ECLI:NL:RBGEL:2018:5616

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 november 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
NL18.5559
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadestaatprocedure en onterecht digitaal aangebrachte proceshandelingen in civiele rechtszaak

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is op 30 november 2018 een vonnis gewezen in de schadestaatprocedure tussen een besloten vennootschap, gevestigd te Harderwijk, en de Gemeente Maasdriel. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.M. Ubink, had de procedure ten onrechte digitaal aangebracht, terwijl de zaak had moeten worden ingeleid met een exploot van dagvaarding. De rechtbank oordeelde dat de proceshandelingen die reeds verricht waren, geldig bleven, ondanks de onjuiste procedurele aanpak. De rechtbank heeft de zaak in het juiste spoor gezet door deze opnieuw op de rol in te schrijven, waarbij partijen instemden met deze gang van zaken. De rechtbank benadrukte dat na dit vonnis de communicatie met de rechtbank niet meer via digitale systemen mocht plaatsvinden, maar via de rolgriffie. De zaak zal verder worden behandeld volgens de regels van de dagvaardingsprocedure, en partijen zijn verplicht om aanwezig te zijn bij de zitting op 6 maart 2019, waar zij inlichtingen moeten geven en een minnelijke regeling moeten beproeven. De rechtbank heeft de verdere beslissingen aangehouden, en het vonnis is openbaar uitgesproken op 30 november 2018.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer: NL18.5559
Vonnis van 30 november 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te Harderwijk,
eiseres, hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat mr. A.M. Ubink te Zwolle,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE MAASDRIEL,
zetelend te Kerkdriel,
verweerster, hierna te noemen: de gemeente,
advocaat mr. T. van der Valk te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de procesinleiding
- het verweerschrift
- de uitnodiging voor de mondelinge behandeling
- het bericht van de rechtbank van 1 november 2018
- de berichten van de gemeente van 9 november 2018
- het bericht van [eiseres] van 13 november 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Deze zaak betreft de tenuitvoerlegging van een veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat in de zin van art. 613 Rv. Een dergelijke procedure is in de aanhef van art. II van het inwerkingtredingsbesluit (Stb. 2017, 174) uitgezonderd van de inwerkingtreding van, kort gezegd, het KEI-procesrecht. De zaak is dan ook ten onrechte met een procesinleiding ingeleid en verder behandeld op basis van dit procesrecht. De zaak had met een exploot van dagvaarding moeten worden ingeleid en had verder op de rol volgens de regels van de dagvaardingsprocedure moeten verlopen.
2.2.
De rechtbank zal de zaak nu in het juiste spoor zetten door de zaak in de stand waarin deze zich bevindt op de rol in te schrijven. Partijen hebben desgevraagd aangegeven hier mee in te kunnen stemmen. . Het oproepingsbericht wordt aangemerkt als exploot van dagvaarding, het verweerschrift als conclusie van antwoord en de reeds bepaalde mondelinge behandeling als comparitie van partijen in de zin van art. 87 en 88 Rv (oud). Na dit vonnis dienen partijen met de rechtbank te communiceren via de rol(griffie) en niet meer via Mijn Rechtspraak of het Aansluitpunt Rechtspraak. Dossieropbouw via deze systemen wordt beëindigd. De stukken in het digitale dossier blijven nog 12 maanden digitaal toegankelijk en worden daarna gearchiveerd. De partijen dienen zelf ervoor te zorgen dat zij zonder gebruikmaking van Mijn Rechtspraak of het Aansluitpunt Rechtspraak kunnen beschikken over het tot op heden opgebouwde digitale dossier.
2.3.
In aanvulling op en in afwijking van de uitnodiging voor de mondelinge behandeling wijst de rechtbank nog op het volgende.
2.4.
De rechtbank kan uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - maken die zij geraden zal achten.
2.5.
In beginsel wordt ter comparitie aan de raadslieden van partijen de gelegenheid geboden de juridische standpunten van partijen nader toe te lichten. Daarbij mag gebruik worden gemaakt van beknopte spreekaantekeningen. Uitgebreide mondelinge en schriftelijke uiteenzettingen zullen echter niet worden toegestaan. Van de verklaringen ter zitting zullen geen ondertekende weergaven in het proces-verbaal worden opgenomen. Naast een verkort proces-verbaal worden de griffiersaantekeningen in het dossier bewaard.
Een agenda voor de behandeling zal niet worden opgesteld.
2.6.
Een partij die bij gelegenheid van de comparitie nog een proceshandeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, zendt uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties aan de rechtbank en aan de wederpartij toe.
2.7.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat de zaak in de stand waarin deze zich bevindt zal worden ingeschreven op de rol van
12 december 2018,
3.2.
bepaalt dat het rechtbankdossier wordt gevormd door een door de griffier te maken afdruk van het huidige digitale dossier,
3.3.
bepaalt dat de procedure zal worden vervolgd volgens de regels van de dagvaardingsprocedure zoals die thans gelden voor andere rechtbanken dan Gelderland en Midden-Nederland, waaronder de voorschriften uit het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken,
3.4.
verstaat dat een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, is bevolen voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mrs. R.J.J. van Acht, G.J. Meijer en J.M.J.M. Doon in het gerechtsgebouw te Arnhem aan Walburgstraat 2 - 4 op
woensdag 6 maart 2019van
09:00tot
12:00uur,
3.5.
bepaalt dat de partijen dan vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen,
3.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. R.J.J. van Acht, G.J. Meijer en J.M.J.M. Doon en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2018.