliumnitraat en/of suiker en/of kaarsvet in een (kapotte/open) brandblusser te stoppen/doen en/of (vervolgens) een zogenaamd
(brandend) sterretje, althans open vuur, in aanraking te brengen met voornoemd
mengsel (in die brandblusser), althans met een brandbare stof (in die
brandblusser), ten gevolge waarvan die brandblusser (met daarin voornoemd
mengsel) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand en/of ontploft, in elk geval
brand is ontstaan en/of een ontploffing teweeg is gebracht, en daarvan
levensgevaar voor [slachtoffer] en/of een of meerdere omstander(s) en/of gevaar
voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer] en/of een of meerdere
omstander(s), te duchten was;
2. hij op of omstreeks 31 december 2015 te Zevenaar grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig een (kapotte) brandblusser met daarin een brandbaar mengsel heeft aangestoken
en/of (waardoor) deze brandblusser in brand is komen te staan, althans is
gaan roken en/of (vervolgens) is ontploft, waardoor het aan zijn schuld te
wijten is geweest dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten (onder
andere) een gebroken knieschijf en/of snijwond (van zes centimeter) in/aan
haar (boven)been, heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat
daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts-
of beroepsbezigheden van deze was ontstaan.
Kortgezegd betekent dit dat verdachte wordt verweten dat hij opzettelijk brand heeft gesticht door een brandend sterretje in een brandblusser te doen en deze te laten ontploffen waardoor [slachtoffer] in levensgevaar was of kans had op ernstig letsel. Daarnaast wordt verdachte verweten dat het zijn schuld is dat [slachtoffer] ernstig letsel, namelijk ‘zwaar lichamelijk letsel’ heeft opgelopen.

2.Overwegingen van de rechtbank

Bij beoordeling van een (straf)zaak moet de rechtbank beoordelen of er wettig bewijs in het dossier zit voor een veroordeling. De wet somt op wat een bewijsmiddel kan zijn. Een getuigenverklaring of deskundigenverklaring is bijvoorbeeld zo’n wettig bewijsmiddel. Daarnaast is er een bewijsminimum. Zo kan iemand niet worden veroordeeld op basis van één getuigenverklaring. Dit is om er zeker van te zijn dat er op een deugdelijke en rechtvaardige manier recht wordt gesproken. Als blijkt dat er voldoende wettig bewijs in het dossier zit, moet de rechtbank vervolgens beslissen of dit wettige bewijs ook overtuigend is. De rechtbank oordeelt dan of hij door het bewijs overtuigd is dat de verdachte het feit heeft gepleegd.
Vast staat dat [slachtoffer] op oudjaarsavond, namelijk op 31 december 2015, fors letsel aan haar been heeft opgelopen. [slachtoffer] was buiten vuurwerk aan het afsteken toen iets hard tegen haar rechterbeen aan kwam. Er zat een scheur in haar broek en er kwam bloed uit haar knie. Ze moest direct naar het ziekenhuis. Het bleek dat ze een 6 centimeter lange snijwond had aan haar rechterknie. Deze snijwond liep door tot op de knieschijf. Haar knieschijf was gebroken. [slachtoffer] werd geopereerd aan haar knie, de knieschijf werd gerepareerd en de wonden werden gehecht. Ook de spierpees bleek tijdens de operatie gedeeltelijk verscheurd en er was sprake van een verscheuring van het botvlies van het dijnbeenbot. [slachtoffer] moest daarna nog lang revalideren. Ze kon een aantal weken niet lopen en moest daarna meerdere keren per week naar de fysiotherapeut. Op de zitting van 14 december 2018 heeft [slachtoffer] verteld dat ze nog steeds pijn heeft en niet kan skateboarden, ondanks de “kijkoperatie” op 10 maart 2017 waarbij nog bindweefselverstrengingen en een stuk fixatiemateriaal zijn verwijderd. Ze moet opnieuw een traject in bij de fysiotherapeut. Telkens is door de dokter gezegd dat het helemaal goed zou komen, maar het komt niet meer helemaal goed, aldus [slachtoffer] .
Verder staat vast dat verdachte die betreffende avond een rookbom had gemaakt. Hij had op YouTube een filmpje bekeken hoe hij dit het beste kon doen. Verdachte had een mengsel van kaliumnitraat en wat suiker gemengd en in een brandblusser gedaan. Verdachte zette de brandblusser op het schoolplein. Hij haalde de kop van de blusser eraf en liet een brandend sterretje in de blusser vallen. Hierdoor ontstond rook.
Op enig moment volgden er één of meer harde knallen. Daarop begon [slachtoffer] hard te gillen en voelde zij dat ze door iets geraakt werd tegen haar knie. Het verwijt dat verdachte wordt gemaakt, is dat de brandblusser door zijn toedoen is ontploft, waardoor het letsel aan [slachtoffer] knie is ontstaan.
De rechtbank moet - bij het beoordelen van deze zaak - antwoord geven op de volgende vragen:
  • is de brandblusser ontploft? Zo ja,
  • is dit de schuld van verdachte? Zo ja,
  • is daardoor het letsel bij [slachtoffer] ontstaan?
Meerdere getuigen hebben een verklaring afgelegd over het al dan niet ontploffen van de brandblusser. Ook verdachte heeft hierover verklaard.
Verdachte heeft verklaard dat de brandblusser niet ontploft is. Verdachte heeft aangegeven dat die avond zwaar vuurwerk af werd geschoten, zoals bijvoorbeeld een ‘cobra’.
Verdachte heeft verder verklaard dat hij zag dat de brandblusser uit was. Toen hij wegliep hoorde hij twee knallen. Ook hoorde verdachte glasgerinkel en daarna geschreeuw van [slachtoffer] . Hij zag glas om [slachtoffer] heen liggen. Verdachte denkt dat het letsel is ontstaan door rondvliegend glas dat als gevolg van het zware vuurwerk in [slachtoffer] haar knie terecht is gekomen.
Een getuige heeft verklaard dat hij zag dat de brandblusser vijf seconden na het aansteken ontplofte. Een andere getuige heeft verklaard dat verdachte de brandblusser aanstak. Na zo’n vijf seconden ontplofte die brandblusser. Weer een andere getuige verklaart dat de rookbom afging en helemaal uitrookte. Nadat de brandblusser uitgerookt was, hoorde ze een harde knal. Daarna hoorde ze geschreeuw en gehuil. Deze getuige verklaart daarbij dat ze die middag eenzelfde soort knal hoorde, die veroorzaakt was door zwaar, illegaal vuurwerk. Een andere getuige heeft (ter zitting) verklaard dat zij de rookbom had gezien. Toen deze uit was hoorde zij twee harde knallen. Er zat volgens deze getuige zo’n twee tot drie minuten tussen het aansteken van de brandblusser en de twee knallen. Ook werd er die avond vuurwerk gegooid.
Uit de verklaringen kan de rechtbank niet de zekere conclusie trekken dat de brandblusser ontploft is. Hiervoor lopen de verklaringen te ver uit elkaar.
Hierbij speelt ook mee dat de brandblusser waar het allemaal om draait door de politie niet is gevonden op de plaats van het incident.
Door de politie is onderzoek verricht op de plaats waar [slachtoffer] de verwondingen opliep. De rechtbank heeft moeten constateren dat dit onderzoek pas op 11 januari 2016 is verricht. Dit is dus 11 dagen na het incident. Er werden onderdelen gevonden en in beslag genomen die mogelijk afkomstig waren van een brandblusser. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) deed onderzoek naar deze onderdelen en kwam tot de conclusie dat deze goederen
mogelijkafkomstig waren van een brandblusser. Ook dit is niet voldoende zeker om de conclusie te trekken dat de brandblusser ontploft is. Daarbij speelt ook mee dat het onderzoek ter plaatse pas zo laat is uitgevoerd en dat het oud en nieuw was, waardoor het te verwachten is dat er zwaar vuurwerk is afgestoken dat schade aan objecten kan hebben aangericht.
Wat verder duidelijkheid zou kunnen geven is het letsel aan de knie van [slachtoffer] . De rechtbank oordeelde bij de eerdere behandeling van de zaak in maart 2017 dat het NFI (alsnog) onderzoek moest doen om antwoord te geven op de vraag of dit letsel was veroorzaakt door glas of door het onderdeel dat ter plaatse gevonden was en mogelijk afkomstig was van een brandblusser. De conclusie van het NFI was dat beide opties mogelijk waren. Ook dit geeft dus geen zekerheid over de oorzaak van het letsel. De conclusie is dus dat de wond ook kan zijn ontstaan door een glasscherf.
Dat na al deze tijd niet met zekerheid kan worden gezegd waardoor het letsel bij [slachtoffer] is ontstaan, is onbevredigend. Het letsel heeft [slachtoffer] leven veranderd. Uit de ter zitting op 17 maart 2017 door haar vader voorgelezen slachtofferverklaring en haar eigen aanvullingen daarop tijdens de zitting van 14 december 2018 blijkt dat [slachtoffer] tot op de dag van vandaag fysiek en emotioneel gebukt gaat onder het voorval. Ook verdachte heeft verteld en getoond dat hij het afschuwelijk vindt wat er gebeurd is.
De rechtbank kan op basis van alles wat in het dossier staat niet zonder twijfel de conclusie trekken dat verdachte de brandblusser heeft laten ontploffen en dat als gevolg daarvan [slachtoffer] een snijwond opliep aan haar been. Verdachte zal dus worden vrijgesproken.
Omdat verdachte wordt vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten 1 en 2.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijkin haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Bruins (voorzitter), mr. M. Bijl en mr. W.W. Monteiro, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Miedema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 december 2018.
Mr. Bruins is buiten staat mede te ondertekenen.