ECLI:NL:RBGEL:2018:5654

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
24 december 2018
Zaaknummer
05/740329-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met een heggenschaar in Utrecht

Op 21 december 2018 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1988 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 24 juni 2018 in Utrecht, waar de verdachte met een heggenschaar een beveiligingsmedewerker, [slachtoffer], heeft bedreigd en aangevallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, onder invloed van drugs, in een psychotische toestand verkeerde en dacht dat hij werd achtervolgd door de Marokkaanse maffia. Tijdens de zittingen op 28 september en 13 december 2018 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waaronder verklaringen van getuigen en de aangever. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met opzet en met kracht heeft geslagen en gestoken met de heggenschaar, wat de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer met zich meebracht. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder een klinische behandeling voor zijn verslaving. Daarnaast is de verdachte verplicht tot schadevergoeding aan het slachtoffer, die een acute stressstoornis heeft ontwikkeld door het incident.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740329-18
Datum uitspraak : 21 december 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] , zonder vaste woon- of verblijfplaats,
thans gedetineerd te P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem,
raadsvrouw: mr. C. van Oort, advocaat te Amersfoort.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 28 september 2018 en 13 december 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 juni 2018 te Utrecht, in ieder geval in Nederland, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven:
- een heggenschaar en/of knipschaar heeft getoond aan die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] met een heggenschaar en/of knipschaar in zijn handen heeft achtervolgd en/of - meermalen, in ieder geval éénmaal (met kracht) met een heggenschaar en/of knipschaar stekende, slaande en/of prikkende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het hoofd, de borst en/of de romp, althans het lichaam van die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 24 juni 2018 te Utrecht, in ieder geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voornomen misdrijf om aan slachtoffer [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen:
- een heggenschaar en/of knipschaar heeft getoond aan die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] met een heggenschaar en/of knipschaar in zijn handen heeft achtervolgd en/of - meermalen, in ieder geval éénmaal (met kracht) met een heggenschaar en/of knipschaar stekende, slaande en/of prikkende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het hoofd, de borst en/of de romp, althans het lichaam van die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 24 juni 2018, te Utrecht, in ieder geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
- een heggenschaar en/of knipschaar te tonen en/of
- met een heggenschaar en/of knipschaar in zijn handen te achtervolgen en/of
- meermalen, in ieder geval éénmaal (met kracht) met een heggenschaar en/of knipschaar te steken, te slaan en/of te prikken tegen het hoofd, de handen, de borst en/of de romp, althans het lichaam van die [slachtoffer] ;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag. De officier van justitie heeft bepleit dat verdachte door het slaan en steken met een heggenschaar richting het hoofd en de romp van [slachtoffer] , voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. Zij heeft aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte met de heggenschaar stekende, slaande of prikkende bewegingen heeft gemaakt. De waarnemingen van de getuige zijn volgens de raadsvrouw niet betrouwbaar, omdat hij wegrende toen deze handelingen zouden hebben plaatsgevonden.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat indien de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen vindt dat verdachte met de heggenschaar heeft geslagen of geprikt, deze handelingen niet gekwalificeerd kunnen worden als een poging tot doodslag of een poging tot zware mishandeling. Hiertoe is vereist dat verdachte met kracht heeft geslagen en dit kan volgens de raadsvrouw niet worden vastgesteld. Verder heeft zij aangevoerd dat er geen sprake is van mishandeling, omdat aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij geen letsel heeft.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 24 juni 2018 te Utrecht [2] samen met een collega beveiliger van het ziekenhuis een patiënt naar buiten is gevolgd, omdat de man verward overkwam. De man, die nog altijd een operatiehemd droeg, kwam opeens een tuin uit met een grote heggenschaar in zijn beide handen. De man hield de heggenschaar in zijn richting. Hij zag dat de man de heggenschaar boven zijn hoofd bracht en met kracht naar beneden in de richting van zijn hoofd bracht. [slachtoffer] kon met zijn handpalmen de heggenschaar afweren. Vervolgens zag hij de heggenschaar weer met kracht op zich afkomen, richting zijn hoofd. De man heeft drie of vier keren op hem ingeslagen en gestoken met de heggenschaar. Eén van die keren hield de man de heggenschaar met de punt naar voren in zijn richting en maakte een stekende beweging richting zijn romp. Aangever kon de slagen en steken afweren. Na drie of vier keer kon hij de heggenschaar vastpakken en is hij weggerend in de richting van de slagboom waar zijn collega stond. De man keek ontzettend agressief en schreeuwde. Hij hoorde de man wel iets zeggen in de trant van “ze zitten me achterna”. Aangever heeft verklaard dat als hij de heggenschaar niet had kunnen afweren, hij zeker op zijn hoofd was geraakt. Aangever was bang dat verdachte hem zou vermoorden. [3]
Getuige [getuige] heeft op 24 juni 2018 omstreeks 07.45 uur verklaard dat hij die ochtend een man uit het ziekenhuis is gevolgd, omdat hij een vreemde indruk maakte. Nadat hij de man kort kwijt was geraakt [4] , zag hij dat er opeens een man uit de bosjes sprong. Hij zag dat de man een grote heggenschaar in zijn handen had, gericht op hem en zijn collega. De man keek wild, als een beest uit zijn ogen. [getuige] is gelijk weggerend. Toen hij [slachtoffer] hoorde schreeuwen, zag hij dat de man met de heggenschaar op [slachtoffer] insloeg en stak. Eén keer miste de man en twee of drie keer kon [slachtoffer] zich afweren. Hij hield de heggenschaar bij de handvaten vast, hij zag dat de man de schaar met twee handen boven zijn hoofd hield en met kracht in de richting van het hoofd van [slachtoffer] bracht. Verder heeft hij gezien dat de man een keer de heggenschaar voor zich hield met het knipgedeelte open, terwijl hij in de richting van [slachtoffer] stak en de schaar vlakbij hem dicht kneep. [slachtoffer] probeerde die te ontwijken en wist de heggenschaar van zijn romp af te weren. Vervolgens pakte de man de heggenschaar vast als een soort honkbalknuppel en bracht deze links boven zijn schouder en maakte een harde slag richting het hoofd van [slachtoffer] . [getuige] weet zeker dat als hij [slachtoffer] geraakt had, het hoofd van [slachtoffer] vol en met kracht zou worden geraakt. Hij denkt dat [slachtoffer] dood had kunnen zijn, als hij zich niet had kunnen afweren. [5]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij zich niet veel kan herinneren en dat hij destijds stemmen hoorde zijn hoofd. Hij kon zich bij de politie herinneren dat hij dacht dat de bewaker van het ziekenhuis bij de Marokkaanse maffia hoorde. Hij heeft zich verstopt en dacht dat hij zich moest verdedigen, toen de twee mannen kwamen aanlopen. Hij heeft toen een heggenschaar gepakt en is gaan schreeuwen. [6]
Verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij dacht dat hij achtervolgd werd. Hij kan zich herinneren dat ze kwamen aanlopen, dat hij een heggenschaar heeft gepakt en heeft geschreeuwd. Verdachte heeft verklaard dat hij doodsbang was en dacht dat zijn laatste uur had geslagen. Hij had waanbeelden. [7]
De rechtbank overweegt dat wat verdachte zich nog kan herinneren, overeenkomt met de waarnemingen van [slachtoffer] en [getuige] – dat verdachte in de war was en dat hij met een heggenschaar in zijn handen uit zijn verstopplek kwam.
Dat verdachte vervolgens meerdere keren met de heggenschaar heeft geslagen en gestoken, vindt de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen. [slachtoffer] heeft meteen na het incident aangifte gedaan en [getuige] heeft vrijwel direct daarna een verklaring afgelegd (pagina 4 en pagina 18 van het dossier). Zij hebben gedetailleerd en grotendeels gelijkluidend verklaard over wat zij hebben waargenomen. Daarom heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de waarnemingen van [getuige] .
Beiden hebben gezien dat verdachte de heggenschaar boven zijn hoofd hield en met kracht richting het hoofd van [slachtoffer] sloeg. Ook hebben zij beiden gezien dat verdachte richting de romp van [slachtoffer] stak met de heggenschaar. Verdachte heeft volgens hen drie of vier keer geslagen of gestoken.
De verklaring van verdachte dat hij dacht dat hij achtervolgd werd, dat hij zich moest verdedigen en dat hij doodsbang was, draagt bij aan de overtuiging van de rechtbank dat hij met kracht heeft geslagen. Dit blijkt ook uit de verklaringen van aangever en getuige dat hij de heggenschaar boven zijn hoofd bracht en vervolgens richting het hoofd van aangever sloeg. Dat [slachtoffer] geen zichtbaar letsel heeft, doet aan het oordeel dat verdachte met kracht heeft geslagen niet af. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij pijn had aan zijn hand [8] en moeite had met het bewegen van twee vingers [9] . Dat [slachtoffer] geen zwaarder letsel heeft, is gezien de handelingen van verdachte geluk en mogelijk dat de opleiding voor beveiliger van [slachtoffer] hieraan heeft bijgedragen, doordat hij zich op de juiste wijze wist te verweren. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de verdediging, dat verdachte niet met kracht zou hebben geslagen en gestoken. Uit de verklaringen blijkt naar het oordeel van de rechtbank juist dat verdachte hard en agressief heeft geslagen.
Tussenconclusie
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat verdachte op 24 juni 2018 te Utrecht een heggenschaar heeft getoond aan [slachtoffer] en vervolgens meermalen met kracht met een heggenschaar stekende en slaande bewegingen heeft gemaakt in de richting van het hoofd en de romp van die [slachtoffer] .
Opzet
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden, is of het handelen van verdachte gekwalificeerd kan worden als een poging tot doodslag. Hierbij is van belang of verdachte het opzet heeft gehad om [slachtoffer] te doden. De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is als een verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard of op de koop toe heeft genomen.
Verdachte heeft met een heggenschaar - een zwaar, hard en lang voorwerp met een scherpe stalen punt - richting het hoofd van [slachtoffer] geslagen. Ook heeft hij hiermee richting de romp gestoken. Het is algemeen bekend dat ernstige verwondingen aan de vitale delen van het lichaam, zoals die zich in het bovenlichaam en het hoofd bevinden, de dood tot gevolg kunnen hebben. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat het geweld dat door verdachte is toegepast, als dat het slachtoffer daadwerkelijk op zijn hoofd en romp zou hebben getroffen, dodelijk had kunnen zijn.
De rechtbank is verder van oordeel dat het meerdere keren, met kracht, met een hard en lang voorwerp met een scherpe stalen punt, richting het hoofd slaan, een gedraging is die zozeer is gericht op het intreden van de dood, dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [slachtoffer] op die manier zou dodelijk zou verwonden. Dat verdachte deze kans ook bewust heeft aanvaard, blijkt niet alleen uit de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen, maar ook uit het feit dat verdachte heeft verklaard dat hij doodsbang was en dacht dat hij zich moest verdedigen. De rechtbank vindt dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden.
Dit leidt ertoe dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag is bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op of omstreeks 24 juni 2018 te Utrecht
, in ieder geval in Nederland, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven:
- een heggenschaar
en/of knipschaarheeft getoond aan die [slachtoffer] en
/of
- die [slachtoffer] met een heggenschaar en/of knipschaar in zijn handen heeft achtervolgd en/ofmeermalen,
in ieder geval éénmaal (met kracht
)met een heggenschaar
en/of knipschaarstekende en slaande
en/of prikkendebewegingen heeft gemaakt in de richting van het hoofd,
de borsten
/ofde romp
, althans het lichaamvan die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte niet gemotiveerd is voor een klinische behandeling en dat het daarom niet zinvol is om deze als bijzondere voorwaarde op te leggen. Gezien de ernst van het feit, dat tegen het leven is gericht, is enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om rekening te houden met het feit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het tenlastegelegde en niet eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld. De raadsvrouw heeft gevraagd een gevangenisstraf op te leggen waarvan de duur van het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en daarnaast een voorwaardelijk deel. Zij heeft verzocht om als bijzondere voorwaarde ambulante behandeling op te leggen, met eventueel een korte klinische opname voor de duur van zeven weken. Er is sprake van een ernstige verslaving, maar verdachte beseft dit en hij heeft al eerder de tools en vaardigheden die hij nodig heeft om af te kicken geleerd in een kliniek in Zuid-Afrika. Verdachte staat open voor ambulante behandeling en wil ook hulp op andere levensgebieden. Verder heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte ambivalent is ten aanzien van een klinische behandeling en denkt dat hij (minstens) zo goed geholpen is, indien hij direct zijn leven weer kan opbouwen. Bovendien is er geen opnamedatum bekend en een langere gevangenisstraf is niet passend bij de ernst van het feit.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft ook gelet op de persoon en de omstandigheden van verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 26 oktober 2018;
- een voorlichtingsrapportage van Iriszorg, gedateerd 14 november 2018;
- een multidisciplinair Pro Justita rapport van dr. [getuige] , klinisch psycholoog en klinisch neuropsycholoog, gedateerd 3 november 2018 en van dr. [naam] , psychiater en psychoanalyticus, gedateerd 27 november 2018.
Verdachte heeft na dagenlang drugsgebruik waanbeelden ontwikkeld. Hij dacht dat hij door de Marokkaanse maffia werd achtervolgd, terwijl dit in feite twee bezorgde beveiligers van het ziekenhuis waren. Verdachte heeft één van de beveiligers met een grote heggenschaar aangevallen. Dit is buitengewoon angstig geweest voor het slachtoffer. Ter terechtzitting is in de slachtofferverklaring tot uitdrukking gekomen wat de (psychische) gevolgen voor het slachtoffer zijn geweest. De rechtbank is van oordeel dat het slachtoffer terecht angstig is geweest, omdat hij voor zijn leven moest vrezen. Het slaan met een grote, zware heggenschaar met bovendien een scherpe stalen punt had de dood van het slachtoffer tot gevolg kunnen hebben. Gelukkig voor alle betrokkenen heeft het slachtoffer zich adequaat kunnen verweren en is hij er met enkel een gekneusde hand vanaf gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat dit een zeer ernstig feit is en acht in ieder geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.
De deskundigen hebben gerapporteerd dat er sprake is van een ziekelijke stoornis der geestvermogens in de vorm van een ernstige stoornis in het gebruik van GHB en speed. Daarnaast is er sprake van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met vooral vermijdende en afhankelijke trekken. De psycholoog heeft gerapporteerd dat het gedragsbeeld van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde als volgt is te duiden: “betrokkene is waarschijnlijk floride psychotisch ten gevolge van een intoxicatie van zowel een stimulantium als een hypnoticum (door het gecombineerd gebruik van GHB en speed) en ontwikkelt in Utrecht waanachtige beelden dat hij belaagd en achtervolgd wordt door Marokkaanse mannen. (…) Dit leidt tot het incident dat betrokkene om zich te verdedigen tegen zijn vermeende belagers hen aanvalt met hetgeen hem voor handen komt: een snoeischaar die hij toevallig gevonden heeft.” De psychiater heeft gerapporteerd dat de psychose zowel uit het gebruik van middelen als de onthouding daarvan kan zijn ontstaan, te weten een onthoudingsdelier. Ook de psychiater is van mening dat dit ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig was.
Gezien het voorgaande adviseren de psycholoog en de psychiater om het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank kan zich vinden in deze adviezen en neemt deze over.
De rechtbank begrijpt het standpunt van de officier van justitie dat voor een klinische behandeling motivatie vereist is. Maar het recidiverisico is hoog en volgens de deskundigen is een klinische behandeling noodzakelijk om dit te verminderen. De rechtbank is op basis van deze adviezen, gezien de ernst van een GHB verslaving in het algemeen en in het geval van verdachte in het bijzonder én gezien het feit dat verdachte al eerder is teruggevallen, van oordeel dat een klinische behandeling noodzakelijk is. Ook in het feit dat verdachte nog jong is en zijn leven nog voor zich heeft en de rechtbank niet weet wat de behandeling in Zuid-Afrika precies inhield, ziet de rechtbank reden om een langdurige klinische behandeling als bijzondere voorwaarde op te leggen. Het is de bedoeling van de rechtbank dat verdachte deze klinische behandeling in aansluiting op de op te leggen gevangenisstraf zal ondergaan.
Verder acht de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte bij een terugval in drugsgebruik kortdurend klinisch kan worden opgenomen. De rechtbank zal daarom als bijzondere voorwaarde opleggen dat verdachte binnen een half jaar na het afronden van de langdurige klinische behandeling, indien naar het oordeel van de ambulante zorginstelling in overleg met de reclassering van een crisissituatie sprake is, éénmalig voor de maximale duur van 7 weken klinisch kan worden opgenomen. Verdachte heeft ter zitting verklaard hier mee in te stemmen.
In dit verband overweegt de rechtbank dat de crisisopname vrijheidsbenemend is en daarom alleen door de rechter kan worden opgelegd. In dit geval staat nog niet vast of, wanneer en waar deze opname zal plaatsvinden. Het karakter van een crisisopname verzet zich tegen een dergelijke concretisering op voorhand. Maar nu de maximale duur van de opname door de rechtbank wordt vastgesteld, de gevallen waarin de reclassering op deze voorwaarde een beroep kan doen voldoende helder zijn en het overduidelijk het belang van verdachte dient en verdachte hiermee heeft ingestemd, zal de rechtbank ook deze bijzondere voorwaarde aan verdachte opleggen, echter onder de bepaling dat die opname slechts één keer kan plaatsvinden binnen een half jaar na de langdurige klinische opname. Anders wordt immers de totale opnameduur alsnog door een ander dan de rechter bepaald. Mocht na een dergelijke opname alsnog een extra opname nodig zijn, dan zal daarvoor eerst de weg van een wijziging van de bijzondere voorwaarden, bedoeld in artikel 14f, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, bewandeld moeten worden.
De rechtbank zal ook de overige geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen.
Alles overwegende vindt de rechtbank gezien de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk passend en geboden. Als bijzondere voorwaarden vindt de rechtbank een langdurige klinische opname van maximaal 12 maanden, met aansluitend ambulante behandeling (met mogelijkheid tot een crisisopname), begeleid wonen en een meldplicht noodzakelijk. Ook vindt de rechtbank een drugsverbod en controle hierop noodzakelijk, zodat de reclassering het drugsgebruik van verdachte kan monitoren en kan ingrijpen indien dit nodig wordt geacht.
Ten aanzien van het beslag
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de heggenschaar aan de rechthebbende.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.646,44 aan materiële en immateriële schade en proceskosten ten bedrage van
€ 26,20.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot een bedrag van € 1.646,44, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 26 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij deels niet-ontvankelijk te verklaren. Zij heeft aangevoerd dat er geen rechtstreeks verband is tussen het handelen van verdachte en het annuleren van de vakantie van de benadeelde partij. Verder heeft zij verzocht om de gevorderde immateriële schadevergoeding te matigen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering voldoende is onderbouwd en dat er sprake is van een rechtstreeks verband tussen het bewezenverklaarde feit en de verschillende schadeposten. Ten aanzien van de geannuleerde vakantie overweegt de rechtbank dat [slachtoffer] op advies van zijn psycholoog zijn vakantie heeft geannuleerd. Dit omdat hij als gevolg van het handelen van verdachte een acute stressstoornis heeft ontwikkeld.
De rechtbank vindt de gevorderde immateriële schadevergoeding redelijk, gezien het letsel aan zijn hand en met name de psychische gevolgen voor [slachtoffer] . De rechtbank zal daarom de immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 800,-.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 24 juni 2018.
De benadeelde partij heeft verder de proceskosten gevorderd ten bedrage van € 26,20, bestaande uit parkeerkosten. De rechtbank vindt ook deze vordering toewijsbaar.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij. De gevorderde en toegewezen vergoeding voor proceskosten is daar niet bij inbegrepen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
8 (acht) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij Iriszorg op het adres Nieuwe Oeverstraat 65, 6811JB te Arnhem (telefoonnummer 088-6061311) en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht. Huisbezoeken kunnen deel uitmaken van het reclasseringstoezicht;
- zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek, zolang en voor zover de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende maximaal 12 maanden tijdens de proeftijd, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, zal laten opnemen in Radix Forensische Psychiatrische Afdeling/Forensische Verslavings Afdeling, althans een soortgelijke intramurale instelling, zulks te bepalen door het NIFP/IFZ, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- na de intramurale opname en gedurende de resterende proeftijd, indien en voor zover reclassering dat nodig acht, zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, een RIBW of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan de huisregels en het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- zich in de periode na de intramurale opname ambulant zal laten behandelen bij Iriszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, indien en voor zover de reclassering dit nodig acht, waarbij verdachte zich zal houden aan de huisregels en aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar worden gegeven. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij terugval in middelengebruik of overmatig middelengebruik kan veroordeelde worden verplicht tot een eenmalige klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken ten behoeve van crisisbestrijding, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek binnen het ambulante behandeltraject, indien de reclassering dit in overleg met de zorgverlener binnen 6 maanden na de intramurale opname noodzakelijk acht;
- geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast de
teruggavevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan de rechthebbende, te weten: een heggenschaar met goednummer PL0900-2018180184-2216987.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde feit tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 1.646,44 (zestienhonderdzesenveertig euro en vierenveertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 26,20 (zesentwintig euro en twintig cent);
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag
te betalen van € 1.646,44 (zestienhonderdzesenveertig euro en vierenveertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2018, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 26 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Boot (voorzitter), mr. J.M. Klep en mr. G. Noordraven, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Langstraat, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 december 2018.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Midden-Nederland, district Stad-Utrecht, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0900-2018180184, gesloten op 26 juni 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 4.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 5.
4.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 18.
5.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 19.
6.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 42.
7.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte in het kader van de vordering tot inbewaringstelling, p. 1.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 6.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 22.